Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 284 van 1088

...  272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297  ...
[2] Kijk, in alle godsdiensten stelt men de loffelijke eis dat een goddelijk wezen door ons, mensen, aanbeden moet worden! Wel, voor onze valse goden hebben we een heellegioen goedgekeurde en ook niet goedgekeurde gebeden gehad. De goedgekeurde, en dus ook werkzame, gebeden waren door priesters -natuurlijk van de hoogste rang -gemaakt en mochten ook alleen maar door de priesters tijdens een bepaalde ceremonie en alleen maar op een bepaalde tijd van de dag gebeden worden, en behoorden tot de mysterieuze, zogenaamde godendienst. Zo'n gebed mocht de leek en oningewijde nooit zelf bidden want daar stonden zeer strenge straffen op, maar hij moest naar een priester gaan, en hem een bepaald en voor ieder geval apart vastgesteld offer brengen, opdat de priester dan voor hem zo'n goedgekeurd gebed tijdens de daarvoor vastgestelde ceremonie heel monotoon en volledig gedachteloos in de tempel op zou dreunen. De niet goedgekeurde, en daarom ook geen uitwerking hebbende gebeden mocht ook de leek bidden, enkel en alleen om zich te oefenen in de beschouwing van de goden, en om daardoor de uitwerkingen van de goedgekeurde, heilige gebeden van de priesters te leren kennen.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Dat toch niet, -maar op de wereld verborg zijn ziel heel verstandig haar eigenlijke ik en toonde zich naar buiten heel anders dan zij innerlijk was; maar nu in haar naaktheid gaat dat natuurlijk niet meer. Want aan gene zijde kan geen enkele ziel zich uiterlijk anders voordoen dan zij innerlijk is; en daarom kon jullie mentor zich aan jullie nu ook niet anders voordoen dan hij is, en hoe hij innerlijk ook eigenlijk altijd ten opzichte van jullie gezind was. Zijn bescheidenheid en zijn zachtmoedigheid waren slechts gespeeld, innerlijk zag het er heel anders uit!
Hoofdstuk 125: De geest van de mentor van de priestervrouwen verschijnt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Jored en zijn zoon Jorab begeleidden Mij tot Malaves, waar de dankbare bewoners ons snel tegemoetkwamen en voor ons wilden zorgen. Maar wij namen niets aan, raadden hun echter nog een keer aan om standvastig te blijven in de ontvangen leer. Dat beloofden zij ook heel nadrukkelijk, en vroegen Mij naar welke plaats Ik nu ging.
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] En IK zei tegen hen: 'Naar Samosata! Als jullie een vaartuig daarheen gereed hebben liggen, dan kunnen jullie Mij brengen.'
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen gingen zij vlug naar de rotsige linkeroever van de stroom, waar zij in holen woonden. Binnen een kwartier waren zij al weer bij ons terug en overhandigden Mij ongeveer honderd pond goud en driehonderd pond zuiver zilver, bovendien nog parels en edelstenen.
Hoofdstuk 127: De Heer overwint de rivierrovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Op dit moment kwam ook het grootste vaartuig met de twintig leerlingen ons achterop, en die voeren dicht naar ons toe omdat hun schippers tegen hen zeiden dat wij beslist door de beruchte rovers waren aangehouden. Maar toen zij bij ons kwamen, verbaasden zij zich over onze schatten en wilden vragen hoe we daaraan gekomen waren.
Hoofdstuk 127: De Heer overwint de rivierrovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] In de geest ben Ik van eeuwigheid altijd volkomen dezelfde, Ik heb Mij nooit veranderd en zal Mij ook eeuwig nooit veranderen in Mijn wezen, werken en willen. Ik ben nu drie dagen lang bij jullie en heb jullie geleerd wat jullie moeten weten, geloven en doen -ieder voor zich -om het eeuwige leven van de ziel te verkrijgen. Heb Ik jullie toen iets gezegd over bepaalde gebeden of over een bepaalde doelmatige, mysterieuze, als enige Mij welgevallige godsdienst, of over een bepaalde feestdag, zoals eventueel over een sabbat van de joden die zij de dag van de Heer Jehova noemen, en waarop de priesters de mensen alle arbeid verbieden terwijl zij zelf als priesters juist op de dag van de Heer het grootste en schandelijkste bedrog plegen, en daarbij nog de gewetenloos slechte mening er op na houden God daarmee een goede dienst te bewijzen? Nee, van dit alles hebben jullie uit Mijn mond niets gehoord en Ik zeg jullie geheel naar waarheid:
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Zo kunnen zich ook geheel in stilte twee, drie of ook meer mensen verenigen en voor zichzelf en de hele gemeente bidden - maar niet zo, dat de gemeente dat meteen ook weet -, en Ik zal zulke vragen zeker verhoren. Maar als er twee, drie of ook meer mensen aan de gemeente bekend zouden maken dat zij dat op een bepaalde dag of op een bepaalde tijd van de dag zullen gaan doen, opdat de gemeente dan tegen hen op zou zien en hen zou prijzen, ja uiteindelijk zelfs voor dit vrome bidden zou betalen, - heus, dan zal zo'n gebed nooit verhoord worden, en zodoende ook de gemeente en degenen die gebeden hebben niet helpen! Want dat alles en soortgelijke dingen hebben ook de heidenen gedaan, -en het gebeurt nog -, die bij dreigend gevaar in grote scharen van de ene afgodentempel naar de andere trokken, daarbij allerlei dom houtsnijwerk, vanen, vaten en nog een aantal andere zaken meedroegen en veel misbaar maakten, op horens bliezen, geweldig op cimbalen sloegen en met de schilden kletterden. Zij organiseerden ook verre pelgrimstochten naar buitengewone, bijzondere genadebeelden van afgoden, en als zij daar aankwamen deden zij op allerlei oerdomme manieren boete en schonken de afgoden grote en vaak zeer aanzienlijke offers. Dat was voor de afgodenpriesters natuurlijk erg voordelig, maar voor de domme pelgrims nooit. Dus dergelijke algemene gebeden en vragen worden door Mij nooit verhoord!
