Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 279 van 1112

...  267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292  ...
[11] En IK zei: "De Romeinen in Kapérnaum vermaakten zich ermee om staters in de zee te werpen naar hun scheepsjongens die heel goed kunnen zwemmen, en deze moesten ze er dan uithalen. Maar deze werd door onze zalm gepakt en die kauwde er een poos op. Maar omdat het metaal niet fijn te kauwen is en daarom ook niet verslonden kon worden, bleef het in de bek van de vis vastkleven; en Petrus ving juist deze vraatzuchtige zalm des te gemakkelijker omdat hij zeer vraatzuchtig was. Het wonderbaarlijke voor mensen hieraan is alleen, dat Ik dat wist. -Maar zie nu dat we wijn en brood krijgen en daarbij de vis!'
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Hetzelfde heb Ik je ook aangeraden in verband met een voet die je ergert. Wie zal ooit in staat zijn om zichzelf werkelijk een voet af te hakken? En hoe dom zou Ikzelf moeten zijn om zo'n gruwelijke verminking van het eigen lichaam te gebieden, opdat de ziel zich daardoor redt uit de hel!
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Er zijn nu al mensen, en in de toekomst zullen het er nog meer zijn, die zich geheel zullen afkeren van de wereld en haar werk en alleen nastreven wat tot de geest behoort. Maar Ik zeg niet dat ze daardoor later als geheel gerechtvaardigd zullen gelden; alleen zijn ze er, zoals gezegd, wel veel beter aan toe dan wanneer ze als te zeer materiële mensen terecht zouden komen in de jullie bekende tegenpool van het leven, waarover Ik bij de visser Aziona heb gesproken; dit betekent eigenlijk dat ze in de hel komen of hierin worden geworpen.
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Onder het uitrukken van het oog en het wegwerpen ervan is het werelds verstand van de mens te verstaan. Dit is een oog van de zielom de dingen van de wereld te bekijken en te beoordelen, en ze te vergelijken met de dingen van de geest. Als dit te zeer de richting van de wereld uitgaat en zich geheel afkeert van datgene wat van de geest is, ergert dat de ziel zeer omdat ze daardoor ook geheel in de materie opgaat, en dan is het hoog tijd om geheel van de puur wereldse wijsheid af te zien en het denken alleen te richten op hetgeen met God, de geest en de ziel te maken heeft, omwille van de hemel.
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Hier verhief PETRUS zich; ook hij had moeite met deze leer en zei: 'Maar Heer, herinnert U zich die woorden dan niet meer die U bij die arme vissers heeft gesproken over het wezen van de hel, over het gericht en over de eeuwige straffen van de verloren zielen? Ja, dat waren lessen die ieder gezond menselijk verstand met de grootste vreugde moest begroeten! Maar wat U ons nu in een soort opwinding heeft geleerd, vaagt al het vorige weg en de oude hel met haar eeuwige straffen, satans, duivels en vuren staat weer gelijk vroeger in totaalonveranderde vorm voor ons, en een geheel en al onverzoenlijke God hebben wij ook weer voor ons! Ik heb het wel geweten dat we zeker weer bij het oude zouden terugkomen, en de Indiërs met hun afschuwelijk verminkende boetedoeningen hebben derhalve de enig ware en juiste levens en godsdienstleer!
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Mijn lieve Heer en Meester! Met deze leer zal het niet gaan zoals U nu gesproken heeft! Of er een andere betekenis achter schuilgaat, is een vraag die zelfs voor de meest wijze mens moeilijk te beantwoorden zal zijn. Eer hij deze leer dus zonder meer, zoals U haar nu hebt geformuleerd, serieus als waar en wettelijk aanneemt, zal hij veel tijd nodig hebben, en zeker aan zijn oude leer vasthouden. Hoe waardevol Uw hemelrijk ook is en kan zijn, ik wil het zelf wel door alle mogelijke zelfverloochening verdienen, maar nooit door handen en voeten af te hakken en ogen uit te rukken! In plaats daarvan kan men zich beter meteen van het hele leven beroven, dan is men helemaal veilig voor alle ergernis!'
Hoofdstuk 244: De grootste in het hemelrijk. Over de ergernissen (Ev. Matth. 18. 1-9) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] In feite moet dat als volgt opgevat worden: leder mens op deze wereld heeft noodzakelijk een tweevoudige liefde en een daaruit voortkomende begeerte. De ene is materieel en moet dat ook zijn; want zonder deze liefde zou niemand de aarde bewerken en zou ook niemand zich een vrouw nemen. En opdat de mens op deze aarde dat ook doet, moet hij ook een materiële, naar buiten gerichte liefde en begeerte hebben die hem tot deze activiteit beweegt en draagt. Worden deze liefde en begeerte voor de buitenwereld te machtig, dan ergert ze de hele mens en doet de ziel verkommeren, omdat ze teveel naar buiten wordt gedrongen in de materie. Dan is het hoog tijd om zich sterk te vermannen en zich met vaste wil los te maken van deze liefde en begeerte en enkel en alleen datgene wat louter van de geest is uit alle macht na te streven. Is dat het geval, dan is dat alleen ook voldoende om Gods rijk te bereiken, ofschoon men anders volgens de juiste orde der dingen beide zaken wel moet doen vanwege de naastenliefde.
