Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 280 van 1490

...  268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293  ...
[3] Hij zocht God wel heel ijverig en maakte daarvoor ook zijn grote reizen. Maar hoe verder hij kwam, des te meer onzin en dwaasheid en duimendik bedrog vond hij. Hij liet zich op 't laatst zelfs bij de Essenen inwijden en dat beviel hem, omdat deze hun goddelijkheids bedrog toch in ieder geval tot meerder heil van de mensheid hebben bedacht, en daarbij op zichzelf zeer goede en verstandige mensen zijn, bij wie de een met de ander eerlijk als broeder omgaat en niets op zijn naaste voor wil hebben; want de grondregel van deze sekte is: 'Evenveel weten, evenveel bezitten, evenveel zijn, en aan geen leek het geheim van de hoge dikke muren verraden, waardoor voor geen mens op aarde enig onheil, maar alleen zo mogelijk, heil moet ontstaan!'
Hoofdstuk 25: Het karakter van Roclus, zoals de Heer hem ziet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Een ander, ook een licht bestrafte, droeg over zijn hele lichaam stekels als een stekelvarken, alleen met dit verschil: bij het stekelvarken staan de scherpe punten naar buiten gekeerd, bij de boeteling waren ze echter naar binnen gekeerd en staken minstens twee duim diep in zijn lichaam. Deze stekels, hetzij uit hout, been of ook uit metaal, moet de boeteling volgens voorschrift van de vriendelijke boeteprofeet zelf in zijn lichaam steken en wel iedere dag één meer, gedurende de hele boetetijd van twee jaar, zodat hij aan het eind van zijn wanhopige boetetijd net zoveel heilige boetestekels in zijn lichaam heeft zitten als er dagen in twee volle jaren gaan. Als de boeteling zijn boetedoening overleeft, dan begint daarna pas de vrijwillige naboetedoening, terwille van de verdienste voor de alziende ogen van Lama; want het eerste verplichte deel was er alleen maar om van Lama vergeving van een zonde te verkrijgen. Pas door de naboetedoening kan de zondaar een verdienste voor Lama verwerven.
Hoofdstuk 27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel van boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Ik vroeg de boeteverkondiger, die overigens heel vriendelijk was waarin dan de naboetedoening van deze stekelboetedoener bestond. En deze antwoordde: 'Uit twee of ook drie dingen! Ten eerste kan hij de stekels tot aan het eind van zijn leven in zijn lichaam laten zitten, wat veel ongemakken met zich mee brengt, vooral bij de nachtrust; want dergelijke boetelingen kunnen dan alleen op het stuifzand of met aan hem vastgebonden zakken die met lucht gevuld moeten zijn, in het water hij nachtrust genieten. Ten tweede kunnen zij de stekels weer uit hun lichaam trekken, maar per dag niet meer dan één, en dus hebben zij voor het uittrekken net zoveel tijd nodig als eerder voor het insteken. Ten derde kunnen zij ook alle stekels er in een keer uit laten trekken en daarna een balsembad nemen. Dat heelt het snelst de wonden en de boeteling is daarna meteen weer een bruikbaar mens die tot werken in staat is, maar hij moet daarvoor of een groot offer aan Lama schenken, of vier jaar lang slaaf van een priester zijn en diens akker, weiden en tuinen verzorgen, waarbij hij zichzelf echter geheel uit eigen middelen moet verzorgen. Dat het hem daarbij met al te goed gaat, laat zich vanzelfsprekend wel indenken!'
Hoofdstuk 27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel van boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Dat, vertelde zo'n vriendelijke boetepriester mij, waarop ik hem vroeg wat zo'n zondaar dan wel gedaan moest hebben om zo'n marteling als boetedoening opgelegd te krijgen. Toen zei de boeteprediker: 'Daar is vaak helemaal geen werkelijke misdaad voor nodig, maar dat ligt verborgen in de ondoorgrondelijke wijze willekeur van de eeuwige Lama! Hij openbaart zijn heilige wil enkel en alleen aan zijn opperste priester op aarde. Die verkondigt deze dan aan ons, lagere priesters en wij onderrichten dan het volk, dat ons blind gehoorzamen moet. Want al zijn wij ook oneindig klein en gering voor de hoogste priester van Lama, voor het volk zijn wij toch oneindig veel en groot en onze wil is zeer machtig! Eén woord uit onze mond is voor het gewone volk een ijzeren wet, omdat het wel weet dat het woord van Lama en van ons één is!'
