5587 resultaten - Pagina 274 van 373
... 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 ...
[1] In de voorhof aangekomen dankten allen de Heer uit de diepste grond van hun hart en loofden Zijn onuitsprekelijke goedheid; en Ohlad sloot de tempel weer en ging met Danel en de tien ministers naar de achtennegentig en verkondigde aan hen de wil van de Heer.Hoofdstuk 187: De zegening van de achtennegentig boden. Het weeklagen van de vrouwen en de geruststellende woorden van een van de tien boden. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[9] Na deze triomftocht, waarvan de indrukwekkende, rijke pracht al het tot op heden denkbare ver overtrof, begaf Ohlad zich met de tien ministers en met de andere negenennegentig naar de tempel en bracht de Heer eerst in zijn hart een werkelijk levend dankoffer.
Hoofdstuk 188: Het driejarige zendingswerk van de negenennegentig boden. De grote triomfboog uit dank. De terechtwijzing van de Heer. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[10] En zo greep de afgoderij ook steeds meer om zich heen, want de mensen aanbaden nu de gedenkplaten van Jehova en niet meer Mij in hun hart.
Hoofdstuk 190: Het handhaven van de orde in Hanoch tot de dood van Ohlad en de tien ministers. Ohlads zoon Dronel als koning en zijn morren tegen de Heer. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] Mijn eerstgeboren zoon Kinkar is een krachtig man en heeft hoofd en hart op de juiste plaats; aan hem draag ik de scepter, de kroon en de troon over, en de heerlijkheid in de tempel leg ik met mijn handen in zijn handen! Doet U ook hetzelfde, Heer!
Hoofdstuk 191: Dronels zoon Kinkar neemt de regering over. De woorden tot de Heer bij Dronels afreden. Het antwoord van de Heer. De valse eed van Kinkar. De gevaren van het naturalisme. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[12] Want politiek is de vrucht van het wantrouwen, het wantrouwen de vrucht van een verdorven hart, en het verdorven hart is het werk van de Satan, in wie geen liefde is. Daarom staat politiek gelijk met de hel; want die bestaat uit totaal doortrapte politiek, en de Satan zelf is de grootmeester van alle politiek.
Hoofdstuk 199: De weerstand van de priesterkaste tegen de benoeming van Japells tweede zoon als koning. De dood van koning Japell Het wezen van de politiek. De nieuwe schijnkoning. De tweede zoon van Japell bij Noach op de hoogte. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Dat ergerde de tien, zodat zij op een dag naar de hogepriesters gingen, waar zij met veel lof werden ontvangen. Toen hen door de opperpriesters werd gevraagd wat zij op hun hart hadden, antwoordden zij:
Hoofdstuk 216: De succesvolle list van de tien legeraanvoerders om zich van de spionnen van de opperpriesters te bevrijden. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] De bode zei wel: 'Ieder mens heeft in zijn hart een dergelijke maatstaf, die hem precies zegt of hij God meer liefheeft of de wereld - of hij zijn eigen kracht meer vertrouwt dan de goddelijke!'
Hoofdstuk 220: De boeteboden van Noach bij de bewoners van het hoogland en de Hanochieten; hun succes en hun noodlot. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[4] Bij het vertrek drukten de opperpriesters hem zeer nadrukkelijk op het hart dat hij zijn eed van trouw steeds in gedachten moest houden.
Hoofdstuk 223: De eerste diplomatieke onderneming tegen de hooglanders. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Maar in het hoofd alsook in het hart van die ene onderpriester zag het er heel anders uit dan hij naar buiten toonde, want hij had de zaak als volgt opgezet:
Hoofdstuk 223: De eerste diplomatieke onderneming tegen de hooglanders. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[10] Op deze zeer scherpe uitspraak wierpen de smekende hogepriesters dadelijk hun dolken weg en openden de zaal waarin zojuist de geheel in het goud geklede koning de troon besteeg om hen daar te ontvangen en om hun te vragen wat zij op hun hart hadden.
Hoofdstuk 237: De opperpriestergeneraal in de burcht van de schijnkoning. De bloedige onderwerping van de hogepriesters en de onttroning van de schijnkoning. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] De belemmering van de maag is gevoeliger dan die van het hart! Met het meest ellendige geweten kun je altijd nog leven, maar met een lege maag niet! Daarom susten wij ook ons hart om zo iets voor de maag te krijgen! En jij als onderpriester moest hetzelfde doen omdat het dagelijks vullen van je maag toch onmogelijk - evenals bij ons - verzuimd kon worden!
Hoofdstuk 238: Het verhoor van de dertig hogepriesters door de generaal en hun begenadiging. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] Toen ze beiden bij de koning aankwamen werd de bode eveneens met de grootste eer door de koning zelf ontvangen en pas toen werd hem hoffelijk gevraagd wat hem op het hart lag.
Hoofdstuk 254: De bode van Noach voor koning Gurat. Het verleiden van de bode en zijn besluit in Hanoch te blijven. De wens en het vurig verlangen van de bode naar zijn zuster. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[9] Toen Waltar die woorden van zijn zeer geliefde zuster vernam, zei hij verontwaardigd: 'Niet zegenen, maar vervloeken zal ik je in mijn hart, omdat jouw liefde tot mij, die voor jou in de dood gegaan zou zijn, zo gemakkelijk uit te doven is! -
Hoofdstuk 256: Gurat maakt Agla het hof. De verklaring van de teleurgestelde Waltar aan zijn zuster en aan de koning. Agla verstaat de vrouwelijke kunst om Waltars liefde te beproeven. De bedrogen Waltar. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[12] Ik zegen haar daarom voor jou; maar in mijn hart is zij vervloekt! - Laat mij nu weer naar de hoogte trekken om daar mijn leed te bewenen!'
Hoofdstuk 256: Gurat maakt Agla het hof. De verklaring van de teleurgestelde Waltar aan zijn zuster en aan de koning. Agla verstaat de vrouwelijke kunst om Waltars liefde te beproeven. De bedrogen Waltar. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[1] Maar toen Agla thuis in het paleis van Gurat zag wat haar broer had gedaan, werd haar hart vervuld van toorn en begeerde zij des te meer de hand van Gurat en de kroon, ten einde zich als koningin en medeheerseres van het grote rijk op haar broer te kunnen wreken en in het bijzonder op de godinnen van de schoonheid.
Hoofdstuk 258: Agla's heerszucht als koningin van Hanoch en haar wraak op Waltar. Waltars vlucht en dood. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)