Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 274 van 1166

...  262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287  ...
[5] Vrienden en beste broeders! Dat moest mij toch wel wat merkwaardig voorkomen en mij werkelijk in hoge mate verrassen! Hoe kon die jongeman een geheim kennen, dat zo ver hier vandaan in de donkerste hoek van mijn hut verborgen lag?
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Vrienden en broeders, om dat te weten is er meer nodig dan alle wijsheid van alle mensen! Voor mij zou dat al een overtuigend bewijs geweest zijn omdat ik wel in staat ben om te begrijpen wat een mens in het uitzonderlijkste geval als toppunt van wijsheid mogelijkerwijs kan weten! Maar, nadat hij een wenk had ontvangen van die Heer daar aan de tafel, liet de jongeman het daar niet bij, want hij vroeg mij of ik het niet wenselijk zou vinden als hij de bewuste vondst uit mijn hut in Nouabia hier bij mij zou brengen! Dit aanbod moest me dan toch wel uitermate verrassen, en ik nam het aanbod van de aanvallige jongen aan.
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Nu zullen jullie denken dat de jongen mij toen een tijd liet wachten? O, helemaal niet! Op datzelfde ogenblik overhandigde hij mij eerst de steen en meteen daarop afzonderlijk ook nog de pompoenschaal, waarmee de prachtige vondst in de donkerste en verste hoek van mijn hut was toegedekt, en ik kreeg er een duidelijke uitleg bij waar deze zeer mooie steen vandaan kwam!
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Hoe sterkte ons het getuigenis van de overste, waaruit naar voren kwam dat Moisez tenslotte toch nog de rug van de oereeuwige godheid gezien had, ook al straalde zijn gezicht door het onbeschrijfelijk grote licht zeven jaar lang zoveel licht uit, dat geen mens er naar kon kijken zonder verblind te worden, zodat de wijze daarom gedurende die lange tijd zijn gezicht met een driedubbele doek bedekt moest houden. O, dit verhaal van de overste heeft ons erg opgebeurd, omdat wij ons daardoor de mogelijkheid van een God als persoonlijk wezen begonnen voor te stellen! Sindsdien begonnen wij de allerhoogste God pas lief te hebben en tengevolge van die liefde heb ik dan ook ongetwijfeld mijn zeven visioenen gekregen als uitnodiging om hierheen te komen, zonder welke wij anders nooit hierheen gekomen zouden zijn.
Hoofdstuk 194: Oubratouvishar en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Denk eraan hoe nadrukkelijk de overste ons heeft gewaarschuwd voor zulke corrupte charlatans en magiërs, zoals hij ze noemde! Een mens wiens toverkunst ook nog gepaard ging met zedelijke wijsheid, zou, zoals de overste dat zei, zichzelf met het grootste gemak tot heerser van de aardse mensen en uiteindelijk zelfs tot god maken, -en deze mens lijkt ons tot op heden daarvoor rijkelijk veel aanleg te hebben! Daarom moeten we hier bijzonder op onze hoede zijn en bewijzen verlangen die in alle opzichten geschikt zijn om de komende, zeer belangrijke zaak het nodige licht te geven! Want hoe groter, heiliger en belangrijker en zaak is of schijnt te worden, des te meer moet daarbij alle lichtzinnigheid vermeden worden!
Hoofdstuk 195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] De AANVOERDER zegt: "Goed, luister dan nog een keer naar mij: Jullie kennen allen mijn laatste vondst in een kloof vol rolstenen. Die vondst wilde ik bij ons vertrek hierheen meenemen en in Memphis aan de overste ten geschenke geven, wat hij beslist erg op prijs gesteld zou hebben; maar in de haast vergat ik hem helemaal en ik dacht er pas later aan, en de vondst bleef daarom goed in linnen gewikkeld in mijn hut in een hoek, toegedekt met de schaal van een pompoen. Toen ik hier bewijzen vroeg voor en vanwege datgene waarvoor jullie die nu ook van mij verlangen, herinnerde die aanvallige jongeling mij aan mijn vondst die ik thuis vergeten had en hij zei mij precies waar en wanneer ik de prachtige steen gevonden had, waar ik hem in de hut verstopt had en wie ik hem ten geschenke wilde geven.
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Opdat jullie mij echter niet van lichtgelovigheid verdenken of mij daar zelfs van beschuldigen, moeten jullie zelf allemaal deze steen en deze pompoenschaal bekijken om vast te stellen of die niet dezelfde zijn die ik jullie thuis heb laten zien! En mijn dienaar hier weet ook waar ik hem in mijn hut bewaard heb en hoe! Wat zeggen jullie nu? Kan een van de beroemdste magiërs uit Cahirou (Kahi roug: van Kahi, een van de grootste stieren uit deze streek; hoorn, dat heilig was) dat ook? - Ik heb nu gesproken, nu zijn jullie weer aan de beurt!"
Hoofdstuk 196: Oubratouvishar probeert zijn mensen van Jezus' goddelijkheid te overtuigen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Dat hij al vanouds een sterke aanhanger van Plato was, weet ik. Als zoon van een zeer vooraanstaande familie in Rome en rijk als Croesus, is hij reeds in zijn jeugd met de Griekse en Egyptische filosofen zeer bevriend geraakten heeft hij Egypte gekozen als het belangrijkste onderwerp van al zijn studies. Ongeveer tien jaar heeft hij in het land der oude wijsheid doorgebracht en zich daar in alles in laten wijden. Met een geleidebrief van mijn broeder, Caesar Augustus, in de hand, moesten hem alle mysteriën van begin tot eind getoond worden, en zo kwam hij aan zijn huidige wijsheid. En omdat hij zo door en door thuis was in alle Egyptische aangelegenheden, plaatste Augustus hem als een meer burgerlijke dan militaire overste naar Memphis over in Opper-Egypte. Er liggen wel wat militairen in Memphis waarover onze Justus Platonicus het bevel heeft, maar een veldheer is hij daarom nog niet.