Hoofdstuk 27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel van boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Ik vroeg hem of Lama dan nooit een reden aangaf, waarom hij zo'n mens veroordeelde tot zo'n ontzettende, gruwelijke boetedoening. Toen zei de priester weer met het vriendelijkste en deemoedigste gezicht van de wereld: 'Zegt Lama ooit aan een mens hoe, wanneer en waarom hij hem een vreselijke, pijnlijke ziekte geeft? Lama is zeer wijs, almachtig en rechtvaardig. Hij doet wat hij wil en vraagt nooit iemand om raad, en het oordeel van de mensen is hem een gruwel! Wie kan zich verzetten tegen de wil van Lama, die toch almachtig is? Het zou het ontzettendste van het ontzettende en het verschrikkelijkste van het verschrikkelijke zijn om hem boos te maken! Daarom is het voor de mens heilzamer zich op deze wereld, waarop alles een eind heeft, alle martelingen aan te doen, dan in een andere wereld eeuwig in het verschrikkelijke vuur van de toorn van Lama te branden.'
Hoofdstuk 27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel van boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Ook alle andere aanwezige gasten waren buitengewoon verbaasd over het scherpe verstand van deze Esseen, en betreurden het aldoor dat Roclus met Mij nog geen kennis had gemaakt. Iedereen was nu uiterst gespannen op wat Ik uiteindelijk op dit alles zou zeggen. Maar voor Mij was de tijd nog steeds niet rijp om een soort discussie met Roclus te beginnen, omdat hij toch nog het een en ander in zijn hart verborg waarmee hij tijdens dit zeer openhartige gesprek nog niet voor de dag was gekomen; maar in een verder gesprek zou Cyrenius niet meer opgewassen geweest zijn tegen Roclus.
Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Daarom riep Ik heimelijk Raphaël bij Me, en gaf ook Cyrenius een teken dat hij Raphaël nu aan Roclus voor moest stellen en hem moest zeggen dat deze jongeling nu de rest met hem zou afhandelen, omdat hij (Cyrenius) zichzelf te zwak en te arm aan ervaring vond om tegenover Roclus' absoluut zeer gedegen verstand tegenargumenten naar voren te brengen die het atheïsme van de scherpzinnige denker teniet zouden doen; maar deze jongeling zou hem, namelijk Roclus, wel zeer gefundeerde tegenargumenten kunnen geven, waar hij volledig zeker van kon zijn.
Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar ROCLUS zei daarop dadelijk tegen Cyrenius: 'Beste, geëerde vriend, wanneer u als wijze grijsaard van koninklijke afkomst, die zolang reeds in regeringszaken zit, mij niet te woord durft te staan met uw vele ervaring en kennis, wat moet deze jonge knaap dan met mij aan, hij is duidelijk nog geen twintig jaar oud. Of vind u mijn argumenten te zwak en inhoudsloos om mij daarop een antwoord te geven?"
Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Van ons onderpriesters heeft niemand ooit de Lama gezien! Je kunt al van zeer veel genade en geluk spreken als je in je leven ook maar eenmaal de opperpriester van de Lama te zien krijgt. Van de Lama zelf is al helemaal geen sprake! De opperpriester draagt kennis van de levensomstandigheden van al zijn onderdanen en van alle hem onderhorige vorsten, die hij net zo beveelt als een heer zijn dienaren. Zij moeten hem in alles wat hij wil gehoorzamen, anders kost het hem slechts één woord aan zijn volkeren, die blindelings en rotsvast in hem geloven en hun hele wel en wee enkel en alleen maar van hem verwachten, en deze staan op en brengen alle vorsten met het grootste plezier van de wereld om, omdat dat hun het hoogste welgevallen van de Lama oplevert. Daarvan zijn de vorsten zeer goed op de hoogte en daarom bewijzen zij in hun eigen belang de opperpriester alle denkbare eer en offeren hem jaarlijks grote sommen goud en zilver, en verrijken hem nog bovendien met de mooiste kudden.
Hoofdstuk 28: Roclus over de Indische priesterkaste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Dicteert hij voor de een of ander een lichamelijke boetedoening, waarvan ook geen vorst gevrijwaard is, dan kunnen de vorsten deze met goud of kostbare edelstenen en parels afkopen, of zij kunnen door middel van een verzoek toestemming vragen of iemand anders, die zeer vroom is en nog nooit boetedoening kreeg opgelegd, voor een vorst als vervanger diens boetedoening kan overnemen, als hij dat wil; want dat wordt geheel aan de vrije wil van de vrome overgelaten, evenals ook het vaststellen van de vergoeding voor het plaats vervangen, die bij zulke gelegenheden nooit zo heel erg bescheiden uitvalt. Want dergelijke vrome plaatsvervangers halen reeds van te voren bij de boeteverkondigers betrouwbaar advies en kunnen de aan een vorst opgelegde zeer pijnlijke lichaamsstraf in een willekeurige lichtere omvormen, die door de opperpriester van de Lama aanvaard wordt als geldend voor de vorst als hij de boetevervanger een voldoende grote som daarvoor heeft betaald, waarvan de desbetreffende plaatsvervanger tweederde aan ons priesters moet afdragen.
