Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 277 van 278

...  253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278
[16] Daar stond nu de bruid in de zevende natuurgeest, als een trots dier en meende, dat zij méér was dan God en dat niemand aan haar gelijk was. De liefde was verkoeld; het Goddelijk hart kon haar niet beroeren, want er was tussen hen een afkeer, het hart van God was liefderijk en zacht en het hart van de Engel duister, koud, hard en vurig. Nu was het de bedoeling, dat het hart van God zich met het hart van de Engel zou vereenzelvigen en dat nu kon niet geschieden, want het was het harde, dat zich stelde tegenover het zachte; het zure tegenover het zoete, het duistere tegenover het lichte, het vuur tegenover een lieflijke warmte en het harde kloppen tegenover een lieflijk gezang. Hoor, Lucifer, wie is er schuld aan, dat ge een duivel geworden zijt? Is God het, zoals ge verkeerdelijk doet voorkomen? O neen, gij zelf; de Oergeesten in uw wezen. Ge kunt niet zeggen, dat God de Salniter, waar­uit Hij u schiep, heeft ontstoken, neen, uw eigen Oergeesten deden het, nadat ge reeds een vorst en koning van God waart. Daarom, wanneer ge zegt, dat God u alzo heeft geschapen en u, zonder voldoende oorzaak uit uw eigen plaats heeft verstoten, zo zijt ge een leugenaar en een moordenaar. Het hele heir des Hemels getuigt tegen u. Als het niet waar is, zo stel u voor Gods aangezicht en leg verantwoording af; maar ge ziet het ook zonder dat wel, maar durft het niet te aanschouwen. Zie de Zoon van God aan, misschien zult ge gezond worden. Maar wacht een ogenblik, want er zit een ander op uw zetel, en Hij is voor Zijnen Vader een gehoorzaam Zoon en doet, zoals de Vader doet. Wacht nog een korte tijd, zo zal het helse vuur u kussen, ge zult spoedig uw kroon verliezen.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] De Godheid is gelijk aan een rad, een wiel, dat zich met zijn velgen en spaken en zijn naaf omwentelt. Het is in elkander gevoegd alsof het zeven raderen waren, zodat het zonder het te verplaatsen naar alle kanten draaien kan. Men ziet steeds alle zeven raderen en de ene naaf in het midden daarvan in rechte lijn en kan toch niet begrijpen, hoe het wiel is gemaakt. Men verwondert er zich steeds weer over het wiel, omdat de omwenteling zeer wonderlik is, terwijl het wiel toch op zijn plaats blijft. Op een dergelijke wijze wordt de Godheid steeds weer opnieuw geboren en vergaat nooit en op de zelfde wijze ook ontstaat steeds weer het leven in Engelen en mensen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Het lichaam van een Engel en het leven op de geboorte in dat lichaam ontstaat door de zes andere Oergeesten. De geest of het hart, waarin het licht opgaat en uit het licht de ziele-geest, die ook buiten of zonder het lichaam met de Godheid arbeidt, is het Hart Gods, waaruit de Heilige Geest ontspringt. En zoals in de zevende goddelijke natuurgeest, welke ontstaat uit de zes anderen, niet de ganse kennis en het volkomen inzicht der zes anderen ten volle geopenbaard wordt (want de 7e geest kan zijn oorsprong, de zes anderen niet peilen), zo kan een Engel óók niet de ganse goddelijke volkomenheid doorgronden. De geest, niet het lichaam kan het verstaan, dewijl deze arbeidt met het Hart en den Geest van God. De zevende oergeest is als het ware het huis of het eigendom der zes anderen. Zij bouwen dat huis naar hun welgevallen. Hij is als een lusthof, waarin de eigenaar van het huis naar zijn welgevallen allerlei vruchten, gewassen zaait en er vreugde aan heeft. Zo bouwen de zes geesten steeds deze lusthof en zij zaaien er hunne vruchten in en