Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 283 van 1088

...  271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296  ...
[10] IK zei: 'Ongetwijfeld, maar de wacht bestond uit waakhonden. Deze dieren hebben hun vlotten woedend verdedigd en twee van de dieven werden door hen gebeten; maar aan het eind van het gevecht werden de dieren door de dieven doodgeslagen en in het water geworpen, en de dieven maakten vlug de vlotten los en dreven snel weg, voordat de mensen, die door het lawaai van de honden gewekt waren, erbij konden komen. Er zijn wel meteen daarna mensen over het water en over land achter hen aan gegaan, maar zij hebben ze tot nu toe nog niet kunnen inhalen. Die op het water zullen nu wel niet zo lang op zich laten. wachten; maar die over land zullen hier pas tegen middernacht helemaal uitgeput aankomen. Wij zullen ze, dat wil zeggen deze houtvlotters, zodra de zon ondergaat naar de oever trekken, wat al gauw zal gebeuren, en jij, Jored, laat je beambten dan meteen het landingsgeld opeisen! Intussen zullen de eigenaars van deze houtvlotten, die hen achtervolgen, arriveren, en dat zal een heel apart verhaal worden! Laat je beambten nu gaan, want zij zullen al gauw tegen de oever moeten stoten, omdat Ik dat zo wil!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Maar DE HOUTVLOTTERS bogen diep voor Mij en zeiden: 'Vriend, we hebben uit datgene wat onze vriend Jored ons gezegd heeft, opgemaakt, dat u buitengewone krachten en eigenschappen bezit! Wie u bent en hoe u aan die wonderbaarlijke eigenschappen gekomen bent, gaat ons, mensen uit Lacotena, niets aan; maar omdat onze beste oppertollenaar Jored zo vriendelijk was ons te vertellen dat wij alles alleen aan u te danken hebben, en dat wij het helemaal aan u moeten overlaten om de schurken passend te berechten en te bestraffen, vragen wij u, als volkomen respectabele burgers uit Lacotena, of u zo vriendelijk zou willen zijn ons te zeggen wat wij u voor uw onschatbare inzet ten gunste van ons schuldig zijn. Tevens vragen wij u de gemene dieven naar uw goeddunken te willen berechten, want dat zal beslist altijd rechtvaardig zijn.'
Hoofdstuk 116: De vloteigenaars en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Kijk, lang geleden was er eens een man die met zijn familie wegtrok naar een eenzaam land dat nog door niemand anders bewoond werd, en hij kon zeggen: 'Zover het oog reikt, is nu alles mijn eigendom!' Hij bouwde voor zichzelf al gauw een behoorlijke woning, en voedde zich met melk van de aanwezige wilde geiten die daar in grote aantallen rondliepen en helemaal niet schuw waren omdat zij nog nooit door een jager achtervolgd waren. Met de jaren breidde zich ook zijn familie uit, en de vroegere, sobere, eenvoudige woning veranderde letterlijk in een stevige burcht. Dat gebeurde echter omdat hij in dat land een grote hoeveelheid zuiver goud en een nog grotere hoeveelheid prachtige edelstenen had gevonden, welke schatten hij niet meer in zijn vroegere eenvoudige woning durfde te bewaren.
Hoofdstuk 117: Het verhaal van de rijke man en zijn werklieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Toen zonden ook zij heimelijk mensen naar hun land om hulptroepen te halen. Die kwamen al gauw, omdat zij een rijke buit konden verwachten. Toen de arbeiders zo versterking gekregen hadden, gingen zij weer naar de rijk geworden man, die nu een groot land zijn eigendom kon noemen, en vroegen hem dringend een behoorlijke verbetering van hun loon, en de behandeling waar ze allang recht op hadden.
Hoofdstuk 117: Het verhaal van de rijke man en zijn werklieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Toen zeiden DE VLOTBAZEN: 'Nou, dan moeten ze uit het land gezet of als slaven naar Afrika of Europa verkocht worden!'