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Wie bij Mij een goede vraag verhoord wil hebben, moet naar zijn hart op bedevaart gaan en Mij zo helemaal in stilte zijn vraag met volkomen natuurlijke, eenvoudige woorden voorleggen, dan zal Ik hem verhoren. Maar Ik zeg jullie tevens, dat niemand daarbij tot Mij moet komen met bepaalde, vroom uitziende gebaren en een vroom gezicht! Want als iemand iets aan Mij vraagt met zo'n zeker, huichelachtig, vroom gezicht, zal die vraag niet verhoord worden; want wie niet zo natuurlijk als hij is tot Mij komt, en niet in de ware geest van de volle waarheid vraagt, zal niet verhoord worden, maar alleen degene die Mij waarachtig liefheeft, Mijn wil doet en zonder enige opschik en dwang tot Mij komt zoals hij is, zal door Mij altijd verhoord worden.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Toen zeiden de gemoedelijke, gedienstige MENSEN UIT MALAYES: 'O grote Heer en Meester, we hebben wel twee vaartuigen waarop U met Uw begeleiders heel geriefelijk binnen een paar uur van hier naar Samosata kunt komen; maar alleen het terugbrengen van de vaartuigen is daarna tamelijk moeilijk. Ze moeten stroomopwaarts getrokken worden, en wel met ossen en muildieren, en dat kan alleen gebeuren als er van Serrhe bij gunstige waterstand goederenschepen naar Melitene stroomopwaarts varen. Die nemen dan zulke kleinere vaartuigen op sleeptouwen brengen ze naar de plaats terug die de eigenaar van het schip aangeeft. Maar dat geeft niet; we zullen een paar betrouwbare schippers meegeven, en die zullen er in Samosata dan wel voor zorgen dat de vaartuigen zo vlug mogelijk teruggebracht worden. Als het U, o Heer en Meester, nu schikt, kunt U Zich meteen inschepen en wegvaren!'
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Kijk, je praat naar je verstand hebt! Als je een veld ziet dat dicht begroeid is met allerlei onkruid, moetje gezond verstandje toch wel zeggen: Dat moet goede, vruchtbare grond zijn! Het zal de moeite best lonen om dit veld van onkruid te zuiveren en dan tarwe in te zaaien; die kan daar honderdvoudige vrucht opleveren! Als je echter een veld ziet met weinig onkruid, waar maar heel spaarzaam hier en daar een schraal grassprietje groeit, zal het dan de moeite en het werk wellonen dat veld in een vruchtbare tarweakker te veranderen? Zeker niet, want waar de grond geen voedsel heeft voor onkruid, zal die dat beslist ook niet voor tarwe hebben. Je zult op zo'n veld veel goede, krachtige mest moeten brengen om het kale veld voor de tarwe vruchtbaar te maken.
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] De waard riep meteen zijn bedienden en liet voldoende brood en wijn brengen, en Ik zegende beide en zei toen tegen allen dat ze naar hartelust moesten eten en drinken.
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] 'Goed', zei IK, 'dan kunnen we met een gerust hart naar buiten gaan en het plaatsje wat bezichtigen.'
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] DE WAARD zei: 'Zeker, - alleen zal ik u voor de zekerheid begeleiden, want we hebben hier een Romeinse rechtbank en een kleine Romeinse bezetting, en die gaat nu bepaald niet al te vriendelijk met vreemde reizigers om als zij deze ergens tegenkomt. Maar als ik als voornaamste tollenaar en tevens bestuurder van dit dorp met u meega, zult u overalongehinderd kunnen komen. Maar om voor mijzelf ook helemaal zeker en gedekt te zijn, zou het goed zijn als u mij persoonlijk naar waarheid zou willen vertellen wie u bent en waar u vandaan komt en wat u eigenlijk hierheen gebracht heeft.
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[23] IK zei: 'Dat is weliswaar van Mij, -maar Ik heb alles aan de arme schippers geschonken, omdat zij ons allen behouden hierheen hebben gebracht. Dat de schepen echter ook stroomopwaarts konden varen, is een geheim dat Ik je nu niet kan uitleggen om de eenvoudige reden datje dat onmogelijk zou kunnen begrijpen. Maar laten we nu naar buiten gaan!'
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  272 - 273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297  ...