genieten van die vruchten tot versterking van hun lichaam en tot hun vreugde; dit is de tuin, waar de Engelen wonen en waarin zij wandelen. De wonderlijke verhoudingen evenwel, die aan de dag treden in de gewassen in deze tuin ontstaan door de werkingen en het liefdesspel der andere geesten. Wie de eerste van hen is in het spel der liefde, vormt de gewassen naar zijn inzicht en wijze, terwijl de anderen daarbij behulpzaam zijn. Nu eens is de een primair, dan weer een ander, soms de derde enz. Daarom ook bloeien er zo menigerlei gewassen, het­welk voor het verstand der Engelen totaal onbegrijpelijk is. De ziele­geest der Engelen echter begrijpt het volkomen. Dit is ook voor mij ten enen male verborgen, maar voor mijn ziele-geest niet. Zo lang deze met God verbonden is, begrijpt hij het. Wanneer hij echter in de zonden valt, zo wordt de deur voor hem gesloten. Dit doet de duivel, maar door grote geestesarbeid kan zij wederom geopend worden.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Ziet, wanneer de lichamelijke Oergeesten hun wil gebruiken om toverij te plegen, zo is de zielegeest, die verborgen is in de hoedanigheden van sterren en elementen, en daarin heerschappij voert, een tovenaar en heeft zich in de toverij begeven. Het dierlijke lichaam echter kan dit zo gemakkelijk niet doen, maar het moet door tekenen en bezweringen en door allerlei, daartoe dienstige instrumenten betoverd worden, zodat de zielegeest het dierlijke lichaam onzeker maakt en het kan veranderen in de gestalte, die oorspronkelijk de bedoeling was van de Oergeesten. Het dierlijke vlees kan zich zelf niet veranderen, maar het wordt in een substantie voortgebracht, die is te vergelijken met dat van een dier, of met hout of iets dergelijks. Iets, dat in de elementen een bepaalde be­doeling en een bepaald aanzicht heeft. Maar de siderische geesten kunnen een andere vorm of gestalte aannemen, maar ook slechts zolang, als de natuur het hun toelaat. Want, wanneer zij zich, de natuur nml., in haar omwentelingen en doordringen van alles, verandert, zodat een bepaalde oergeest de eerste wordt, zo ligt haar kunst daar neder, en hare goddelijkheid, die er is in de eerste oergeest, neemt een einde. Bestaat zij langer, zo moet zij opnieuw, naar het beeld van de thans regerende oergeest ge­schapen worden. De natuur laat niet elk ogenblik met zich spotten, maar alles moet plaats grijpen naar de wil van die geest, die de eerste is. Niet dezelfde geest Gods, die in de natuur de eerste is, veroorzaakt toverij, maar deze ontstaat door de boosheid van de Salniter, dewelke Lucifer heeft aangestoken. Wanneer de macht van deze zelfde geest geëindigd is, zo kan het aangestoken vuur de maker der toverij óók niet meer dienen. Want het vuur des levens in de natuur is in deze tegen­woordige tijd niet het huis van satans geweld; nademaal de liefde in het vuur des toorns verborgen is, en Lucifer met zijn Engelen gevangen is in het gericht Gods, zo is zij het vuur des toorns, ontdaan van de liefde, deelachtig geworden en zijne tovenaars zullen, zonder twijfel, hetzelfde ondervinden.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[43] Ook beseft hij dan, dat hij alle uren en elke dag met hem worstelen moet, hetgeen het vernuft, de wijsheid des mensen niet begrijpen kan, zonder deze strijd te strijden. Want de vleselijke geboorte des mensen is des duivels woonhuis, waarin hij, als in een vesting, met de ziel des mensen strijd voert en haar menige stoot toebrengt. Deze vleeswording nu is niet een lichamelijk aanzijn, dat geschikt is om het woonhuis der ziel te zijn. Neen, er wordt strijd gevoerd met het licht, dat in de