Hoofdstuk 118: De schuld van de vlotbazen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] Voor dit ogenblik geef Ik deze dieven geen andere straf dan: steel in het vervolg van niemand meer iets, en wees vrije, eerlijke, werkzame mensen! Ga echter niet meer naar Lacotena, maar blijf hier in deze plaats, dan zullen jullie met jullie vrouwen en kinderen werk in overvloed vinden! -Vlotbazen, jullie moeten er echter voor zorgen dat deze arbeiders het verschuldigde loon alsnog krijgen, en breng hun vrouwen en kinderen behouden hierheen! En nu kunnen jullie de vlotten weer in bezit nemen! Maar Mijn rechterlijke uitspraak moet door jullie nauwkeurig opgevolgd worden, anders zou het jullie door Mijn toedoen heel slecht kunnen vergaan!'
Hoofdstuk 118: De schuld van de vlotbazen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Daarop gingen allen aan tafel en aten en dronken naar hartelust. Na de maaltijd werd nog over van alles gesproken, en de priesteressen wisten heel wat merkwaardige zaken te vertellen, en het gesprek kwam op de maan en de vaak ongeneeslijke inwerking op de aarde en ook op heel veel mensen.
Hoofdstuk 119: De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] EEN PRIESTERES vertelde dat zij een maanzieke man gekend had die meestal 's nachts bij volle maan met gesloten ogen zijn kamer verliet, zijn handen naar de maan uitstrekte en dan met onfeilbare zekerheid even gemakkelijk tegen de steilste rotswanden naar boven ging alsof hij zich over een vlakke bodem voortbewoog. Alleen één ding moest de verbaasde toeschouwer daarbij in het oog houden, namelijk dat hij stil en rustig moest blijven, omdat een menselijk geluid de maanwandelaar het leven kon kosten.
Hoofdstuk 119: De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Wel, de zielen van deze mensen bestaan uit de substantie van de maanwereld en voelen zodoende, vooral tijdens hun droomleven, een bijzondere drang naar waar zij vandaan gekomen zijn, wat het sterkst tot uiting komt bij het licht van de volle maan, omdat er door het maanlicht een groter aantal substantiële, specifieke zieledeeltjes op de aarde neerdalen en de genoemde mensen, die maanzielen hebben, prikkelen en aantrekken.
Hoofdstuk 120: De Heer geeft uitleg over de maanwereld en over maanzucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] God heeft de mensen zonder kleding geschapen en Hij schiep hen naar Zijn evenbeeld, en God was ingenomen met het uiterlijk van de mens, omdat het Zijn evenbeeld was. God toonde de mens ook hoe hij kleding moest maken om zijn huid tegen koude te beschermen; maar God leerde de eerste mensen niet om kleren te maken teneinde die hoogmoedig als versiering van hun ledematen te dragen. En nog minder leerde God de mensen opgesmukte kledij te maken om alleen daarin God waardig te kunnen aanbidden.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Onthoud jullie jongeren de waarheid niet, zoals ook Ik jullie niets heb onthouden; want slechts de waarheid vormt de mens werkelijk tot mens. Waar deze ontbreekt, moet zonder meer de leugen haar plaats innemen, en die is de moeder van al het onheil dat maar op aarde onder de mensen kan voorkomen. Houd dit ook voor jullie allen aan als levensrichtsnoer! Als jullie daar op zullen letten, zullen jullie heel snel de zegeningen ervan reeds op deze aarde zeer duidelijk en waarachtig ondervinden. -Hebben jullie nu nog wat op je hart?'
