Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 275 van 1490

...  263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288  ...
[8] In het algemeen zal op deze aarde iets nooit lang helemaal zuiver blijven, dus ook Mijn woord niet; maar in Rome altijd nog het meest zuiver, vanwege het doel van het leven, en als vereerd overblijfsel uit de geschiedenis!
Hoofdstuk 9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome en Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Het ene millennium na het andere zal je laten zien en melden, dat deze uitspraak van Mij met betrekking tot de duur en de plaats van Rome volledig in vervulling zal gaan!
Hoofdstuk 9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome en Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Jeruzalem zal zo verwoest worden, dat men al in deze tijd niet meer zal weten waar het eens heeft gestaan. Wel zullen de latere mensen daar een kleine stad met dezelfde naam bouwen; maar de vorm en de plaats zal anders zijn. En zelfs dit stadje zal door vijanden van elders veel kwaad te verduren krijgen en verder zonder aanzien en belang een nest van allerlei gepeupel blijven, dat met moeite een kommervol bestaan in stand zal houden van het mos van de stenen uit de huidige tijd.
Hoofdstuk 9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome en Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Ja, Ik wilde deze oude godsstad wel tot voornaamste van de.aarde maken; maar zij heeft Mij niet erkend, en behandeld als een dief en moordenaar! Daarom zal zij voor altijd vallen en zich in de toekomst met meer verheffen uit het puin van de oude, welverdiende vloek, die zij zichzelf op de hals heeft gehaald en met eigen mond heeft uitgesproken! Mijn allerliefste Jarah, ben je nu met deze zegen van Mij tevreden?
Hoofdstuk 9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome en Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] JARAH zegt tot tranen geroerd: 'O Heer, U mijn enige liefde! Wie zou er niet tevreden zijn met datgene wat U zegt, o Heer, en vooral met zo'n grote voorspelling die ver en.diep tot in de verste tijden reikt. Ook mijn beste, geëerde Cyrenius schijnt daarmee zeer tevreden te zijn en ook Cornelius, Faustus en onze Julius. Of echter de kinderen uit Jeruzalem, waarvan er ook een aantal aan deze tafel en nog een aantal aan andere tafels rondom ons zitten, met Uw voorspellingen met betrekking tot Jeruzalem ook zo tevreden zullen zijn, lijkt me een heel andere vraag; want van hun gezichten straalt niet die blijheid als van de gezichten van de Romeinen"
Hoofdstuk 9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome en Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Na deze steekhoudende opmerking verhieven zich ENIGEN die uit Jeruzalem waren en zeiden: 'Weliswaar moet men zijn vaderhuis geen ondergang toewensen zolang het geen woonplaats is geworden van dieven en rovers; maar als het dat eenmaal is, dan moet het ook niet gespaard blijven! De nakomeling heeft daar -zonder angst voor het begaan van een zonde -het recht het met eigen hand boven de hoofden van de daarin wonende booswichten te verwoesten en ieder spoor van enig bestaan voor eeuwig uit te wissen.
Hoofdstuk 9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome en Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Als Jeruzalem nu naar ons beste weten niets anders is dan een nest van roofmoordenaars, waarom zullen wij dan treuren als de Heer dit nest zijn reeds lang verdiende loon wil geven en zeker ook zal geven?! Het trieste daaraan is alleen, dat deze godsstad, die zo buitengewoon begenadigd is, het tenslotte ondanks alle waarschuwingen voor de derde maal zover heeft gebracht rechtstreeks door God Zelf uitermate gevoelig gestraft te worden! Maar Zijn bekende lankmoedigheid en geduld is voor ons ook het zekerste bewijs hoezeer die stad een zeer strenge tuchtiging verdiend heeft, en daarvoor werkelijk niet in het minst medelijden verdient of zelfs maar te betreuren is.
