Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 278 van 1490

...  266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291  ...
[9] Maar het huis hier, de tuin en zijn zeer weelderige aanleg, de omringende en beschermende muur die er als gegoten en als uit één stuk marmer bij staat, evenzo de grote, hoge havenmuur die hier en daar mogelijk wel tot een diepte van 10-20 manslengten reikt, en dan nog de vijf grote vlaggeschepen met al hun tuigage! Nee, mijn overigens zeer wijze en buitengewoon machtige gebieder, dit tovert de vermetele mensheid evenmin als het 'tafeltje dek je! ' van de Perzische tovenaars in een oogwenk tevoorschijn, zoals dat hier voor ons het geval was en is en ook zeker blijven zal; want dit is geen fata morgana met ijle, niet bestaande luchtbouwsels, maar de degelijkste waarheid, die iedereen zal ondervinden als hij zin zou hebben met zijn hoofd door deze muren te willen rennen.
Hoofdstuk 20: Roclus bezichtigt het wonderbouwsel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] In de grote natuur is alles vrij; alleen de mens is als het ware een vloek voor zichzelf en voor de gezamenlijke andere vrije werken van de grote meesteres, de natuur! Luie mensen begonnen eens luchtkastelen te bouwen en bedachten de onbeduidende goden, die zij zich voorstelden en ook vormden zoals zij zelf waren, met alle menselijke, slechte eigenschappen. Met deze goden creëerde de mens dus nieuwe plaaggeesten, die op zichzelf de mens beslist nooit kwaad zouden doen; maar de mens bouwde voor deze door hem bedachte goden, die in werkelijkheid nooit ergens waren en ook nooit ergens zullen zijn, tempels, en wijdde zichzelf in .als hun plaatsvervanger, voorzien van allerlei dwang -, schrik en plaagmiddelen, en voerde daardoor naast zijn heerschappij over de zwakke mensheid ook de onverbiddelijkste tirannie van de door hem bedachte, onzichtbare wezens in. Zij, die in werkelijkheid nooit ergens hebben bestaan, bestaan nu steeds maar door tot kwelling van de arme mensheld, daarentegen des te meer tot nut en voordeel van de machtigen, omdat die door de machtige invloed die zij voorwenden uit te oefenen, veel gemakkelijker de mensheid blinde gehoorzaamheid opleggen, dan door het zwaard alleen. En dus kunnen uit de aard der zaak met het zuivere verstand denken wat men wij, toch staat overal de sterke, machtige mens klaar voor alles, alles wat maar ooit mogelijk is, en heerst weldra als een koning voorzien van zwaard en lans en gelijktijdig ook als een almachtige plaatsvervanger van de goden. Wee degene die zich als oningewijd mens verstouten zou achter de door de mensen geweven sluier van Isis te kijken! O wee, o wee, o wee, -die zouden door de goden wel toegetakeld worden!
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Ja, als rijk en fysiek kerngezond mens kan men het best volgens Epicurius in deze wereld leven; want het principe 'Men moet ter wille van zichzelf eerlijk en verdraagzaam ten opzichte van iedereen zijn, - maar altijd voor zichzelf het eerlijkst!' klinkt wel goed voor wereldse oren, maar de door Gods adem gewekte ziel van een mens huivert daarvan, omdat zo'n Epicurist toch altijd slechts een uitgeslapen egoïst is en alleen voor eigen welzijn zorgt! Wat kunnen hem alle mensen schelen. Kan hij geen voordeel van hen trekken, dan mogen zij allen door de bliksem gedood worden.
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Dat zijn zo de hoofdtrekken van een Epicurist! Hoeveel.geestelijks er in zo'n gemoed van steen huist, zal hopelijk zelfs wel voor iedere blinde overduidelijk zijn. Ja voor het rijk worden op deze aarde deugt de leer van Epicurius het meest, vooral wanneer zij met stoïcijns cynisme doorspekt wordt zoals dat bij jullie het geval is; maar voor het rijk worden naar de geest deugt zij allerminst, omdat zij de zuivere liefde tot God en de arme naaste totaal uitsluit. Dit was om Jullie wat zicht te geven op jezelf! En laat nu de redenen horen voor jullie echt Esseense atheïsme!"