mens is, door de kracht van God tegen de duivel. Daaren­tegen spuwt de duivel zijn vergif uit op de zeven Oergeesten, welke de ziel doen geboren worden. Hij doet dit, teneinde haar te verderven, opdat het gehele lichaam hem ten eigendom zou worden. Zo nu de ziel haar licht en haar inzicht in het menselijk gemoed wil doen doordringen, zo moet zij een verwoede strijd voeren. De weg is smal en zij wordt door de duivel menigmaal ter aarde gestoten; zij moet echter standhouden als een ridder in de strijd. Wanneer zij nu zegeviert, zo heeft zij de duivel overwonnen. Zo de duivel evenwel zegeviert, zo wordt de ziel gevangen genomen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[45] Dit is zwaar te verstaan en kan, te midden van deze strijd eigenlik in 't geheel niet verstaan worden; al zou ik hierover vele boeken schrijven, zo zoudt ge dit toch nog niet kunnen begrijpen, tenzij dan dat uw geest dit zelf zou wedervaren en het inzicht in deze dingen in u zou geboren worden. Zonder dat kunt ge het begrijpen, noch geloven. Zo ge het echter verstaat, zo begrijpt ge ook de strijd welke de Engelen met de duivelen gevoerd hebben, want de Engelen zijn niet vleselijk, op dezelfde manier als de mensen dat zijn; evenmin is de duivel dat. Want hun lichamelijkheid openbaart zich alleen in de zeven Oergeesten, maar de geboorte der ziel in de Engelen is van dezelfde hoedanigheid als God; bij de duivelen is dit echter niet zo. Daarom moet het u hier bekend gemaakt worden dat de Engelen in de kracht en door den Geest van God gestreden hebben tegen de duivelen en hen uit het licht van God verstoten hebben en in een hel gedreven, d.w.z. in een klein gebied, een gevangenis gelijk. Daar is hun gebied thans tot aan de jongste dag. Dan zal hun een ver­blijfplaats worden aangewezen, op de plaats, waar thans de aarde is en die plaats zal de brandende hel genaamd worden, welke in de duisternis zal zijn, alwaar de bron des licht niet in zal kunnen doordringen. Lucifer wacht daarop en hoort naar deze profetie, want ge zult de ont­stoken Salniter, die ge zelf ontstoken hebt, tot uw eeuwig huis ontvangen. Maar niet in dezelfde vorm, zoals thans, neen, temidden van het vuur des toorns zullen alle dingen gescheiden worden en aan u zal het duistere, koude, ruwe, harde en bittere, tot een eeuwige woning worden gegeven. Daar zult ge een almachtige God zijn, als een gevangene, in een diepe kerker; ge zult aldaar Gods Licht niet zien, noch ooit bereiken, en de goddelijke toorn, vol bitterheid zal de grens zijn, van uw gebied, waaruit ge nimmer zult kunnen ontkomen!
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Hoewel God een eeuwige, almachtige regeerder is, die niemand weerstaan kan, zo heeft de natuur toch een wondervoile heerschappij ontvangen, welke voor de tijden des toorns niet geweest is. Want de zes Oergeesten hebben de zevende natuurgeest in deze wereld vol liefde doen geboren worden, evenals het thans in de Hemel geschiedt en geen vonk van toorn was er aanwezig. Alles is zeer licht geweest en geen ander licht was er nodig, want de oerbron van het Goddelijk Hart heeft alles verlicht en was in alles en deze was onuitblusbaar en heeft zonder ophouden geschenen; de natuur was lieflijk en schoon. Zodra echter de strijd in de natuur met de trotse duivelen een aanvang nam, zo heeft in de zevende natuurgeest, in het gebied van Lucifer, welk gebied de plaats van deze wereld is, alleen een andere gestalte en een andere werking bekomen. De uiterlijke mens begrijpt deze dingen niet; slechts door het licht, dat in het hart gebroken wordt, is het te verstaan.
