Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 279 van 1037

...  267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292  ...
[10] Alles wat hier gebeurt is nu wel erg wonderbaarlijk. Kijk eens naar al die tafels in de zaal! Ze zijn er, en noch ik noch mijn waard weten waar ze vandaan zijn gekomen! Ook staan er op alle tafels grote hoeveelheden brood en wijn, en noch het een noch het ander hebben de waard of ik of een van onze bedienden op een tafel gezet! Bovendien weet ik maar al te precies voor hoeveel gasten hier in het uiterste geval plaats is. Nu zijn er zeker vijfmaal zoveel gasten, en toch ziet de zaal, die werkelijk veel groter is, er nog precies eender uit! Als ik eens goed over deze zaak nadenk is dit alles toch wel iets meer dan het door u gevraagde krachtproefje van de zuivere wil van onze Heer en Meester!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Geliefde Johannes, je hebt hier op deze plaats een heel steekhoudende opmerking gemaakt, en ook Ik krijg er tranen van in Mijn ogen. Maar wat kan er verder nog aan gedaan worden?! Kijk, om ter wille van het behoud van deze muren alle inwoners door een engel des verderfs te laten doden, zou zeker niet erg wijs zijn, maar erg betreurenswaardig; want er leven nu immers nog verscheidene duizenden mensen binnen deze muren die in de loop van de tijd toch nog in Mij zullen geloven! En kijk eens naar die ongeveer zeventig man, en al die tollenaars en die verklede Farizeeën en schriftgeleerden; die zullen reeds vandaag al helemaal in Mij geloven, en zo zijn er ook nog heel veel onder het volk die hierna nog bekeerd worden. Daarom moet deze plaats ook zolang gespaard blijven voor elk te groot uitvallend gericht. Maar wanneer alle goede visjes uit deze vijver gehaald zullen zijn, en daarin alleen nog adders en weerzinwekkende kikvorsen rond zullen zwemmen, dan zal het moment aanbreken om dat ellendige moeras door vuur en aardbeving te dempen.
Hoofdstuk 207: De beschouwingen van de Heer over Jeruzalem en de eindtijd van de aarde. Het duizendjarige rijk en het gericht door het vuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] En tegen het einde van de tijd van deze aardse bevolking -en dus niet van deze aarde -zal het precies zo gaan: De mensen zullen in die tijd weliswaar geen bergen tot hun -diepste fundamenten afgraven, zoals de goud en edelstenen zoekende Hanochieten dat gedaan hebben, ook zullen zij geen Romeinen meer tegen zich in het harnas kunnen jagen; maar zij zullen door allerlei machines, door de kracht van het vuur aangedreven, beginnen om via ongelooflijk diepe schachten en gaten in het binnenste van de aarde te dringen, waardoor zeer brandbare gassen in grote massa's naar de oppervlakte van de aarde zullen komen. En als de atmosfeer te veel met zulke gassen verzadigd zal zijn, zullen deze vrijwel rondom de hele aarde ontvlammen en alles tot as verbranden. Slechts weinig mensen zullen daarbij in leven blijven. Maar die over zullen blijven, zullen dan ook echte mensen zijn. Die zullen dan werkelijk een geheel vernieuwde aarde bewonen, en jullie en velen die na jullie komen en in Mijn naam gewekt worden, zullen hun leraars en leiders zijn.
Hoofdstuk 207: De beschouwingen van de Heer over Jeruzalem en de eindtijd van de aarde. Het duizendjarige rijk en het gericht door het vuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'O, vriend en broeder! Deze mensen die door eigen kwade wil blind zijn, weten maar al te goed dat Ik erg machtig ben, en zij hebben geen groter bewijs van Mijn wijsheid, kracht en macht nodig, want zij haten Mij juist omdat zij bang voor Mij zijn vanwege Mijn wijsheid en macht. Dus daarvoor is het echt niet nodig deze blinden een nieuw bewijs van Mijn macht te geven; maar ter wille van de Romeinen zal Ik heel onverwacht toch iets doen, om de Romeinen daardoor iets tegen hen in handen te geven. - Maar omdat de zon al dicht bij de horizon staat, breken we op en gaan we naar binnen. Wie ons volgen wil, die zal ons dan wel in huis vinden, want buiten zal Ik vandaag niet meer spreken of iets doen. Laten we dus naar binnen gaan!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] DE ROMEIN die van verbazing bijna omviel, zei: 'Ja, vriend, ik geloof datje helemaal gelijk hebt! Want ook al zou je op een voor ons verborgen wijze het kostbare vaatwerk uit Bethanië hierheen hebben kunnen laten brengen, waarbij wij met z'n dertigen toch gemerkt zouden hebben dat er iets in huis gebracht werd - tenzij je van hier naar Bethanië een onderaardse gang hebt, wat zeer te betwijfelen is -, dan zou je in die paar uur toch nooit al die tafels en stoelen hebben kunnen laten halen en de zaal hebben kunnen vergroten! En dus is het waarlijk een ongehoord wonderwerk, en degene die het tot stand bracht is een god en geen mens meer!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Omdat het echter al gauw behoorlijk donker in de zaal geworden was, moesten er lichten aangestoken worden, wat altijd enige bezwaren met zich meebracht want men had in die tijd niet zulke aanstekers als heden ten dage. Als het zogenaamde eeuwige licht, dat ieder huis had, doofde, dan moest men naar een buurman gaan en daar vuur lenen, of men moest bepaalde droge stokjes zolang tegen elkaar wrijven tot zij begonnen te branden. Ditmaal was echter ook in dit huis het vuur helemaal gedoofd, en de bedienden wreven de genoemde stokjes, die echter deze keer niet wilden branden. En zo werd het steeds donkerder, en niemand kon licht maken.