Hoofdstuk 9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome en Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[19] Nu roep IK Raphaël en zeg tegen hem: 'Ga met hen mee en toon hun hoe alles naar behoren gebruikt moet worden; en laat de twee zoons ook zien hoe zij de vijf van zeilen voorziene schepen gebruiken moeten, en hoe zij zich daarmee ook iedere wind ten nutte kunnen maken! Daardoor zullen zij de bekwaamste en beste schippers op deze hele zee worden, en dan zullen weldra alle schepen op de grote zee op gelijke wijze uitgerust kunnen worden, wat de Romeinen goed van pas zal komen. " -Daarop vond snel datgene plaats wat Ik de engel had opgedragen.
Hoofdstuk 10: Een evangelie voor het vrouwelijk geslacht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Zou U, o Heer, mij dat niet heel precies willen uitleggen? Heb ik gelijk, of de anderen? Ik zou U met deze vraag zeker niet lastig hebben gevallen, als ik niet gemerkt had dat U nu enige vrije tijd - natuurlijk helemaal door Uw hoogst eigen wil -is gegund. Als Uw heilige wil het U derhalve zou toestaan mij op mijn vraag een voor eeuwig geldig antwoord te geven, dan zou dat voor ons allen ook een overgrote genade zijn, waarvoor wij U nooit genoeg zouden kunnen danken. "
Hoofdstuk 11: De meningen van de Nubiërs over wonderen doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Nu, dat Ik de spijker goed op de kop zal treffen is wis en zeker.; maar voor Ik nog in deze zaak voor jullie met vaste hand .zal slaan, moet je naar je metgezellen gaan en hun zeggen, dat noch de linker noch de rechter partij gelijk heeft, maar dat ieder nauwelijks de waarheld heeft aangeroerd. Jullie moeten tevoren eerst samen overeenkomen, dat jullie totaal niets weten en begrijpen in deze aangelegenheid. Kom pas daarna terug, dan zal Ik je vertellen wat in deze zaak waar en juist is om te weten en te denken!"
Hoofdstuk 12: Over gelijkhebberij - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Met deze boodschap kwam de aanvoerder, begeleid door zijn dienaar, bij Mij en wilde Mij woordelijk meedelen wat zijn metgezellen tegen hem hadden gezegd.
Hoofdstuk 13: De mogelijkheid grotere dingen te doen dan de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Als een mens op deze aarde of pas ook aan gene zijde, wat meestal het geval zal zijn, de hoogste geestelijke levensvoleinding verkregen zal hebben, dan zal hij niet alleen dat, wat Ik nu ten aanschouwe van jullie doe en wat er in alle scheppingssferen is en gebeurt, ook door zijn vrije wil kunnen doen en laten ontstaan en bestaan, maar nog veel grotere dingen! Want een volmaakt mens is in de eerste plaats als Mijn kind in alles één met Mij, en niet alleen maar in bepaalde speciale dingen, en moet dus omdat Mijn wil ook geheel de zijne is geworden, natuurlijk ook dat kunnen doen wat Ik Zelf kan.
Hoofdstuk 13: De mogelijkheid grotere dingen te doen dan de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Verder zeggen en denken zij, dat dat reeds aan de schepselen van deze aarde te zien is. Hoe groter deze worden, met des te meer kracht en macht treden zij op, en hoe kleiner zij zijn des te geringer is ook hun kracht. Men verhaalt bij ons over reuzenolifanten van weleer, waarbij vergeleken de nu op aarde voorkomende slechts kleine apen zouden zijn. Deze dieren moeten zo'n kracht bezeten hebben, dat zij met hun slurf de dikste bomen met het grootste gemak konden ontwortelen. Maar als dan reeds hier op aarde een schepsel naarmate hij groter is, met een des te grotere kracht optreedt, hoeveel meer verschil moet men dan merken bij de geesten, als zijnde de hoofdvoorwaarde waarop de kracht in alle verschillende schepselen berust! Wat U als de oereeuwige Geest mogelijk is, omdat U alleen alleroneindigst groot bent, dat kan geen eindig geschapen geest mogelijk zijn, en die kan dus ook niet zo'n huis, zo'n tuin en zulke prachtige schepen hier uit het niets tevoorschijn brengen!