Hoofdstuk 28: Roclus over de Indische priesterkaste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Bij het opleggen van een boete moet altijd de geheimgehouden norm aangehouden worden dat hoogst zelden aan arme mensen een boete wordt opgelegd; en als die welopgelegd wordt, dan behoort deze altijd tot de allerlichtste soort. Grote en zware boeten worden gewoonlijk alleen aan rijken en welgestelden opgelegd, die zich hetzij ten dele of ook wel geheel vrij kunnen kopen van de boeteoefening, als zij dat willen. Maar behalve een vorst koopt zelden iemand zich helemaal vrij, omdat zo'n volle afkoop hem zijn hele vermogen zou kosten. De gierige verricht de boetedoening dan wel zelf en martelt zich liever op de ergste manier, dan zijn goud of zilver af te geven. Heeft degene die een boete voorgeschreven kreeg eventueel een erg mooie dochter of ook wel een heel knappe goedgebouwde zoon, dan kan hij deze in plaats van het goud en het zilver als offer aan de opperpriester brengen, natuurlijk met een kleine bruidsschat en met sieraden en rijke kleding; want dat alles kan de opperpriester met zijn ontelbare dienaren ook goed gebruiken en voor allerlei diensten inzetten. Want hij bezit voor zichzelf, merendeels in de bergen en op de hoogten, verschrikkelijk grote landerijen die zo uitgebreid zijn, dat een mens jarenlang rond zou moeten trekken voordat hij alle landerijen gezien heeft die de hogepriester als een geschenk van Lama toebehoren."'
Hoofdstuk 28: Roclus over de Indische priesterkaste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Ben je echter op deze wijze heelhuids over de drie reusachtige muren gekomen, dan sta je vervolgens voor de kale rotswanden van de berg. Vol ijver loop je dan ruim een halve dag om de berg heen om tevergeefs naar een mogelijke weg omhoog te zoeken, die je echter met geen mogelijkheid vindt, omdat er aan de buitenkant geen is. Alleen de wachters van de derde ringmuur kennen de poort in een rots, die je echter ook alleen maar weer door middel van een neergelaten touwladder bereikt. Als je eenmaal op de vooruitspringende rots boven bent aangeland die ongeveer twaalf manslengten van de bodem verwijderd is, dan heb je nog niets bereikt als de wachters van dit vooruitspringende gedeelte dat bovenop een oppervlak van ruim twee morgens heeft, de poort niet voor je opendoen en je met een fakkel door een lange onderaardse gang naar de top van de berg brengen.
Hoofdstuk 29: Roclus vertelt over de residentie van de opperpriester van - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Wel is het zo dat de opperpriester meermalen verkleed in de stad afdaalt, ook in de tuin wandelt en zich onderhoudt met de andere priesters, die de enige bewoners van deze stad zijn; maar niemand mag hem daar herkennen of hem zelfs als opperpriester begroeten. Wie van de priesters dat zou doen, zou zich blootstellen aan zeer bedenkelijke onaangenaamheden. Slechts vier maal per jaar is er een dag aangewezen waarop hij zich in volornaat aan de bewoners van de stad vertoont. Dat zijn dan ook de hoogtijdagen. Drie nachten ervoor en drie nachten erna branden op de hele berg talloze lichten, zodat alle omliggende bergen daardoor tot in de verre omtrek lijken te gloeien, hetgeen steeds een prachtig schouwspel is.
Hoofdstuk 29: Roclus vertelt over de residentie van de opperpriester van - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Deze enige ware God is puur liefde, en door deze liefde is Hij de volste wijsheid en door deze wijsheid almachtig.
Hoofdstuk 37: Raphaël beschrijft Gods wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Deze God is tegelijk de hoogste orde, waarheid, gerechtigheid en alle licht en leven Zelf, en alle wezens en dingen op deze aarde - de aarde zelf met al haar geesten en elementen, de maan, de zon en al de talloos vele andere sterren, die niets anders dan ook enorm grote hemellichamen zijn, sommige onuitsprekelijk vele malen groter dan deze aarde, die even goed een bol is als de maan en de zon die jij nooit anders dan als bollen hebt gezien, waarvan de laatste, de zon namelijk, miljoen malen groter is dan deze aarde -, dat zijn allemaal werken van een en dezelfde God, die in Zijn oereigenlijke Wezen precies zo is als jouw waarlijk zeer gelouterde verstand Hem zich voorstelt!
Hoofdstuk 37: Raphaël beschrijft Gods wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293  ...