Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 278 van 1110

...  266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291  ...
[7] Toen zei DE TOLLENAAR: 'Ja, dan moet ik zelf wel bij hem navraag gaan doen wat er met jullie aan de hand is! Want bij ons wordt een strenge orde gehandhaafd, en wij moeten weten welke vreemdeling zich in de buurt van onze stad bevindt.'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] IK zei: 'Dat de door jullie genoemde landen licht nodig hebben, en vooral Judea, dat het meest ontaard is, dat weet Ik; maar Ik ga daar nu toch niet heen, omdat men Mij daar het meest naar het leven staat. (Joh. 7, 1) Weliswaar kan niemand Mij vóór Mijn vastgestelde tijd grijpen, waarvan Ik jullie al een aantal bewijzen geleverd heb, - maar Ik wil door Mijn aanwezigheid het volk van Juda niet ook nog kwader maken dan het al is. De andere landen zijn echter voor Mij nog te weinig rijp, en daarom zullen we toch in Galilea blijven en hier het licht nog meer ontsteken. ,
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Als een heerser over een volk wil heersen, dan moet hij eerst een versterkte burcht voor zichzelf bouwen die door zijn vijanden niet veroverd kan worden. En als het volk dan ziet dat de heerser niet overwonnen kan worden, onderwerpt het zich aan hem en houdt zich aan zijn voorschriften. En zo moet Galilea ook voor ons een versterkte burcht worden die door de vijand van het licht niet gemakkelijk veroverd kan worden. Ik ben Zelf als Galileeër de eerste steen, en jullie geloof is de rots waarop Ik de burcht van God bouw. -Nu komt ook al de waard om ons aan de maaltijd te roepen. Laten we dus gaan!'
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Ik ken uw wetten en rechten beter dan u, die als pure tollenaar helemaal geen recht hebt ons te vragen wie wij zijn en waar wij vandaan komen! Kijk, wij bevinden ons nog op meer dan zevenhonderd passen van de poort van de stad, en de plaats die wij nu bezetten is volgens uw gemeentewetten van ouds her reeds bestemd voor vreemdelingen, en dus zijn wij volgens uw eigen wetten hier op deze plaats vrij, en dus ook aan niemand enige uitleg en antwoord verschuldigd! Maar zelf kunt u nu beter vlug naar huis teruggaan anders sterft uw oudste zoon die al zeven jaar ziek is, nog voor u thuis bent!'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Toen kwam IK de kamer van de zieke binnen en zei luid: 'Hier sta Ik en ik ben geen grootspreker zoals jullie, maar wat Ik zeg is de volle en onbedrieglijke waarheid uit de hemelen van God! ,
Hoofdstuk 83: De Heer wekt de gestorven zoon van de tollenaar op - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Maar opmerkelijk is nog wel: Zij zijn joden, volgens hun zeggen uit Jeruzalem, en geven hoog op over hun Jehova, en vertellen dat zij alleen diegene met zekerheid kunnen helpen die in hun god gelooft en een groot offer in goud, zilver en edelstenen brengt. Dat offer moet men aan hen geven opdat zij het dan naar Jeruzalem kunnen zenden, waar een zekere hogepriester in een zeer heilige kamer van de tempel tot Jehova zal bidden voor de zieke, waarop het de zieke dan beslist beter zal gaan. Wat moeten wij Grieken daar echter van zeggen, terwijl wij toch al veel te veel goden hebben? Moeten we er nog een god bijnemen, opdat ook die ons niet helpt, zoals alle andere ons ook nog nooit ergens mee geholpen hebben, maar wel hun sluwe priesters, die in hun plaats met gewichtige, de goden toegewijde gezichten de rijkste offers ontvingen en deze heimelijk verkwistten aan allerlei kwalijke zaken en handelingen?!