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS zegt: 'U hebt gelijk, wij zijn zoals u zoëven een echte epicurist getekend hebt en daar bevinden wij ons op deze aarde heel wel bij! Voor ons atheïsme hebben wij zoveel steekhoudende bewijzen, dat wij daarmee de hele grote zee zouden kunnen vullen. Ik wil slechts nog enige aan de reeds meegedeelde toevoegen en ik hoop dat u daaraan genoeg zult hebben, en u zult ons ook met of tegen uw wil gelijk moeten geven! Wees dus nu zo genadig mij aan te horen!
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Overduidelijk treedt dan al bij de dieren een innerlijke intelligentie op; hun handelingen, ook al zijn die in aantal en in variatie nog zeer beperkt, overtreffen die van de mens in vele opzichten. De daden van de mens getuigen wel van zijn uiterst omvangrijke intelligentie, maar nergens wordt een uit het innerlijk afkomstige volmaaktheid zichtbaar, iets, wat de werken van de dieren zeker nooit en nergens ontzegd kan worden. Zo hangt ook wat het dier naar buiten toe doet, inniger met zijn wezen en karakter samen dan bij de mens, deze god van de aarde, het geval is.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] De werken van de mensen zijn eigenlijk slechts na-aperij en bestaan slechts uit grove, uiterlijke voortbrengselen, die iedere eigenlijke, innerlijke, reële waarde missen. De mens kan weliswaar uit alle mogelijke kneedbare stoffen een soort bijenwascellen namaken, ja hij kan ze ook natekenen en naschilderen, -maar wat een plompheid spreekt daaruit, nog afgezien van de stof waaruit de bij haar cellen bouwt! Het schijnt trouwens dat de natuur zich met de mensen als het ware een scherts veroorloofd heeft! Hij is kennelijk in het bezit van een veelomvattende intelligentie en ook beseft hij wat ware volmaaktheid is; maar ook al doet hij zijn uiterste best, hij bereikt deze toch nooit of te nimmer!
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Als wij aannemen dat alle organische wezens ook bezield zijn en de ziel overal het werkende principe is -hetzij meer of minder volmaakt, dat maakt hier niets uit -, dan kan men deze veronderstelling als evidente waarheid aannemen, doordat men logisch op juiste wijze vanuit de werking terug redeneert naar de oorzaak, of van de handelingen naar de kracht,/die wij dan de 'ziel' willen noemen. Afhankelijk van de graad van volmaaktheid en ordelijkheid van de werken van een ziel leidt men dan ook op logische wijze ten eerste haar bestaan en ten tweede haar bekwaamheid af. Vinden wij echter de een of andere chaotische wirwar, wild en ordeloos door elkaar, zonder enige actie of beweging, dus zonder enig spoor van leven, dan denken en zeggen wij: Daar heerst de dood, die van zichzelf totaal onbewust is en wiens bezigheid bestaat uit een volledig tenietgaan, -een verschijnsel dat men in de herfst bij zeer veel bomen en struiken kan waarnemen, wanneer het vroeger zo mooie, goed geordende loof van de boomziel in wilde onordelijkheid naar beneden valt, verdort en in de loop van de winter vrijwel geheel vergaat.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] De natuur heeft nog nooit een plaatsvervanger nodig gehad en de zon heeft het ook nog nooit in haar hoofd gehaald om uit de ontelbare armzalige mensen een plaatsvervanger voor zichzelf uit te kiezen; zij werkt zelf, geeft licht en verwarmt alles op een onvergelijkbare wijze! Kortom, in de hele grote natuur is alles in orde behalve de mens. Ook de mens, deze grootste en volmaaktste apensoort, laat wat zijn natuur aangaat en wat zijn vorm betreft zeker niets te wensen over.
