15542 resultaten - Pagina 281 van 1037
... 269 - 270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 ...
[3] Met dit antwoord waren zij tevreden en een ander stapte naar voren, EEN SCHRIFTGELEERDE van de hoogste rang, die zei: 'Luister! Als je een vraag niet tot algemene tevredenheid beantwoordt, verlies je volgens je eigen verklaring duizend pond goud!'Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Daarop glimlachte DE ROMEIN - wat de ernstige Romeinen zelden deden en hij zei tegen de Farizeeër: 'Heus, je had me geen betere vraag kunnen stellen, want uit mijn betrouwbare antwoord zal heel duidelijk vastgesteld kunnen worden, dat jullie je al sinds lange tijd absoluut niets aan God en Mozes gelegen hebben laten liggen! Jullie waren, naar m'n beste weten, al sinds de tijd van Samuël meer vijanden dan vrienden van God en het volk, en daarom hebben jullie ook zonder enige angst voor God en voor het volk twee van de belangrijkste boeken en het profetische aanhangsel, waarin jullie gewetenloze handelwijze en jullie einde haarfijn beschreven staat, vanaf Samuëls tijd tot op dit uur aan het volk onthouden. Maar in de tijd dat jullie door ons Romeinen veroverd werden, moesten al jullie boeken van alpha tot omega bij ons Romeinen ingeleverd worden om ons een duidelijk inzicht te geven en om overgeschreven te worden, en zo kwamen wij Romeinen ook achter al jullie geheimen en dus weten wij heel goed dat Mozes zeven boeken en nog een profetisch aanhangsel geschreven heeft.
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Ja, reeds ten tijde van de profeten hebben jullie van dit alles nooit iets tegen het volk gezegd, en daarom heeft ook de profeet Jesaja, door de profetie van Mozes op te nemen, in het tiende hoofdstuk datgene opnieuw vermeld waarover ik jullie in mijn eerste vraag uitleg vroeg. En zo hebben alle -vooral de vier grote profeten, datgene aan het volk terug moeten geven wat Mozes in zijn aanhangsel schreef, wat jullie het volk echter om de jullie maar al te bekende redenen altijd onthouden hebben, en jullie waren in de laatste tijd te lui om daarin te studeren en moet je nu laten welgevallen dat de Essenen jullie zelfs het aardse voordeel dat je daarvan had, hebben afgenomen; want die zijn tenminste op de hoogte van wat aan het firmament te zien is, zij berekenen de verschijnselen en gebruiken die voor hun aardse voordeel. Kijk, ook dat is een rechtvaardige straf van boven! En ik ben er nu helemaal van overtuigd dat ik je eerste vraag geheel naar waarheid en streng wetenschappelijk heb beantwoord.'
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Nu begon het volk te juichen vanwege de domheid van de schriftgeleerde en het prees de Romein vanwege zijn nuchtere, heldere verstand. Maar de Romein vroeg om stilte, omdat hij nog niet klaar was. Wanneer hij klaar zou zijn, kon het naar hartelust jubelen. Toen werd het volk weer rustig, en de Romein vroeg om de derde vraag.
Hoofdstuk 217: Over het Hooglied van Salomo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] DE ROMEIN zei: 'O, beslist niets, en ik zal haar ook volgens de zielkunde en volgens mijn eigen ondervinding heel precies en volledig naar waarheid beantwoorden, hoewel ik maar al te goed weet dat geen van jullie weet wat de ziel is en waar zij in het lichaam woont!'
Hoofdstuk 217: Over het Hooglied van Salomo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Maar dat is niet de enige ervaring op dit gebied. Toen ik een aantal jaren geleden naar Egypte moest reizen, maakte ik de volgende heel vreemde gebeurtenis mee: Ik was met de meeste van mijn hier aanwezige metgezellen in Sicilië om vandaar per schip naar Egypte te reizen. Wij scheepten ons 's morgens in op ons grote, stevige schip, dat reeds vele stormen getrotseerd had. Wij bevalen ons aandachtig en innig in de hoede van de goden aan en ik riep heimelijk ook nog de bescherming van de God der joden in, die ik uit jullie Schrift had leren kennen. Toen wij af wilden varen, was het schip met geen mogelijkheid vlot te krijgen. Ik liet meteen alles heel zorgvuldig onderzoeken en nergens was iets te vinden dat het schip ook maar in het minst had kunnen belemmeren om vlot te komen. Toen werd van alles geprobeerd om het schip, dat toch in zeer diep water lag, van land te duwen; maar alles, was vergeefse moeite. Ik stond met een aantal van mijn metgezellen vol woedende gedachten op het dek, keek omhoog en omlaag en links en rechts en over boord naar beneden in zee om eventueel toch de een of andere reden te ontdekken waarom het wegvaren niet lukte.
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE ROMEIN:) 'Wij reisden naar Memphis en kregen onderdak, dat de plaatselijke overste en landvoogd ons bezorgde in zijn grote paleis. Gedurende de drie eerste dagen bekeken wij de stad, haar omgeving en de oude tempel met haar entourage, waarvoor wij Romeinen ons natuurlijk erg interesseerden.
