Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 275 van 1088

...  263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288  ...
[2] Maar IK zei tegen hem: 'Laat dat, want Mij is niets onbekend! Pas op datje niet liegt! Om dat te voorkomen, moet je je mond houden; want als je wat zegt, is ruim de helft ervan onwaar!'
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] DE WAARD zei: 'Nee, Heer en Meester, al zouden er nog zoveel leerlingen van U tientallen jaren hier in mijn herberg zijn, dan hoefde toch niemand mij nauwelijks een stater te betalen! Want Ik sta immers, o Heer , zo diep bij U in de schuld, dat ik U zelfs met goudklompen zo groot als een berg nooit zou kunnen betalen wat ik U schuldig ben. Denk eens aan de visvangst, dan het wonderbare dichten van het grote gat en tenslotte zelfs het opnieuw levend maken van mijn liefste kind! Met welke schatten ter wereld zou zoiets nu naar behoren betaald kunnen worden?!'
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] IK zei: 'Dat de door jullie genoemde landen licht nodig hebben, en vooral Judea, dat het meest ontaard is, dat weet Ik; maar Ik ga daar nu toch niet heen, omdat men Mij daar het meest naar het leven staat. (Joh. 7, 1) Weliswaar kan niemand Mij vóór Mijn vastgestelde tijd grijpen, waarvan Ik jullie al een aantal bewijzen geleverd heb, - maar Ik wil door Mijn aanwezigheid het volk van Juda niet ook nog kwader maken dan het al is. De andere landen zijn echter voor Mij nog te weinig rijp, en daarom zullen we toch in Galilea blijven en hier het licht nog meer ontsteken. ,
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Ik bleef ongeveer zeven dagen in Kana in Galilea, en Mijn leerlingen predikten het evangelie aan het volk. Na zeven dagen gingen we echter verder, nadat wij eerst veel goeds verricht hadden. Veel mensen begeleidden ons vanuit Kana nog een heel eind en keerden getroost weer naar huis terug.
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Vandaar gingen wij naar de noordelijkste grenzen van Galilea, waar wij nog niet eerder waren geweest. Daar troffen wij veel heidenen aan, die erg bijgelovig waren en veel verwachtten van allerlei amuletten. Zij bekeken ons dan ook heel verwonderd en konden niet begrijpen dat wij zonder zulke beschermmiddelen durfden te reizen. Toen wij hun andere bewijzen van onze innerlijke krachten gingen geven, vielen zij op hun aangezicht; want zij hielden ons voor goden van de Olympus en durfden ons niet aan te kijken. Pas na langer praten en overreden begonnen zij ons weer voor mensen te houden en daarna was het pas mogelijk ons beter aan hen bekend te maken.
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Opdat de lezer zich gemakkelijker kan oriënteren over de plaats waar deze amuletheidenen zich bevonden, moet hij op de landkaart kijken en dan zal hij in Klein-Azië een streek vinden, die Capadocië (Cai pa dou ceio ? = Wat willen deze hier?) heet. Daar aan de zuidgrens lag een stad met de naam Melite (Mei liete! = heb of tel de jaren!) Deze naam kreeg de stad van een jonge koning, die weliswaar wijs en dapper was, -maar die, toen de oude koning stierf, meteen de troon wilde bestijgen. In de raad van oudsten van het volk bleek echter dat de zoon nog niet de vereiste leeftijd had, en men zei tegen hem: 'Mei liete!' = 'Heb de jaren!' Toen werd de zoon kwaad, trok met enige dappere strijders naar het oosten, veroverde de bovengenoemde streek Capadocië bij de reeds eerder veroverde streek Cilicia (Ci lei cia = Als zij maar wil), en bouwde daar een stad en gaf haar de triomferende naam Mei liete nei (Grieks: Melitene = Heb de jaren niet), waarmee hij de raad der oudsten zeggen wilde: 'Kijk maar eens of ik niet oud genoeg ben!'