Hoofdstuk 17: Over de droevige en ellendige toestand der verdorven natuur en de oorsprong der vier elementen, in de plaats van de Heilige Godsregering. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Dewijl er echter ten tijde, dat God Hemel en aarde geschapen heeft, nog geen menselijk wezen geweest is, die zulks heeft aanschouwd, zo is daar­uit niet te besluiten, dat Adam, vóór zijn val, dewijl hij nog het diepe inzicht in de kennis Gods had, dit in de geest heeft geweten. Toen hij echter ten val was gekomen, zo heeft hij dit alles als een donkere en verborgen gebeurtenis in zijn binnenste bewaard en overgebracht op zijn nakomelingen. Openbaar is geworden, dat de eerste wereld vóór de zondvloed zo weinig heeft geweten van de hoedanigheden en het eigene van God, evenals de laatste waarin wij taps leven. Want uiterlijke, vleselijke geboorte heeft nimmer de Godheid kunnen verstaan of door­gronden; zo dit niet zo ware, zo zou daarover méér geschreven zijn. Dewijl echter aan mij, door de goddelijke genade in deze hoge waarden dit grote geheimenis in mijn geest naar de innerlijke mens, dewelke van één hoedanigheid is met de Godheid, iets geopenbaard is geworden, zo kan ik niet nalaten, deze dingen naar de kracht mijner gaven te be­schrijven en ik wil de lezer getrouwelijk vermanen, zich aan de eenvoud des schrijvers niet te storen. Want ik doe dit niet uit begeerte naar roem, maar wil in ootmoedigheid onderwijzen, opdat de werken Gods de lezer beter bekend mogen worden en des duivels rijk zal worden geopenbaard; omdat de tegenwoordige wereld in al haar boosheid en laster vol is van des duivels woelen en werken. Dat de tegenwoordige wereld toch moge zien, in welke kracht en uit welke drang zij leeft, zodat ik, met het mij overgeleverde pond, kan woekeren en hetzelve aan mijnen God en Schep­per niet renteloos behoef weder te geven, als een luie dienstknecht, die in de wijngaard des Heren zijn tijd in ledigheid heeft doorgebracht en zijn loon opeist zonder ervoor gearbeid te hebben. Wanneer echter de duivel spotters en verachters zou doen opstaan, die zouden zeggen, dat het mij niet paste, mij zozeer in deze hoge goddelijke dingen te begeven en daarin te speuren, zo geef ik deze ten antwoord, dat ik niet opgeklommen ben tot in de sferen Gods; dat mij dit, als ge­ring mensenkind, ook niet mogelijk zou zijn, maar dat de Godheid in mij is nedergedaald.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] De andere geboorte in de natuur wordt geopenbaard in de zeven geesten der natuur. Deze geboorte is meer begrijpelijk en duidelijker, maar toch ook slechts voor de kinderen van dit geheimenis; de landman verstaat het niet, al zou hij het ook zien, ruiken, proeven, horen en voelen. Hij ziet het aan en weet toch niet, hoe het innerlijke van deze dingen is. Hieronder wordt verstaan het verdorven verstand zonder de geest Gods en het geldt voor de dokter evenzeer als voor de landman; beiden zijn ten opzichte van de Godheid even blind en de landman heeft menigmaal, zo hij zich door God laat leiden, meer inzicht dan de dokter. Dit nu zijn de geesten, waarin alle dingen, in de Hemel en op deze aarde, vastgeklonken liggen en waaruit de derde geest geboren is, waarin de verderfelijkheid vastligt. Deze geest echter of deze geboorte heeft zeven aanzichten, als daar zijn: wrang, zoet, bitter, warm. De vijfde Geest is de Liefde, die ontstaat door het licht des levens, welke de zinnelijkheid, de lichamelijkheid en het verstand voortbrengt. De zevende geest is de klank; de toon, die het geluid en de vreugde voortbrengt en hij is de opborre­lende bron van alle geesten. In deze zesde geest openbaart zich de geest des levens, de wil of het verstand en de gedachten van alle schepselen, ook alle kunsten en veranderingen, vormen en beeltenissen. De zevende geest is de natuur, waarin het lichamelijke van alle zes andere geesten gestalte vindt, want de zes andere brengen de zevende voort. In deze geest openbaart zich het stoffelijke, het lichamelijke wezen van Engelen, duivelen en mensen. Te midden der zes andere geesten wordt het licht ook geboren, hetwelk het hart van God is.