Hoofdstuk 219: Ziel en lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Toen ontdekte ik opeens een in het wit geklede mannelijke gedaante aan de oever van de zee, die heen en weer wandelde en met zijn ogen het schip fixeerde en niet uit het oog verloor. Ik riep een aantal van mijn metgezellen bij mij en maakte hen op de gedaante opmerkzaam. Zij dachten dat het misschien een oevertovenaar was, en dat men hem offers zou moeten geven om het schip los te laten. Wij gingen derhalve uit het schip aan de oever naar de gedaante, die ons met vaste blik opwachtte. Bij de gewaande tovenaar aangekomen, vroeg ik manmoedig aan de gedaante: 'O houdt mijn schip vast met uw tovermacht. Waarom doet u dat? Verlangt u van ons een offer als losgeld voor het schip? Spreek, want mijn reis naar Egypte is dringend!'
Hoofdstuk 218: Agricola spreekt over het wezen van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] DE ROMEIN zei: 'Best! Inmiddels kunnen we deze geschiedenis wel laten voor wat het is, omdat jullie nu inzien dat wij Romeinen niet zo dom zijn als jullie gewoon waren van ons aan te nemen. Jullie hebben nu gezien dat wij alles degelijk onderzoeken en het daarbij gevonden goede en ware behouden. Maar omdat jullie daar nu wel van overtuigd zijn, vraag ik jullie: Heb ik gelijk, als ik jullie nu je grote dwaasheid verwijt om de godmens die daar zit, niet als zodanig te willen en te kunnen erkennen naar wat Hij volgens mijn mening ontegenzeggelijk is?'
Hoofdstuk 219: Ziel en lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Ja, als iemand leven kon als een vogel in de lucht, dan zou het heel gemakkelijk zijn een leer te aanvaarden die op zichzelf wel vol van de zuiverste waarheid is, maar absoluut het tegengestelde is van ons huidige jodendom! Wij kunnen het dus alleen maar heel in het geheim voor ons zelf aannemen en geloven. Naar buiten toe moeten wij ertegen zijn, omdat wij anders niets zouden hebben om van te leven en ergens te kunnen wonen. Wie dat bedenkt, zal beslist wel inzien wat wij wel of niet kunnen doen.'
Hoofdstuk 219: Ziel en lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Kijk eens al naar deze mensen hier! Zij eten en drinken en zijn goed gekleed. Ook al hadden zij hun kleren al eerder, dan toch niet het voedsel wat zij hier nu gebruiken. Ook jullie drinken nu wijn die nooit eerder in een zak zat, en eten brood dat nooit in een bakkersoven was. Als jullie nu net als wij Romeinen daarvan overtuigd moeten zijn, hoe kunnen jullie je dan met zulke waardeloze redeneringen verontschuldigen?
Hoofdstuk 219: Ziel en lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Op de derde dag, nog heel vroeg, merkte ik dat er zich iets in mijn grote slaapvertrek ophield en bewoog. Ook de bedienden die bij mij de wacht hielden, merkten het. Ik vroeg hun meteen wat het was, en wat het te betekenen had. Maar de bedienden wisten het niet en bezwoeren zoiets nog nooit eerder waargenomen te hebben. Het leek nu eens een schaduw op de wand en dan weer rook die zich van de vloer van de kamer verhief en heen en weer zweefde alsof hij door een licht zuchtje wind bewogen werd. Er kon daar echt niets gemakkelijk in brand vliegen omdat vrijwel alles van steen was, zelfs de tafels, bedden en stoelen. Wij staarden een tijdje in stomme berusting naar dit schijnbare spel van de natuur, en iedereen wachtte met een zekere angst op wat er tenslotte uit voort zou komen.
Hoofdstuk 219: Ziel en lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Jullie kunnen wel leerlingen van Mij worden, maar niet zo gemakkelijk als je denkt; want wie leerling van Mij wil worden, moet helemaal met de wereld breken en mag niet naar haar verlokkingen kijken; want de hele wereld is een constant gericht en een voortdurende dood! Wie de wereld liefheeft is niet geschikt en is ondeugdelijk om een echte leerling van Mij te worden; want de liefde tot de wereld heeft geen leven in zich maar alleen het gericht en de dood. Ik heb echter geen dode, maar volkomen vrije, levende leerlingen nodig. Als jullie dat kunnen worden, dan kun je ook bij Mij blijven!
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Daarop zei DE SCHRIFTGELEERDE: ' Meester, u heeft nu heel goed en wijs gesproken en zo is het ook; maar toch is er nog iets waarmee ik het nog niet zo goed eens kan zijn, en dat is het volgende: U zei, dat men de wereld niet moet liefhebben, omdat de wereld het gericht en de dood is. Nu, dat is op zichzelf helemaal waar, - maar bedenk nu eens hoe groot de wereld is en hoeveel mensen onvrijwillig op haar leven! Wie gaat er naar hen toe en brengt hen troost, en een evangelie uit de hemelen? Ze groeien wild op als het onkruid op een heide en kennen niets en weten niets. Moeten ook zulke mensen die door de almachtige wil van God helemaal blind op deze aarde gezet zijn, geen liefde voor deze aarde hebben die hen draagt en voedt?
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Als de mens zo zijn hele ellende bekijkt, kun je het hem toch echt niet kwalijk nemen dat hij in de wereld op zoek gaat naar een plaatsje waar hij zijn lot wat draaglijker kan maken. Wel, na veel pijn en moeite heeft hij eindelijk zo'n plaatsje veroverd waar het hem wat beter en rustiger zou kunnen gaan voor de rest van zijn leven, -en dan komen daar meteen profeten en andere boden vol van de geest van God en verkondigen hem de toorn van God, het gericht, de dood en een aantal andere echt niet zulke opwekkende zaken, en met het moeizaam verkregen rustplaatsje is het finaal uit.
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)