Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 282 van 1166

...  270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295  ...
[5] Tegen blinde heidenen, waarvan de zielen nog te ver van Mijn orde verwijderd zijn en die Mijn woord onmogelijk kunnen begrijpen, maar die zich overigens met een bijzondere ijver aan hun geloof wijden, moet het zwaard alleen maar zolang als bewaarder van de grenzen opgesteld zijn, tot de heidense buren begonnen zijn zich gaandeweg in Mijn orde te voegen; als dit gebeurd is, moet de plaats van het zwaard het teken van de broederlijke eendracht en liefde vertegenwoordigen.
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ja, als een volk eenmaal geheel in Mijn licht zou staan, en het zou bedreigd worden door hardnekkige, blinde, heidense volken van buiten, die het geloof in Mij beslist niet aannemen wilden, maar die wel Mijn lammeren met alle haast en woede zouden willen vervolgen, dan is het tijd het zwaard te grijpen en de wolven voor altijd te verjagen van de zachtaardige kudde. Als echter eenmaal in Mijn naam naar het zwaard tegen de wolven gegrepen wordt, moet dat in alle ernst gebeuren, opdat de wolven zich het zwaard, dat hen in Mijn naam geraakt heeft, zullen herinneren. Want als ergens eenmaal een gericht in Mijn naam plaats vindt, moet het er niet uitzien als iets wat niet helemaal ernstig te nemen is!
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Nu hebben jullie ook de regel, hoe en wanneer jullie in Mijn naam het zwaard moeten gebruiken! -Hebben jullie dat alles heel goed en juist begrepen?"
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] MATHAËL zegt: "Heer, U, mijn enige liefde, na alles wat door U tot op heden zo genadig gezegd en uitgelegd werd, is alles mij duidelijk en ik zeg U nu uit de diepste grond van mijn hart heel hartelijk dank daarvoor en ik dank U ook reeds nu al namens al die mensen en volkeren die ik door mijn ijver voor Uw woord en voor Uw rijk zal winnen!"
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zeg: "Je hebt heel goed gesproken! De Vader is in alle overvloed in Mij; maar Ik in Mijn gedaante als mens ben toch slechts een zoon van Hem en weet in Mijn ziel ook alleen maar dat, wat Hij Mij openbaart! Wel ben Ik de vlam van Zijn liefde, en Mijn ziel is het licht uit het vuur van de liefde van de Vader; jullie weten immers hoe het licht altijd en overal wonderbaar werkt!
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ja, de Vader is reeds van eeuwigheid in Mij, maar Zijn innerlijk openbaart zich ook alleen maar dán in Mijn ziel, wanneer Hij dat Zelf wil. Toch weet Ik alles wat van eeuwigheid in de Vader was; maar de Vader heeft toch nog heel veel in Zijn innerlijk waarvan de Zoon niets weet. En als Hij dat wil weten, dan moet ook Hij de Vader daarom vragen!
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Het vuur zou echter zonder de lucht niet kunnen bestaan en de lucht zou zonder het vuur niet geproduceerd kunnen worden. Het vuur is derhalve ook lucht en de lucht is ook vuur: want de vlam is in werkelijkheid ook alleen maar lucht waarvan de geesten uiterst actief zijn, en de lucht is op zichzelf ook puur vuur, maar de geesten waaruit zij bestaat bevinden zich in rusttoestand. Zodoende is het nu gemakkelijk te begrijpen dat in de grond van de zaak vuur en lucht één zijn. Maar zolang de luchtgeesten niet tot een bepaalde graad geactiveerd worden, blijft de lucht steeds maar lucht, en er is daarom tussen de geactiveerde vuurlucht, zijnde vuur, en de nog rustige eigenlijke lucht een groot verschil.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Wel, dit binnenste vuur van de zon is dus hetzelfde als de Vader in Mij, en Ik ben het licht en ook het vuur dat voortdurend uitstroomt uit het centrale vuur, waardoor al het bestaande werd geschapen, leeft en bestaat. Zo ben ik dus in Mijn huidige bestaan het uiterlijk zichtbare en naar buiten toe werkzame van de inwendige Vader in Mij, en op die wijze is alles van de Vader van Mij, en andersom al het Mijne van de Vader , en Ik en de Vader moeten noodzakelijkerwijs volkomen één zijn, alleen met dit verschil, dat in het binnenste vuur altijd een dieper weten en kennen voorhanden moet zijn dan in het uitwendige licht, dat door het innerlijke vuur slechts in die mate geactiveerd wordt waarin dat noodzakelijk is.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] SIMON JUDA zegt: "Heer toen U Zich voor mijn ogen in de rivier de Jordaan door Johannes met water liet dopen, zagen wij terstond een vlam in de vorm van een duif boven U w hoofd zweven, en men zei dat dit Gods heilige geest was! En men hoorde toen ook een stem, als uit de lucht, die zei: 'Zie, dit is Mijn geliefde Zoon in wie Ik een welbehagen heb; luister naar Hem!' Wat was dat dan? Waar kwam die heilige vlam vandaan, en wie sprak die duidelijk gehoorde woorden uit? Hoe moeten wij dit opvatten en begrijpen?"