Hoofdstuk 24: Roclus' probeert zijn atheïsme als juiste wereldbeschouwing te bewijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar wat praten we over goden in de hemel of in de Orcus en Tartarus!? Het zijn allemaal verzinsels! De luie, arbeidsschuwe priesters zijn de goden, en de ene god van de joden is de hogepriester in Jeruzalem! Deze lieden hebben een schat aan ervaringen en kennis, waarvan zij wijselijk niets doorgeven aan het blindgemaakte en verder met alle mogelijke geweld blind gehouden volk. Slechts in hun boosaardige kaste worden de vaak zeer uitgebreide ervaringen van vele eeuwen en de meest uiteenlopende kunsten en wetenschappen bewaard in de vorm van altijd onaantastbare, heilige geheimen. Daarmee bedrijven zij hun listige spel met de mensen, die hun daarvoor uitermate veel moeten offeren, om dan door hen des te gemakkelijker zo grof mogelijk bedrogen en op alle levensgebieden mishandeld te kunnen worden. Mijn hele vermogen en zelfs de laatste vonk van mijn leven geef ik degene die mij het feitelijke tegendeel kan bewijzen!
Hoofdstuk 23: Roclus' mening over goden en priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Nu kent u mij helemaal zoals ik ben, denk en handel! U kunt me nu dus wel iets toevertrouwen als u iets weet wat nog beter is en meer waarheid bevat, en dan zal ik het beslist niet ondankbaar aannemen! - Hoe is dus de nieuwe behuizing van de oude Marcus ontstaan? Wie schiep deze?"
Hoofdstuk 24: Roclus' probeert zijn atheïsme als juiste wereldbeschouwing te bewijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] IK zeg: 'Je hebt deze mens heel juist beoordeeld en de zaak ligt bij hem inderdaad zoals je zegt; want zoveel natuurlijke, gezonde wereldervaring als deze Roclus, en door hem ook zijn elf metgezellen, heeft wel niemand van jullie. Maar omdat hij in deze tijd al herhaaldelijk naar aanleiding van zijn aanzienlijke, aardse schatten op louter list en bedrog is gestoten en overal de godheid vertegenwoordigd vond door de grootste en sluwste bedriegers, daarom kan men zich er ook niet over verwonderen dat hij tenslotte noodgedwongen het kind met het badwater moest weggooien.
Hoofdstuk 25: Het karakter van Roclus, zoals de Heer hem ziet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Zolang een mens echter in iemand geen volledig vertrouwen durft te hebben, .wordt hij ook nooit een waarachtig vriend van hem. Zolang hij echter met een waarachtige, volkomen trouwe vriend van iemand wordt, zal hij zijn hart ook niet geheel voor hem blootleggen. Legt hij zijn hart echter niet geheel voor iemand bloot, dan komt er uiteraard niets terecht van het zichzelf openstellen, dat zeer noodzakelijk is. Je moet daarom proberen van deze Roclus een vriend te maken die je volledig vertrouwt, dan zal hij je nog buitengewoon vreemde zaken vertellen, waarvan je stomverbaasd zult staan!
Hoofdstuk 25: Het karakter van Roclus, zoals de Heer hem ziet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Denk eens aan het verschil in taal tussen nu en vroeger! Duizend jaar geleden sprak men alleen in beelden en overeenkomstige gelijkenissen. De hele taal was zuiver poëzie, en daarom hebben de ouden alles in versvorm geschreven en meestal ook op deze manier met elkaar gesproken. Het zogenaamde gebrekkige proza kwam pas tevoorschijn toen de mensen, grondig bedorven, overgegaan waren in het puur materiële, vleselijke leven.
Hoofdstuk 26: Cyrenius bejegent Roclus als vriend. De oorzaak van het verval van het priesterschap - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Wanneer heel eenvoudige mensen, die branden van nieuws en weetgierigheid, zoiets van een listige boef en dagdiefhoren, laten zij hem niet meer met rust aleer hij met voorwaarden komt waaronder hij hen iets van zijn oneindige voorraad wil mededelen. De voorwaarden worden bereidwillig aanvaard en de slimme boef heeft zich daardoor opgeworpen tot profeet en priester bij zijn medemensen, die hij dan allerlei mystieke zaken begint voor te spiegelen die noch hij en nog minder iemand anders begrijpt en kan begrijpen, omdat deze alleen maar te vinden zijn in het nogal fantasierijke brein van onze boef, die door zulk listig bedrog tenslotte alle echte wijze oudsten tot zwijgen brengt, en wel hoofdzakelijk doordat hij het volk tot zich trekt en aan het verstand brengt dat hij alleen meer weet en begrijpt dan tienduizend van hun oude wijzen.
Hoofdstuk 23: Roclus' mening over goden en priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  266 - 267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291  ...