10915 resultaten - Pagina 280 van 728
... 268 - 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 ...
[14] Er staat echter ook geschreven: 'Zie, Ik zend jullie profeten, wijzen en echte schriftgeleerden! Van hen zullen jullie sommigen doden en zelfs kruisigen zoals de heidenen doen, en weer anderen zullen jullie geselen in jullie synagogen en vervolgen van de ene stad naar de andere, opdat over jullie kome het bloed van al die rechtvaardigen, zoals van de vrome Abel, die door Kaïn werd neergeslagen, tot aan het bloed van Zacharias, die een zoon was van de vrome Berekja en die jullie gedood hebben tussen de tempelvoorhang en het offeraltaar. Waarlijk, Ik zeg jullie nu: omdat jullie zo gehandeld hebben en ook nu nog zo handelen, is dat allemaal over jullie gekomen, en er zullen nog veel ergere dingen over jullie komen; want jullie willen het zelf zo en veroorzaken dat ook zelf!Hoofdstuk 203: De toekomst van Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Sterf je echter als een in Gods ogen ongerechtigd mens, dan zal er wel een zeer lange nacht tussen de dood van je lichaam en je ware opstanding volgen - het is echter niet zo dat je je daar niet bewust van bent, de ziel is er zich wel van bewust -, en dat zal een echte en lang durende dood van de ziel zijn. Want een dood waar de ziel geen weet van heeft, zou ook geen echte dood voor haar zijn; maar de dood waarvan ze zich bewust is in het rijk van de onzuivere geesten, zal een grote pijn en kwelling voor haar zijn. Zie, zo zal het gaan! En nu jullie dat weten, moeten jullie een volgende keer duidelijker en meer volgens de waarheid denken en spreken; en waar jullie niets van weten, daar moet je Mij naar vragen, opdat je door je woorden niet tot allerlei verkeerde denkbeelden vervalt! Onthoud dat allemaal goed!'
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Op de plaats waar Ik dat bewerkstelligd had, bevonden zich echter nog meer mensen, die zich zeer verwonderd afvroegen wat Ik dan wel voor een mens was, dat de elementen aan Mij gehoorzaamden. Sommigen dachten dat Ik een zeer beroemde magiër moest zijn; anderen meenden echter dat Ik een vroom mens was en daarom onder de genade van de goden stond, die Mij verhoorden als Ik hun iets vroeg. Weer anderen merkten op dat Ik een jood was en dat joden vaak geweldige profeten hadden en dat Ik misschien wel zo'n ziener van de joden was of misschien zelfs wel een Esseen. Zodoende ontstond daar druk gepraat, maar toch waagde niemand zich in Mijn buurt om Mij te vragen wie Ik was.
Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Tijdens de nacht zal in jouw huis de verandering zo gebeuren, dat niemand van je mensen het merkt! Maar 's morgens zullen ze van verbazing grote ogen opzetten, wanneer ze zich in een heel nieuw huis bevinden, dat echter toch helemaal hetzelfde is als het oude, alleen zal het in alles groter en comfortabeler zijn, -zoals dat ook met de stal het geval zal zijn. Als je dat nu uit Mijn mond weet, kun je nu helemaal gerust zijn en met ons mee naar Cyrenius gaan, waar het voor ons allemaal goed zal zijn te vertoeven.
Hoofdstuk 212: In het paleis van Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Deze ergste plaag is echter ons afgodendom en zijn onze priesters. Deze duizendmaal duizend geprivilegieerde bedriegers van de mensen hebben verstand van magie en toverij of liever gezegd, ze plegen allerlei soorten bedrog, imponeren daardoor de met blindheid geslagen volksmenigte en zijn, doordat zij voornamelijk met het volk omgaan, in het volle bezit van de macht over het volk, wat het voor ons eindeloos moeilijk maakt om het volk voor te lichten; want als uiteindelijk zelfs de keizer betere scholen zou willen oprichten voor het volk, zouden die vreselijke priesters het hele volk maar al te gauw tegen de keizer opzetten en zou hij met leger en al verloren zijn.
Hoofdstuk 214: De vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Cyrenius echter zei tegen Mij: 'Heer, Waarom mochten ook wij de geesten die mijn raadsheer zag en sprak eigenlijk niet zien en spreken?'
Hoofdstuk 220: Over geloven en zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Dat er echter ook reeds lang vóór Adam wezens hebben bestaan die op mensen lijken is heel zeker en waar, en er bestaan nog van die wezens op aarde; maar tussen hen en de eigenlijke vrije mensen bestaat een heel groot verschil.
Hoofdstuk 221: Adam en Eva, de eerste mensen van de aarde De pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Dat echter ook de dieren in de loop der tijd, door veel inspanningen van de ware mensen, ook een soort hogere ontwikkeling aannemen, hebben jullie allemaal met jullie huisdieren ervaren. De mensen zouden nog meer kunnen bereiken met de dieren, wanneer ze zoals de eenvoudige oervaderen van de aarde in een ware en volledige verbinding zouden staan met hun geest van gene zijde uit het hart van God.