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg: "Waar zou dat anders vandaan kunnen komen dan alleen maar van en uit Mij?! Of denk je dat er soms achter de sterren een Vader in de eindeloze ruimte woont, die de vlam boven Mijn hoofd naar beneden liet dalen en dan soms ook vanuit de oneindige hoogte die bepaalde woorden naar beneden in de richting van deze aarde heeft gesproken? O prachtige, zeer blinde blindheid van de mensen! Als de eeuwige Vader in Mij, Zijn evenzo eeuwige Zoon, op die wijze woont die Ik jullie nu duidelijk genoeg heb uitgelegd, waar kan dan die vlam en die stem vandaan zijn gekomen? Hier, kijk eens, dan zul je weer dezelfde vlam boven Mijn hoofd zien! En luister, dan zul je dezelfde woorden nogmaals vernemen!"
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] En IK zei: "Dat was de stem van de Vader in Mij, en de vlam ontstond uit Mijn oneindige, uitstralende levenssfeer, die de werking is van Mijn heilige geest! -Simon Juda, begrijp je dit nu ook goed?"
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Alleen, als ik mij in gedachten verplaats naar het begin van alle tijd en eeuwigheid, dan moet ik mij voorstellen dat al het geschapene dat bestaat, alle oorspronkelijke aartsengelen, alle hemelen, alle werelden -zoals zonnen, aarden, manen, al de sterren, die volgens Uw uitleg ook niets anders zijn dan zonnen, aarden en hun manen, die wij stervelingen met onze lichamelijke ogen vanwege de te grote afstand weliswaar nooit kunnen zien -, toch eens een begin gehad moeten hebben, omdat anders de mogelijkheid van hun bestaan, in ieder geval voor mij, eigenlijk niet denkbaar zou zijn! Want in bepaalde, positieve verhoudingen stel ik het mij als volgt voor: Iets, een wezen, ding of zaak zonder enig begin, kan eigenlijk ook helemaal niet bestaan! Of zou een ding wel uit het niets kunnen ontstaan wanneer U, als Schepper, dat nooit gedacht heeft? !
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Dus moet iets wat bestaat, zoals bijvoorbeeld een centrale oerzon, toch eens binnen Uw graduele orde door U gedacht zijn, voor zij, natuurlijk pas daarna, als een concrete oerzon in haar sfeer begon te werken. Maar zij zou volgens mijn verstand niet bestaan als U vooraf ook niet één atoom van haar wezen gedacht zou hebben! Kortom, zij zou er niet kunnen zijn, als zij nooit begonnen was te bestaan! Zij kan wel aeonenmaal aeonen eeuwen oud zijn, ook nog wel duizendmaal duizend eeuwen ouder, maar dat maakt niets uit; als zij er onweerlegbaar is, dan moet zij ook eenmaal met haar bestaan begonnen zijn. Wanneer, dat is om het even en iets waarom men zich verder helemaal met hoeft te bekommeren!
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Nu zou men deze stelling omgekeerd natuurlijk ook op U kunnen toepassen, en dan zou heel Uw volmaakte, solide eeuwigheid zonder begin, ook in een schitterend niets vallen! Alleen, dan zeggen mij mijn heldere verstand en mijn verlichte brein weer heel wat anders! Ik kan mij, ook al verplaats ik mij in mijn gedachten ook eeuwigheden der eeuwigheden terug, geen einde voorstellen. De oneindige ruimte blijft en daarmee de evenzo oneindige tijdsduur.
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] U bent dus volgens mijn verstand net zo noodzakelijk eeuwig als al het andere noodzakelijkerwijs slechts tijdelijk kan zijn, tenminste in het formele bestaan ervan! -Maar nu komt pas een heel andere vraag!
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  270 - 271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295  ...