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen kwam LAZARUS naar Mij toe en zei: 'Heer, in het hele huis is het vuur gedoofd en nu kunnen wij geen licht maken! U is toch alles mogelijk; als U wilt, maakt U dan licht!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] Toen de Farizeeën dat zagen, waren zij helemaal verbluft, keken naar de Romeinen en wachtten af wat die eventueel over dit gebeuren zouden zeggen. Maar de Romeinen waren zelf van pure verbazing helemaal sprakeloos, zodat er bijna een half uur verstreek voor iemand weer iets zei.
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Toen de hoogdravende Farizeeër deze vraag hoorde en deze tekst van de profeet, waarover hij zich dodelijk verlegen voelde, werd zijn tong volledig lamgelegd, en hij wist niet wat hij daarop moest zeggen, omdat juist in deze tekst de gruweldaden van de Farizeeën, precies zoals zij waren, heel duidelijk naar voren kwamen.
Hoofdstuk 211: Een weddenschap tussen Agricola en een Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] Maar genoeg daarover! De eerste vraag is zo goed als verprutst. Gaan we naar de tweede over; misschien vergaat het je daarmee beter!'
Hoofdstuk 211: Een weddenschap tussen Agricola en een Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Kijk, ik als Romein begrijp jullie Schrift beter dan jullie, de voornaamste joden midden in jullie land en midden in jullie godsstad! Maar daar gaat het nu niet om. De weddenschap is afgesloten en een Romein trekt zich niet terug van datgene waarom hij onder getuigen gewed heeft. De tweede vraag is ook verloren, en dus gaan we nu naar de derde!'
Hoofdstuk 212: Agricola verklaart voorspellingen uit Jesaja - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] DE ROMEIN zei 'O, jullie hebben het niet met iemand te doen die op winst uit is! Als jullie slechts één van mijn tien vragen goed beantwoorden, hebben jullie de weddenschap gewonnen! Maar ik vraag jullie wat ik wil. Als jullie vervolgens mij vragen willen stellen - zoals wij dat afgesproken hebben -, dan zal ook ik jullie niet voorschrijven waarover je mij moet vragen. En daarom nu naar de derde vraag!
Hoofdstuk 212: Agricola verklaart voorspellingen uit Jesaja - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen keek DE FARIZEEËR de Romein helemaal perplex aan en zei na een poosje: 'Vriend, zeg me toch, waar en wanneer je je onze Schrift zo goed hebt eigen gemaakt! Je kent alle profeten zo goed alsof je een schriftgeleerde uit de tempel bent! Ik ken dit hoofdstuk wel heel goed, maar het heeft een puur geestelijke betekenis en heeft naar mijn mening helemaal niets te maken met onze tegenwoordige tijd. Het zijn heel gebruikelijke, geestelijke, lofprijzingen van een profeet, die helemaal niet geschikt zijn voor een gewoon mens. Het is een soort psalm op God de Heer.'
Hoofdstuk 212: Agricola verklaart voorspellingen uit Jesaja - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Maar toen stond AGRICOLA op, liep naar de tafel waar de verklede mannen helemaal apart zaten en zei tegen hen: ' Zeg me eens hoe jullie de zwakte van deze ware Messias bevalt! Noemen jullie dat nu ook nog een zwakte, of kunnen jullie misschien hetzelfde doen alleen door jullie wil? Kunnen jullie ook zulke kostbare drinkserviezen scheppen en met kostelijke wijn vullen? Kunnen ook jullie heerlijk brood uit de lucht te voorschijn toveren, en tafels en banken? Jullie tafel en jullie banken en stoelen zijn toch echt wel stevig genoeg, en zij zijn niet gemaakt, maar alleen geschapen door de wil van Degene van wie jullie beweren dat wij Romeinen Hem alleen maar goed gezind zijn omdat wij in zekere zin van Zijn zwakte niets te vrezen zouden hebben. Wat zeggen jullie daar nu dus van?'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Dat jullie nu deze ware godmens niet als Degene die Hij ongetwijfeld is, willen aanvaarden, komt noch door jullie jehova noch door Mozes, maar alleen door de angst dat daardoor jullie aanzien en grote inkomsten zouden kunnen verminderen. jullie zijn in je gewetenloosheid maar al te blij datje elk vonkje van geloof in een God kwijt bent! Nu moeten jullie opeens heel serieus weer aan een God gaan denken, -wat voor jullie gevoelloze geweten wel heel erg lastig zou zijn! En daar denken jullie dus beslist niet aan! Maar één ding kan jullie niet onverschillig laten, en dat is zonder meer, dat er nu zo veel mensen in deze waarachtige godmens geloven, daardoor wijs en verstandig worden en zich dan toch van jullie af zullen keren. En dan zou ik ook tegen jullie willen zeggen: Hinc ergo illae lacrimae? (Vandaar dus die tranen! D.w.z.: Dat is dus de reden) Naar mijn mening heb ik jullie nu alleen maar openlijk de volle waarheid gezegd; maar desondanks kunnen jullie doen wat je wilt!'
Hoofdstuk 210: De twijfel van de Farizeeën over de Heer als Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  267 - 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292  ...