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Maar DE TOLLENAAR stond daar nu op en hij zei: 'Waarlijk, ik heb dit geld niet in het minst nodig; maar ik zal het de vele armen van deze plaats geven, dat zal beter zijn dan dat ik het jullie voor niets en niemendal zou laten houden! Schiet op en breng me nog binnen een uur het geld, want anders geef ik jullie, ellendige booswichten, over aan het gerecht!'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar IK zei: 'Het is voldoende als er maar één van jullie dat geld gaat halen, -de beide anderen blijven intussen als borg hier; want als ze nu alle drie zouden gaan, dan konden we ze wel eens voor de laatste keer gezien hebben! Laat de jongste van hen maar gaan, omdat hij nog de eerlijkste is; want als een van de twee ouderen zou gaan, zou die de anderen die hier wachten laten zitten en er voor altijd met het geld vandoor gaan. Laat het zo gebeuren!'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Nadat DE TOLLENAAR het geld aangenomen en opgeborgen had, zei hij tegen degene die het gebracht had: 'Luister, omdat jij volgens het getuigenis van deze waarachtig goddelijke meester nog de eerlijkste bent, kun je nu hier blijven; maar de beide anderen moeten zich ogenblikkelijk van hier verwijderen! Als je echter met hen mee wilt gaan, zul je daarin ook niet in het minst gehinderd worden.'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] DE JONGSTE DOKTER antwoordde: ' Als ik mag, dan blijf ik, en ik weet wat ik doen zal. Samenwerken met de anderen zal ik niet meer; want zij waren de heren en ik in zekere zin slechts hun knecht, en ik moest met hen volgens hun wil en tegen mijn wil en betere weten in samenwerken. O heer, dat heeft mij heel veel droevige uren en dagen bezorgd! Maar wat wilde, wat kon ik doen? Want met die twee ruzie krijgen, betekende, dat de hele tempel in Jeruzalem mijn vijand zou worden, en die vijandschap is zoals bekend de allerergste in de wereld. Maar als ik op eigen benen sta, en wel daartoe uitgenodigd door u, als eerste bestuurder van de hele stad, dan lach ik om de vijandschap van de tempel.'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] IK zei tegen hem: 'Vriend, als de menselijke geest eenmaal volgens de orde is opgewekt, komt hij achter allerhande geheimen, en als hij helemaal in het volle licht ontwaakt is, komt hij ook achter het grote geheim van het leven, en beseft hij dat hij de schepper van al het leven is. De grootste kunst van het leven is nu juist om jezelf als zodanig te vinden en te herkennen!
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Maar ik leg hier nu een openlijke bekentenis af en verklaar: Deze wonderbare vreemdeling is nu en voor alle toekomstige tijden de enig ware god voor mij! Hij is de Jehova van de joden en de Zeus van de Grieken, Romeinen en Egyptenaren. In hem moeten alle goden verenigd zijn. Wij hebben al vaak allerlei sprookjes horen vertellen, hoe deze of gene god in de oude tijden alleen door zijn almachtige wil iets heeft geschapen; maar wij Grieken, die ook mensen zijn, hebben nog nooit het geluk gehad zoiets met eigen ogen te zien. Hier staat echter een mens die dat kan, en hij is voor mij een ware God, wat ik nu vast geloof, en dit geloof zal ik ook gedurende mijn hele leven steeds behouden. -Wat zeggen jullie daarvan?'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Ook jij leeft en denkt, wilt en doet volgens je denken en willen; maar je weet niet wat het leven is, hoe het denkt en wil, en hoe het vervolgens alle ledematen in een overeenkomstige actieve beweging brengt. Maar wie dat in zichzelf heeft gevonden en goed heeft onderkend, is vanaf dat moment een ware meester van zijn leven zoals ook van het leven van zijn medemens geworden en hij kan dan ook doen wat Ik voor je zoon gedaan heb. Ja, hij kan nog meer: Kijk, hij kan zichzelf helemaal onsterfelijk maken!
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Ik zeg je daarop niets anders, dan dat Ikzelf persoonlijk als mens in deze wereld tot de mensen ben gekomen om hen deze allergrootste en allerbelangrijkste kunst voor niets te leren, en Ik zal het jullie ook voor niets leren. Dat Ik dat doe voor mensen in vele landen en plaatsen, en de waarheid van Mijn leer met de juiste tekenen bevestig, daarvoor zijn de mensen die met Mij meegekomen zijn door woord en daad Mijn getuigen, omdat zij Mijn leerlingen zijn. Zij zijn reeds zeer ver ingewijd in dit geheim en kunnen je de weg en de middelen daartoe verschaffen.
Hoofdstuk 86: De Heer als leraar van de levenskunst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] En datzelfde is ook bij het leren van de andere kunsten het geval. Als je bijvoorbeeld een muziekinstrument op meesterlijke wijze wilt leren bespelen, zoals bijvoorbeeld de volmaakte lier van de Grieken of de nog welluidender klinkende harp van de joden, dan moet je zeker les nemen bij een meester op deze instrumenten. Die zou je vóór alles de regels die voor het leren bespelen van een van deze muziekinstrumenten absoluut noodzakelijk zijn, heel secuur bijbrengen, zodat je daardoor precies zou weten watje moest doen en hoe je moest oefenen om mettertijd zelfeen meestermuzikant te worden. Zou je alleen met de kennis van alle regels, middelen en wegen, ook al was die nog zo precies, een harp of lierspeler zijn? O, zeker niet! je zou eerst, door vingers en oren heel vlijtig te oefenen volgens de jou bekende regels, met veel inspanning de vaardigheid moeten verwerven, om daardoor dan een meester te worden. En precies zo gaat het ook met het verkrijgen van het levenskunstenaarschap.
Hoofdstuk 86: De Heer als leraar van de levenskunst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291  ...