Hoofdstuk 124: Over de ontwikkeling van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] (DE HEER:) Omdat jullie dat nu inzien en begrijpen, kan Ik jullie ook het nodige vertellen over de maanzucht. De bewoners van de maan hebben als zeer eenvoudige en in zichzelf gekeerde mensen bij uitstek de gave van de helderziendheid, en dat met name tijdens hun nacht van veertien volle aardse dagen, die zij in hun onderaardse woonholen meestal slapend doorbrengen. Tijdens deze slaap blijft hun ziel echter volkomen wakker en deze ziet dan alles om zich heen tot in de verre omtrek, en dus ook deze aarde, waar zij eigenlijk min of meer bij horen, die zij echter, vanwege de natuurlijke positie van de maan tijdens hun waaktoestand, op hun lange dag nooit kunnen zien; (want de maanmensen bewonen alleen het gedeelte van de maan dat van de aarde is afgekeerd) omdat de maan, zoals Ik Jullie al uitgelegd heb, om heel natuurlijke redenen (op de naar de aarde toegekeerde kant) geen lucht en geen water heeft, en als er al hier en daar in de vele dieper gelegen delen een soort lucht aanwezig is, dan is die toch niet toereikend voor de ademhaling van wezens met een lichaam, en is er ook niet geschikt voor, omdat het element zout ( de zuurstof) geheel ontbreekt.
Hoofdstuk 120: De Heer geeft uitleg over de maanwereld en over maanzucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] De mensen van de maan hebben daar in hun natuurlijke toestand ook geen behoefte aan, omdat zij in hun droomleven, waar zij het meest van houden, toch al alles kunnen zien en te weten kunnen komen wat goed is voor het heil van hun ziel. Zij verlangen er dan ook het allermeest naar om snel bewoners van deze aarde te worden, wat dan ook eigenlijk hun bestemming is. En als zij op hun wereld hun lichaam hebben afgelegd, gaan hun zielen, als zij zich tijdens hun lichamelijke leven daarvoor waardig gemaakt hebben, meteen naar deze aarde en worden bij een passende gelegenheid in een moederlichaam verwekt. Als kinderen van deze aarde worden zij weer geboren, groeien vervolgens op en ontvangen de opvoeding van de aardse mensen, waardoor zij in ieder geval de mogelijkheid krijgen op de weg van de kinderen van God geplaatst te worden, hetzij reeds hier of aan gene zijde.
Hoofdstuk 120: De Heer geeft uitleg over de maanwereld en over maanzucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Dergelijke zielen vergissen zich weliswaar geweldig, omdat hun zo'n soort schijnbezit van een lichaam niet alleen niets helpt, maar alleen schaadt, omdat zij dan weer heel lang moeten wachten voor zij toegelaten kunnen worden tot een echte herhaalde verwekking in een moederlichaam. Maar zulke schijnbare in bezit names van het lichaam van andere mensen worden toch toegelaten, omdat iedere ziel die ooit een volledig vrij leven moet krijgen, tenslotte alleen maar door haar persoonlijke, vrije wil verbeterd en versterkt kan worden, en die vrije wil onmogelijk anders dan door allerlei bittere ervaringen tot die bescheiden nuchterheid is te brengen waardoor zij zich tenslotte naar de lichtvolle wil van een betere geest voegt en pas waarachtig uit zichzelf verbeterd kan worden.
Hoofdstuk 121: Kenmerken van de op aarde geïncarneerde maanzielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] En kijk, dan gaat het tijdelijk wat minder goed met onze mensen die een maanziel hebben, omdat zij door zulke vrij rondzwervende, nog steeds slechte zielen -die men best nog duivels (Ouvraci = keerders naar het betere) kan noemen -het eerst en het gemakkelijkst tijdelijk in bezit genomen kunnen worden. Daardoor lijdt de eigen ziel van het lichaam nooit enige schade, maar zij heeft zelfs nog nut van zo'n toestand omdat zij daardoor zeer gedeemoedigd wordt en aan het leven van haar lichaam weinig of helemaal geen plezier meer beleeft, wat voor maanzielmensen heel goed is. Want ten eerste zijn zij ondanks hun helderziendheid voor het merendeel erg eigenzinnig en sterk gebonden aan de geslachtelijke liefde, en ten tweede willen zij altijd gelijk hebben en zijn zij twistziek, gesloten en gemeen, hoewel niet bepaald helemaal boosaardig.
Hoofdstuk 121: Kenmerken van de op aarde geïncarneerde maanzielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  271 - 272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296  ...