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] De ware Hemel, welke onze menselijke, eigen Hemel is, waar de ziel henen vaart, wanneer zij afscheid neemt van het lichaam en waar Christus onze Koning heengegaan is en vanwaar hij ook, van Zijnen Vader, gekomen is en geboren en als een mens in de maagd Maria tot vlees is geworden, deze Hemel is de kinderen der mensen verborgen geweest en de mensen hebben hierover allerlei meningen gehad. Ook de geleerden hebben hier­over veel geschreven en hebben elkander hevig bestreden. Hierdoor werd de Heilige Naam Gods schande aangedaan; Zijn leden werden verwond; Zijn Tempel verstoord en de heilige Hemel is door deze laster en vijand­schap ontheiligd geworden. De mensen hebben ten allen tijde en allerwege gemeend, dat de Hemel vele honderden of duizenden mijlen van deze aarde verwijderd is en dat alleen God in de Hemel woont; ook hebben vele natuurkundigen het gewaagd, de afstand te meten en zij hebben zeld­zame dingen geopenbaard. Zelfs heb ik het zelf, vanwege mijn inzicht en hetgeen aan mij werd geopenbaard, er voor gehouden, dat dit alleen de ware Hemel zou zijn, welke zich met een ronde boog, lichtblauw uit­strekt hoog boven de sterren, in de mening, dat God alleen daar woont en in deze wereld slechts regeert door de kracht van Zijn Heiligen Geest. Dewijl ik echter door deze opvattingen menig schok heb gehad, zonder twijfel door dien Geest, die daarin behagen had, zo ben ik eindelik in een grote zwaarmoedigheid en treurigheid geraakt, toen ik de gewel­dige ruimte dezer wereld, de zon en de sterren, de wolken, de regen en de sneeuw aanschouwde, en in mijn geest de gehele schepping dezer wereld overdacht. Toen vond ik in alle dingen het goed en het kwaad; liefde en haat in de redeloze schepselen zowel als in de mensen, ja zelfs in de aarde, de elementen, in hout en in stenen. Daarna overdacht ik de kleine menselijke levensvonk. Wat betekende zij ten opzichte van de grote werken van God, die werken, die betreffen het scheppen van de Hemel en van de aarde.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Dewijl ik echter bemerkte, dat in alle dingen het boze en het goede aan­wezig is, en dat het in deze wereld de goddeloze even goed gaat als de vrome; ook dat de wilde volkeren de vruchtbaarste en schoonste landen bewonen en dat het geluk voor hen bereikbaarder was dan voor de vromen, zo werd ik zeer bedroefd, en niets was in staat mij te troosten. Daarover zal de duivel zich zeer zeker hebben verheugd, die mij dan ook menigmaal de heidense gedachten, die ik hier verzwijgen zal, heeft ingeprent. Toen zich echter, te midden van deze droefenis mijn geest waarvan ik weinig of niets begreep, ernstig tot God verhief en mijn ge­hele hart en gemoed, als in een grote storm, met alle andere gedachten en met al mijn willen zich er toe zette, deze dingen te verslaan, zonder daarbij na te laten met de liefde en de barmhartigheid Gods te worstelen om te overwinnen, toen zegende Hij mij, d.w.z. hij verlichtte mij met Zijn Heiligen Geest, opdat ik Zijn wil zou mogen verstaan en verlost zou worden van mijn droefenis. Alzo brak de geest door. Toen ik echter in mijn grote ijver zo zeer jegens God en alle hellepoorten woedde, als waren er in mij nog meer krachten aanwezig, hetgeen ik waarlik niet zou hebben gekund zonder de bijstand van den Geest van God, zo is weldra, na menige verwoede krijg mijn geest door de poorten der hel tot in de meest innerlijke geboorte der Godheid doorgedrongen en daar met liefde ontvangen, zoals een bruidegom zijn geliefde bruid tegen­treedt.