Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 285 van 373

...  273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298  ...
[10] Je denkt Mij op aarde in de vorm van brood in jouw handen gedragen te hebben. Toen heb je Mij echter niet gedragen. Maar je hebt Me wel verscheidene malen in het geheim in jouw hart gedragen, maar je geloofde niet helemaal dat je Mij droeg. Maar Ik zeg je dat je Mij juist daar alleen echt hebt gedragen. Welnu, in deze situatie plaatste de Heer het nog onduidelijke `misschien', omdat in de prior nog geen volledige zekerheid over de oneindige liefde, ontferming en zachtmoedigheid van de Heer aanwezig was. Daarom gaf Hij hem ook te verstaan dat, als het op dragen aankwam, Hij gemakkelijker en eerder de prior, dan de prior Hem zou dragen.
Hoofdstuk 101: Leiden, trekken en dragen in geestelijke betekenis - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk, in deze taal straalt reeds het licht van de hemelburger door, want zo spreekt men in de hemel. En wie zo vanuit de grond van zijn hart kan spreken, heeft al geen druppel meer van een potentiƫle hel in zich.
Hoofdstuk 118: Hemelse en helse principes - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Wie zichzelf bij deze hoogst gevoelige kwestie zo kan verloochenen, zal zichzelf bij andere, minder gevoelige kwesties des te gemakkelijker verloochenen. Wie daarbij echter jaloers wordt en dadelijk de banden met zijn geliefde verbreekt, haar in zijn hart met verachting, wrok en woede verwenst en zijn rivaal evenzo bejegent, die handelt reeds vanuit de hel, die bij hem duidelijk de overheersende pool is.
Hoofdstuk 118: Hemelse en helse principes - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] De prior zegt: o lieve vriend en broeder, ik kan er helemaal niets aan doen. Kijk, juist toen ik naar de betreurenswaardige plaats op de achtergrond in onze refter wilde gaan, stonden daar in plaats van de vlammende kloof drie stralende jongelingen, die tegen mij zeiden: broeder in de Heer, we weten waar je naartoe wilt, maar daar ligt jouw bestemming niet; het was slechts een laatste beproeving van je hart. Trek daarom het gewaad van je vroegere dwalingen uit en trek in plaats daarvan dit nieuwe gewaad van liefde en waarheid aan. Ik stribbelde tegen en zei: o vrienden van God, zo'n genade ben ik eeuwig onwaardig! Maar al mijn tegenstribbelen hielp niets; of ik wilde of niet, mijn kleren werden mij van mijn lichaam genomen en dit gewaad werd mij in plaats daarvan bliksemsnel aangetrokken. En nu heb ik het aan en schaam me ervoor, omdat ik me voor zo'n gewaad te onwaardig voel. Maar wat kan ik doen? Ik heb het nu eenmaal aan en daar ik geen ander heb, kan ik het niet uitdoen en daardoor voor mijn broeders tot een ergerlijk voorwerp van spot worden. Ik denk echter dat de Heer dit allemaal met me laat gebeuren, opdat ik echt door en door verdeemoedigd zal worden. Daarom zij Hem ook voor eeuwig alle lof, eer en glorie, want alleen Hij, ja, Hij alleen is goed, ook in de hemelen!
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Let nu goed op. De ons reeds bekende monnik komt weer heel bescheiden naar me toe en vraagt ook meteen: lieve vriend en broeder, wij allen zien jou zonder twijfel als verheven bode van de Heer, maar begrijpen nog steeds niet wie die vreemde, eenvoudige man is. Zeg ons daarom wie deze man is, want ik heb hem echt goed geobserveerd en ik moet je eerlijk bekennen dat het mij daarbij steeds warmer om het hart werd en heel veel van mijn broeders bekenden mij dezelfde ervaring te hebben. Daarom denk ik dat er achter deze man beslist geen geringe persoonlijkheid schuilgaat. Hij is Petrus of Paulus of misschien zelfs wel de lievelingsleerling van de Heer! Als ik er niet te ver naast zit, laat me dat dan op een broederlijk vriendelijke manier weten. Ik weet weliswaar nog niet wat er verder met ons zal gebeuren; komen we in de hel of op z'n minst in het vagevuur? Maar het is zeker dat ik deze vreemde, eenvoudige man zal liefhebben, waar ik me in alle eeuwigheid ook mag bevinden, en wel omdat hij zo bescheiden, eenvoudig en liefdevol is. Ik heb dat duidelijk gemerkt toen ik hem gadesloeg en zag hoe minzaam, broederlijk en liefdevol hij omging met onze prior en zo inschikkelijk was en meeging in zijn zwakheid, dat hij hem tenslotte zelfs voor de op handen zijnde verschrikkelijke aankomst van de Heer in bescherming nam.