Hoofdstuk 221: Adam en Eva, de eerste mensen van de aarde De pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Vannacht wil hij nog graag een paar mud graan van zijn heer ontvreemden, omdat het graan morgen al in de nieuwe kist gedaan zal worden, die heel goed kan worden afgesloten. Hij had echter in de gaten dat wij nog een paar uur vóór de avond klaar zouden zijn met de kist en zijn heer er dan ook onmiddellijk gebruik van zou maken. Dus ging hij naar het huis van deze buurman, die met al zijn mensen op het veld aan het werk was en stak het in brand, om te voorkomen dat wij de kist vandaag nog klaar zouden krijgen.
Hoofdstuk 225: De dood van de rabbi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Daardoor brak de knecht zijn arm en kreeg een paar brandwonden in zijn gezicht, zodat hij daar weggedragen moest worden. Ik zei tegen Jozef 'Kijk, die heeft zijn loon te pakken, dat hem uiteindelijk nog tot een beter mens zal maken; Ik wil nu echter dat de brand ophoudt!'
Hoofdstuk 226: De brand in het huis van de buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Toen Ik dat, terwijl alleen Jozef het hoorde, had uitgesproken, doofde het vuur zo snel dat er aan of in het huis geen gloeiende vonk meer te vinden was. Ook was er aan het huis geen andere schade te zien dan die aan het dak, dat natuurlijk voor meer dan de helft verbrand was. Maar omdat er zich onder het dak niets bevond wat door de vlammen verwoest had kunnen worden, was de schade niet bepaald groot te noemen, en wij kregen weer een werk aangeboden dat we echter voor de buurman, die niets aan het ongeluk kon doen, helemaal voor niets uitvoerden en waarvoor we hem ook het nodige materiaal schonken.
Hoofdstuk 226: De brand in het huis van de buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Onder het volk ontstond echter grote verbazing over het feit dat het vuur opeens helemaal uit was gegaan en men nergens ook maar een vonkje kon ontdekken, dat er ook nergens meer rook opsteeg en daarbij ook nog de verkoolde balken helemaal koud aanvoelden. Velen zeiden dat dat onmiskenbaar een wonder was. Anderen waren weer van mening dat dit kwam doordat men op het laatst met vuil water geblust had. En weer anderen zeiden dat God de bede van een rechtschapene verhoord had en dat kon niemand anders zijn dan de knecht die door de heilloze woede van een paar beledigde nietsnutten in de vlammen geduwd was.
Hoofdstuk 226: De brand in het huis van de buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Dat ben Ik altijd geweest! Alleen voor Nazareth en zijn duistere omgeving ben Ik stom; want waar geen geloof is, is ook geen waar verstand en geen licht. Verraad Mij dus niet! Wanneer jullie echter over een paar uur in de stad het klagen en het betaalde wenen zullen vernemen, ga dan niet onmiddellijk nieuwsgierig naar de stad zoals de andere blinde mensen, maar blijf thuis, omdat jullie nu reeds weten wat er aan de hand zal zijn! En als het nieuws hier wordt bekend gemaakt, zeg dan: Tegen Gods wil kan geen sterveling vechten! God heeft het zo bepaald en klagen, huilen en wenen heeft geen enkele zin! Maar tot het nieuws komt, kunnen we buiten werken; en na het nieuws laten we het werk liggen en begeven we ons naar Kafarnaüm. Aan het meer zullen we werk vinden tot de sabbat!'
Hoofdstuk 225: De dood van de rabbi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Meteen gingen we aan het werk, wat Jozef graag had, omdat hij gewild had dat de kist al klaar was geweest, omdat de buurman hem ook erg nodig had. Er was echter iets merkwaardigs met die kist. Telkens als we eraan begonnen te werken, gebeurde er iets waardoor we ofwel opgehouden werden met het werk of dagenlang onderbroken werden. Jozef dacht daarom dat dat door een boze geest veroorzaakt werd, en vond dat we ons door hem nu niet langer moesten laten storen en net zo lang moesten doorwerken tot de kist eindelijk helemaal klaar was. We deden dan ook wat we konden, zodat er 's middags nog maar enkele latten aangebracht moesten worden. En zie, het huis van iemand die een klein eindje verderop woonde, raakte in brand! Vanwege het dreigende gevaar moesten we ons werk snel in de steek laten en onmiddellijk naar de brand gaan om te blussen.
Hoofdstuk 225: De dood van de rabbi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik zei: 'Daar doen jullie heel goed aan! Als jullie dat willen doen, ga dan naar de omgeving van Kafarnaüm! Aan het meer zul je daar een arme vissershut aantreffen. De bezitter heet Simon Juda en heeft een ongeluk gehad bij zijn werk, zodat hij zichzelf nu niet gemakkelijk weer uit de nood kan helpen. Want een slechte man heeft al zijn visgerei ontvreemd en de visser heeft niet de middelen nieuw aan te schaffen en lijdt daarom met zijn gezin grote nood. En omdat hij verder iemand is die altijd voor Gods aangezicht en dat van de mensen een rechtschapen leven heeft geleid -wat Mij zeer wel bekend is -, doen jullie werkelijk een heel goed werk als jullie die man een offer brengen!'
Hoofdstuk 227: De barmhartigheid van enkele burgers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)