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Zoudt ge nu willen zeggen, dat God daarin niet tegenwoordig is? Wat is er dan te dier plaatse vóór de tijd, dat deze wereld er was, geweest? Wilt ge zeggen, dat er niets was? Wanneer ge dat zegt, zo- spreekt ge zonder verstand; ge moet wel toegeven, dat God aldaar tegenwoordig was, anders zou er immers niets geweest zijn? Is God daar dan geweest, wie heeft Hem verstoten of overwonnen, dat Hij aldaar niet meer is? Is God echter daar nu nog, zo is Hij nog in Zijn Hemel en tevens is Hij daar in Zijn volle Drievuldigheid. De duivel echter heeft het vuur des toorns ontstoken; daardoor zijn de aarde, de stenen en de elementen zo beweeglijk, zo koud, zo bitter en. zo verhit geworden. Hij heeft de uiterlijke geboorte te niet gedaan.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[32] De bergen zijn zo geworden, doordat de verdorven Salniter op die plaatsen zich heeft opgehoopt; want op de ene plaats is meer van dien Salniter aanwezig dan op de andere plaats. Dat is afhankelijk van de Oergeesten Gods en waar zij werken. Op de plaatsen, waar het zoete water het eerst aanwezig was, daar is veel van dat deel der aarde tot water geworden. Waar echter de wrange eigenschap in de bitterheid in Mercurius het eerst aanwezig was, ontstonden veel stenen en daar bleef de aarde ook aarde zonder meer. Waar echter de hitte in het Licht het eerst aanwezig is geweest, daar ontstond veel goud en zilver en menige schone en schitterende edelsteen; vooral waar de liefde in het licht het eerst aanwezig is geweest. Aldaar ontstonden de edelste ge­steenten en het zuiverste goud. Toen zich echter de aarde, in één materiële substantie tot een klomp, een bal had verdicht, zo is het water, dat er in aanwezig was, er uitgeperst; waar het echter met de ruwe, wrange kwaliteit in de harde rots ingeperst werd, daar bevindt het zich nu nog in de aarde en het heeft in de loop der tijden letterlik grote openingen veroorzaakt, waardoor het weg kan stromen. Op de plaatsen, waar grote zeeën en meren zijn, daar is het water van de aanvang af geweest en niet later pas gekomen. En dewijl daar, op die plaatsen, dan niet veel Salniter geweest is, zo werd de aarde een dal en bleef het water daar staan. Want het dunne doorzichtige water zoekt het dal en is deemoedig. Het verheft zich niet, zoals de bittere en wrange kwaliteit en zoals het vuur dat hebben gedaan in de schepselen der duivelen. Daarom zoekt het water steeds de nederigste, laagst gelegen plaatsen op aarde, hetwelk de geest der zachtmoedigheid vertegenwoordigt, waarin liet Leven ge­boren wordt, hetgeen ge bij de schepping des mensen kunt lezen.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[41] Dat het voorste gedeelte van het verHemelte zich inwendig verwijd en als 't ware ruimte geeft aan de Geest naar Zijn welgevallen, beduidt, dat de gehele siderische geboorte zich ten volle en vol vriendschap in het Licht heeft geopenbaard en de boosheid is niet opgewekt. Dat zich echter de geest, wanneer hij de mond verlaat, eerst nog éénmaal als 't ware tezamen ook op de tong in het achtergedeelte van het verHemelte, en de wrange kwaliteit opwekt als ware hij een slaper en daarna snel de mond verlaat, dit beduidt dat de geest der wrangheid wel