Hoofdstuk 197: Geestelijke voor en nadelen van de zwarten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Dat hij een groot geleerde is, weet ik; maar dat hij nu ook een wijze en een echte priester is geworden, wist ik natuurlijk niet! Ik moet hem nu echter meer in gedachte houden, want door zijn inspanning voor de Moren heeft hij zich voor mij heel verdienstelijk gemaakt. Het zou hem erg veel plezier doen als hij hier was! Wat denkt U eigenlijk over mijn Justus Platonicus? Hoe is zijnen ook mijn verhouding als heiden ten opzichte van het rijk van God op aarde?"
Hoofdstuk 197: Geestelijke voor en nadelen van de zwarten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Zij kunnen Gods oneindigheid onmogelijk combineren met Mijn persoonlijkheid; maar als ze eenmaal goed voorbereid zijn, zal het ons heel gemakkelijk en snel lukken het hun bij te brengen! Intussen bewerkt hun aanvoerder hen vanwege de tegen hem opgevatte verdenking van bedrog met betrekking tot het wonder, wat ook goed is, want als iemand een ongegronde verdachtmaking uit over een echt wonder, dan moet hij daarvoor inderdaad ook een heel behoorlijke straf met de roede krijgen! Hoe meer deze zwarten nu met woorden getuchtigd en gedeemoedigd worden, des te standvastiger en gemakkelijker zullen zij dan voor ons voor altijd blijven!"
Hoofdstuk 198: De verschillen in klimaten en rassen op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Het is echter allang bekend, dat mensen die iets gemakkelijk aanvaarden zonder eerst behoorlijk flink beproefd te zijn, de gemakkelijk aanvaarde en begrepen zaak ook heel gemakkelijk en snel weer laten varen, terwijl mensen die in zekere zin door louter porren en een harde aanpak een les leren aanvaarden en begrijpen, deze dan niet zo gemakkelijk ooit weer vergeten.
Hoofdstuk 199: Over langzaam en snel begrip van de waarheidsleer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Wie eenmaal Mijn woord heeft, moet het behouden en daar standvastig in blijven, niet alleen door het kennen van Mijn woord, maar voornamelijk door het doen en handelen volgens Mijn woord; want alle kennis en geloof zonder daarnaar te handelen, heeft vrijwel geen betekenis en kan voor het leven geen waarde hebben!
Hoofdstuk 199: Over langzaam en snel begrip van de waarheidsleer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Deze zwarte mensensoort heeft de eigenschap een leer of gewoonte gedurende duizend en ook wel meer jaren helemaal kernzuiver te bewaren, dus precies zoals zij die in het begin gekregen heeft. Zij zullen niets weglaten en zeker niets toevoegen; maar dat alles wil niet zeggen dat zij als mensen voortreffelijker zouden zijn dan jullie blanken, zij staan echter als nakomelingen van Kaïn op een lager ontwikkelingsniveau en kunnen slechts heel moeilijk het kindschap van God bereiken omdat zij eigenlijk planeetmensen zijn die zuiver tot deze aarde behoren. Zij zijn pure schepsels van deze aarde, begaafd met intellect, verstand en geweten, maar met minder vrije wil dan jullie als blanke mensen.
Hoofdstuk 197: Geestelijke voor en nadelen van de zwarten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Je ziet dus dat volgens Mijn orde de ene noodzaak de andere met zich meebrengt en dat op deze aarde een gelijke temperatuur van pool tot pool onmogelijk is, maar dat het anderzijds toch noodzakelijk is dat de gehele aarde zoveel mogelijk helemaal bewoond is, opdat de uit de voorafgaande schepsels voortgekomen en vrijer geworden zielen in een lichaam kunnen incarneren dat met hun aard overeenkomt. Wat blijft er dan anders over dan de hete streken van de aarde te bevolken met mensen die een dusdanig lichaam hebben, dat het zo'n heet klimaat goed kan verdragen, en streken met een koud klimaat met mensen die in staat zijn wat voor koude streken dan ook te bewonen en enigermate te cultiveren.
Hoofdstuk 198: De verschillen in klimaten en rassen op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Ook lijkt hij op een knecht die twee heren, welke elkaars vijand zijn, wil dienen. Zal hij zijn werk bij de twee elkaar vijandige heren goed kunnen doen? Zal hij beiden, al is het maar schijnbaar, kunnen liefhebben? Maar wat voor gezicht zullen de beide heren trekken als zij merken, dat de dubbele knecht ieder van de twee heren op gelijke wijze is toegedaan? Zal niet zowel de een als de ander tegen de knecht zeggen: 'Ei, jij schalkse dienaar, hoe kun jij mijn ergste vijand net zo liefhebben als mij?! Dien mij alleen, of verdwijn uit mijn dienst!' Want niemand kan naar waarheid twee heren dienen; hij moet de een dulden en de ander verachten. En zie, zo'n lichtzinnige en schalkse knecht zal dan door beide heren direct ontslagen worden en dan niet makkelijk meer bij een derde in dienst worden genomen, en dan zal hij tussen twee stoelen op de grond zitten.
Hoofdstuk 199: Over langzaam en snel begrip van de waarheidsleer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287  ...