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] 'Wel, allemaal handelaars! Daar zullen wij voor onze zaak weinig bereiken!', dachten de leerlingen bij zichzelf, en EEN VAN DE OUDSTE NIEUWE LEERLINGEN zei tegen Mij, toen wij aan de oever van de rivier naar de bedrijvigheid van de mensen keken: 'Heer, deze plaatsen horen toch niet meer bij Galilea en toch bent U er naartoe gereisd, hoewel U alleen maar in Galilea rond wilde trekken! Hoe kwam dat, en hoe moeten wij dat begrijpen?'
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] ALLEN zeiden: 'Heer, dat begrijpen we nu heel goed omdat het naar waarheid zo is! Maar nu is het de vraag wat wij hier zullen doen. De huidige dag loopt al ten einde en we hebben nog geen onderdak. Ook onze mondvoorraad is helemaal op. Daarom vragen wij U, o Heer, of U ons raad wilt geven! Moeten we hier in de open lucht overnachten of zullen wij in de stad gaan kijken of er ergens wat brood te koop is?'
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'O, jullie kleinmoedigen! Ga heen en doe het laatste! Maar naar onderdak hoeven jullie niet te zoeken want dat zal nog vanzelf komen, als het komen wil. Komt het niet dan blijven we hier, en er zal niemand iets overkomen. Morgen zullen we pas zien wat er gedaan moet worden.'
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen stonden er enkele van de oude leerlingen op, gingen naar de stad en vonden al gauw een bakkerswinkel en kochten voor tien penningen brood en voor vier penningen gebraden vis. Toen zij met deze inkopen de stad uitgingen ontmoetten zij een tollenaar, die hen aanhield en vroeg wie er zoveel brood en vis nodig had.
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Weer antwoordden DE LEERLINGEN: 'Ga naar Hem, en Hij zal het u zeggen, want wij weten zelfniet wat Hij hier allemaal wil gaan doen!'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Daarop ging de tollenaar met de leerlingen naar Mij toe en toen hij bij ons aankwam, vroeg HIJ direct streng en ernstig als een rechter: 'Wie van u is de Meester en de Heer?'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Ik ken uw wetten en rechten beter dan u, die als pure tollenaar helemaal geen recht hebt ons te vragen wie wij zijn en waar wij vandaan komen! Kijk, wij bevinden ons nog op meer dan zevenhonderd passen van de poort van de stad, en de plaats die wij nu bezetten is volgens uw gemeentewetten van ouds her reeds bestemd voor vreemdelingen, en dus zijn wij volgens uw eigen wetten hier op deze plaats vrij, en dus ook aan niemand enige uitleg en antwoord verschuldigd! Maar zelf kunt u nu beter vlug naar huis teruggaan anders sterft uw oudste zoon die al zeven jaar ziek is, nog voor u thuis bent!'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen keek DE TOLLENAAR Mij weemoedig en vriendelijk aan en zei: 'Meester en heer, zoals degenen u noemen die bij u zijn! Kijk, ik heb zelf een grote herberg, kom met mij mee met al uw metgezellen, en woon in mijn huis! Niemand van u zal iets tekort komen -ook al wilde u een vol jaar bij mij blijven -,en als u mijn zoon geneest, wil ik u ook goud en zilver geven zoveel u maar ooit zoudt willen hebben; want ik ben zeer rijk aan allerlei aardse goederen en zou voor de genezing van mijn liefste zoon graag meer dan de helft daarvan geven. Wilt u met mij naar mijn huis komen?'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] IK zei: ' Als u gelooft, zou het u ook mogelijk zijn iets van de grote macht en heerlijkheid van God waar te nemen! Ga nu alleen naar huis, dan zal Ik later met de Mijnen komen! Want wij willen nu eerst een spaarzaam maal gebruiken omdat wij vandaag de hele dag tijdens de vermoeiende weg niets gegeten hebben. ,
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288  ...