is waar alles in de gehele natuur vormen en behouden moet, maar eerst dan, wanneer de Geest des Lichts het geschapen heeft. Dan wekt hij de geest der wrangheid, der zuurheid en geeft het hens, opdat deze het beware en verzorge. En dit moet zo zijn, anders zou er niets lichamelijks kunnen bestaan; zo zou ook de samengevoegde massa, die aarde geworden is en de stenen niet kunnen bestaan en zou er wederom een dikke, duistere en ver­scheurde Salniter ontstaan, die in de ruimte rond zweefde. Dit betekent ook, dat deze Salniter ten laatste, wanneer de geest zijn scheppingen en andere werkingen in deze wereld zal hebben volvoerd, ten jongste dage wederom zal worden opgewekt ten leven. Dat de geest gestalte aanneemt en niet de wrange eigenschap wekt, be­duidt, dat de natuur het Licht Gods niet zo zonder meer zal begrijpen, maar zich in het licht der genade zal verheugen en door hetzelve opge­wekt, de wil van het Licht zal uitdragen, zoals liet dierlijke lichaam der mensen de wil des geestes volvoert en niettemin zijn dit geen twee ver­schillende zaken. Dat echter de geest der bitterheid zwijgt en het werk des geestes niet hoort en verstaat wil zeggen, dat liet bittere vuur des toorns, hetwelk zijn oorsprong vindt in liet licht des toorns, ten tijde van het ontstaan van het licht en ook later door het Licht zelf niet gewekt wordt en hetzelve niet berijpt. Het ligt gevangen in de uiterlijke geboorte en moet de Geest des Lichts zijn arbeid in de natuur laten verrichten, zoals hij wil, en hij kan de werken des lichts zien, horen, noch verstaan. Daarom denke niemand, dat de duivel de werken des Licht uit zijn hart zou kunnen verwijderen; hij kan ze zien noch verstaan. En of hij nu al in het vlees raast en tiert als in een roofslot, versaagt niet. Breng niet zelf de werken des toorns in uw hart, dat liet Licht moet ontvangen. Zo gij hem weerstaat, zo zal uwe ziel beveiligd zijn voor de dove, stomme en blinde duivel. Ge moet niet denken, dat dit een waan is, waarover ik schrijf.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[42] Voor de geest staan de poorten des Hemels, maar ook de poorten der hel open. De geest kan doordringen in heide en aanschouwt ze en kan zich door beide laten leiden, want de siderische geboorte staat tussen beide in en moet zich wel laten verdrukken. En al kan de Salniter mij niet van het Licht beroven, zo kan hij het toch wel menigmaal voor mij onzicht­baar maken door middel van de uiterlijke en vleselijke geboorte. Dat zijn de slagen, waarmede liet mosterdzaad wordt getroffen; hierover spreekt ook de apostel Paulus, wanneer hij zegt, dat hens een doorn in 't vlees werd gegeven. Hij heeft de Heer gebeden, dat Hij hem daarvan verlosse, waarop de Heer hem heeft geantwoord: Mijne genade is u genoeg. 2 Cor. 12, vers 7, 8 en 9. Want hij was ook tot op deze plaats genaderd en zou gaarne het Licht zonder verhindering tot zijn eigendom in de siderische geboorte gehad hebben, maar het mocht niet zo zijn, want de toorn is inherent aan de vleselijke geboorte en moet het verderf in het vlees dragen. Wanneer echter de factor “toorn” uit de siderische geboorte zou worden genomen, zo zou hij aan God gelijk zijn en alle dingen weten, evenals God zelf. Hetwelk nu nog slechts gegeven is aan de ziel, die van één hoedanigheid is met het Goddelijk Licht; zij kan het echter niet geheel en al weer in de siderische geboorte terug brengen, want zij is een ander aanzicht; een andere uiting.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  253 - 254 - 255 - 256 - 257 - 258 - 259 - 260 - 261 - 262 - 263 - 264 - 265 - 266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278