Hoofdstuk 11: De meningen van de Nubiërs over wonderen doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK zeg: 'Ja, Mijn beste vriend, het zal erg moeilijk voor Mij worden jou, of je metgezellen die een andere mening zijn toegedaan, gelijk te geven! Stel je eens een stok voor die een beetje los in de grond staat; die moet, om er iets stevig aan op te kunnen hangen, door middel van een paar slagen met een houten hamer steviger in de grond geslagen worden. Er komen echter. twee nogal onhandige timmerlui die in hun kunst nog erg onbedreven zijn, en de ene die vindt dat hij het beter kan, zegt tegen zijn metgezel: 'Maat, onze kunstvaardigheid is weliswaar gelijk, maar geef mij toch maar de hamer, dan geef ik de eerste klap op de kop van de stok! Want het is een goede gewoonte van mij de spijker op de kop te slaan!' - 'Goed', zegt de andere, 'laat zien hoe trefzeker je de kop van de spijker kunt raken!' Daarop neemt de eerste de hamer en geeft een harde klap. Hij raakt de stok, maar alleen zijdelings aan de linkerkant, waardoor de stok zeker niet steviger staat. Zijn collega moet daarom lachen en zegt' Geef mij de hamer maar weer; want als je de kop van de stok zo bewerkt, zal hij wel nooit vaster dan voorheen in moedertje aarde staan! Dan zegt degene die de stok niet op zijn kop geraakt had: Hier, pak aan die hamer en probeer jij je geluk maar!' Nu geeft ook deze een geweldig harde klap, raakt de spijker echter ook met op de kop, maar schampt hem aan de rechterkant. En nu ontstaat er tussen de beiden een strijd over wie van hen nu beter heeft geslagen. Dat de beiden het daarover niet gemakkelijk eens worden is te begrijpen; want waar twee onderling twisten, houdt de twist niet eerder op dan wanneer een sterkere en meer geoefende erbij komt en de beide twistenden terwille van het recht laat zien hoe men de spijker op de kop slaat. Later lukt het hun beiden ook, maar zonder de derde zouden zij beiden nog wel geruime tijd slechts daarover gekibbeld hebben wie van hen beter geslagen had, of de schampende slag naar links beter was dan die naar rechts.
Hoofdstuk 12: Over gelijkhebberij - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Daarmee gaat de zwarte aanvoerder weer naar zijn .metgezellen terug en vertelt hun alles. Die zelden daarop heel verstandig: Het is heel terecht, juist en goed dat de Heer Zelf ons dit antwoord heeft gegeven; want het geldt niet alleen voor nu, maar voor alle toekomende tijden. Hoe vaak kwam het bij ons niet voor, dat de een de zaak zo, een tweede anders en een derde nog anders beoordeelde! Wie van de drie had dan naar waarheid juist geoordeeld? Geen van hen had de stok op de kop getroffen, mogelijk vaak nauwelijks geschampt! Uiteindelijk moest door een algemene raad en door meerderheid van stemmen besloten worden, wie bij de beoordeling van een zaak of een handeling gelijk had; en het gebeurde beslist niet zelden, dat juist diegene die met zijn slag het verst naast de stok had geslagen, met stemmenmeerderheid gelijk kreeg. Zouden wij toen reeds van iemand zo'n uiterst wijs advies gekregen hebben, hoeveel onnodige ruzies zouden er dan achterwege zijn gebleven! Maar wij hadden nu eenmaal deze heilige aanwijzing niet en kregen vaak ruzie alleen maar omdat ieder van ons de wijste wilde zijn.
Hoofdstuk 12: Over gelijkhebberij - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288  ...