Hoofdstuk 245: Verklaring van de beelden over ergernissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] PETRUS zegt: 'Ja, ik zie het nu zeker beter in dan vroeger; maar toch bevinden zich hierin een aantal dingen die me eerlijk gezegd nog niet helemaal duidelijk zijn! En wat me nog niet zo helemaal duidelijk is, is het volgende: ik zie nog altijd niet in, waarom U de ene keer van Uzelf zegt dat U de Mensenzoon bent, een andere keer weer Gods Zoon en weer een andere keer dat U Jehova Zelf bent! Wilt U mij hierover nog een klein licht geven, dat is goed voor ons allen; want ik geloof dat niemand van ons dit echt goed begrijpt!"
Hoofdstuk 246: Kinderen als voorbeelden voor de leerlingen. God en mens in de Heer (Ev. Matth. 18,10) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Toen zei één van hen, die iets gematigder was, dat een knecht van een burger uit de stad, die geen visrecht had en zich hier in hun midden bevond, met haken op een van de beste visplaatsen had gevist en een aanzienlijke buit had gemaakt; en toen zij als vissers met een vergunning hem daarbij betrapt hadden, hem terecht hadden gewezen en hem volledig terecht zijn buit hadden afgenomen, had hij zich tegen hen verzet en was met de meest grove uitdrukkingen gaan bewijzen dat ook hij het volste recht had om te vissen waar hij wilde. Hij had evenwel geen pachtbrief en matigde zich zomaar dit recht aan, wat ze niet konden en mochten dulden.
Hoofdstuk 248: Over het vergeven (Ev. Matth. 18, 15-22) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Toen PETRUS weer bij ons in de kamer kwam, zei hij: 'Heer en Meester, de strijd is weliswaar bijgelegd, omdat ik mijn buren ertoe heb bewogen om ook voor de achtste keer de overtreding van de visdief door de vingers te zien; maar wettelijk gezien hadden ze hem deze achtste keer wel voor de rechter kunnen dagen. Het zou wel goed zijn, Heer, als U ook op dit aardse juridische gebied de wetten van Mozes iets nauwkeuriger wilde uitleggen, vooral in deze tijd, waarin ook de Romeinse wetten een grote invloed hebben gekregen op de levensomstandigheden van de joden en men niet meer zo goed weet of men zich nu meer aan de wet van Mozes of aan de Romeinse wet moet houden. In sommige opzichten is de Romeinse wet duidelijk humaner dan de Mozaïsche, die als staatswet in heel veel gevallen helemaal niet meer letterlijk toegepast kan worden. Welke wet is nu volgens Uw grote liefde en wijsheid beter?"
Hoofdstuk 248: Over het vergeven (Ev. Matth. 18, 15-22) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] IK zei: 'ik weet dat de zaken er nu zo voor staan en het voor een rechter moeilijk is met deze twee verschillende wetten recht te spreken, en ook om te bepalen hoe en wanneer iemand zich tegenover een ander heeft schuldig gemaakt, omdat bijvoorbeeld de ene wet goedkeurt wat volgens de andere wet een zonde is.
Hoofdstuk 248: Over het vergeven (Ev. Matth. 18, 15-22) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Om nu voor jullie en ook door jullie voor alle mensen een bepaling te geven waarnaar iedereen zich dan moet richten, moeten jullie goed naar het volgende luisteren en het ook optekenen:
Hoofdstuk 248: Over het vergeven (Ev. Matth. 18, 15-22) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Heeft iemand derhalve tegenover jou gezondigd, vergeef hem dan met heel je hart en vraag in Mijn naam aan de Vader of Hij het hart van de zondaar wil verbeteren, dan zal dat ook geschieden al naargelang je geloof en naarmate je hem, die zich tegenover jou heeft schuldig gemaakt, tevoren zelf hebt vergeven.
Hoofdstuk 248: Over het vergeven (Ev. Matth. 18, 15-22) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Toen de koning dit hoorde liet hij de onbarmhartige dienaar onmiddellijk bij zich komen en sprak tot hem met toornig gezicht: 'Luister, jij slechte knecht! Heb ik jou niet alle schuld kwijtgescholden, toen je me daarom vroeg? (Matth. 18,32) Waarom heb jij je dan niet ook zo ontfermd over jouw medeknecht zoals ik me over jou heb ontfermd?' (Matth. 18,33)
Hoofdstuk 249: De gelijkenis van de slechte knecht (Ev. Matth. 18,23-35) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Maar hij zou dat zeker niet geworden zijn wanneer hij door de rijke man als mens was behandeld. De rijke man, in zijn trotse gewichtigheid meende dat het niet eens zo erg was om de arme aanbidder op de zojuist beschreven wijze de deur te wijzen; maar voor hem die buiten de deur werd gezet, was het te veel en hij werd daardoor een misdadiger ~ een moordenaar, verborg zich toen uit vrees voor de wereldse rechters in de dichte bossen en werd daar de schrik van de mensen.
Hoofdstuk 250: De noodzakelijkheid van wereldse rechtbanken. De oorzaken van misdaden en het verhoeden er van. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292  ...