Hoofdstuk 96: Allen moeten voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Het zalige herkennen door de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] De prior zegt: luister, geliefde broeder, mijn vroegere angst en de angst die jij nu nog voor de Heer hebt, berust op het feit dat wij de Heer nooit wilden aanvaarden zoals Hij is, maar dat wij Hem tot het verschrikkelijkste van alle wezens maakten. Daardoor hebben wij de ware Christus verloren, dat wil zeggen de Christus die bloedend, en stervend aan het kruis Zijn grootste vijanden, pijnigers en folteraars nog zegende en hen zelfs vanwege hun onwetendheid verontschuldigde. Ja, die Christus hebben we verloren, die de misdadiger die zich tot Hem wendde met open hart opnam en zelfs diegenen niet verdoemde die Hem aan het kruis hoonden. Wij hebben ons in plaats van deze ware Christus een Christus als tiran geschapen, die voortdurend op wraak zint tot aan de bepaalde, dat wil zeggen door ons bepaalde, onzinnige vergeldingsdag, terwijl we toch gemakkelijk hadden kunnen bedenken dat de Heer het wraaknemen op Zijn armzalige schepselen niet zo'n lange, onbepaalde tijd had hoeven uit te stellen, maar met hen had kunnen doen wat Hij met Sodom en Gomorra gedaan heeft.
Hoofdstuk 97: De bekentenis van een prediker Huiswaarts - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] De monnik zegt: o broeder, wat een woorden heb je nu gesproken en wat een hemelse balsem heb je daardoor in onze harten gegoten! Ja, je hebt de eeuwige waarheid gesproken. Hoe konden wij Hem, de algoede, heilige Vader, die we met de grootste vreugde en met de grootste liefde van ons hart zouden moeten opwachten, zo vrezen! Ja, lieve broeder, ik kan je verzekeren dat je mij ook alle angst voor de Heer zo goed hebt weggenomen, dat ik zelfs voor het allerstrengste oordeel niet bang meer ben. Want ik weet nu dat ik Hem, de zo oneindig liefdevolle Christus mag en kan liefhebben. Omdat Hij zo oneindig goed en liefdevol is, voel ik, dat ik overal gelukkig kan zijn waar ik Hem, de Liefdevolste maar kan liefhebben.
Hoofdstuk 97: De bekentenis van een prediker Huiswaarts - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Waarlijk, ik zeg jullie: een berouwvolle blik naar onze goede Vader is voldoende om voor alle eeuwigheid aan de hel te ontkomen! Kijk maar eens naar de misdadiger aan het kruis, hij was een rover en een moordenaar; maar toen keek hij op naar de Heer en sprak met een diep en smartelijk berouw in zijn hart: 'O Heer, als U in Uw rijk komt en over ons grote misdadigers gericht houdt, denk dan aan mij en straf mij niet te zwaar voor de grote misdaden die ik heb begaan!'
Hoofdstuk 117: Hemel en hel - polariteiten in de mens - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Het gebeurt nogal eens dat zo'n gekrenkte jongedame uit louter wraak ten opzichte van haar vroegere minnaar trouwt met een ander, voor wie ze in haar hart geen greintje liefde voelt. Met deze daad wilde ze haar vroegere minnaar die haar miskende, op een gevoelige manier straffen, ja indien mogelijk voor deze belediging zelfs uit de wereld helpen. Wat gebeurt er echter?
Hoofdstuk 116: In de geestelijke toestand komen alle geheimen aan het licht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Als het mogelijk zou zijn om op het moment dat ze haar woede de vrije loop laat, hem door duizend gloeiende slangen in stukken gescheurd te zien, dan zou deze wraak nauwelijks een verkoelende dauwdruppel op haar in woede ontstoken hart zijn.
Hoofdstuk 115: Vruchten die voor de hel rijpen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Uit louter wraak overschrijdt de jongedame al gauw alle grenzen van het schaamtegevoel en wordt behaagziek. Komt de oude minnaar niet met hangende pootjes terug, zoals zij verlangt, dan wordt ze vanuit datzelfde wraakgevoel een hoer, waarop de minnaar het laatste restje van zijn vroegere gevoelens uit zijn hart verbant. En heeft onze vroegere zedige jongedame de zoete prikkel van de wellust geproefd, dan brengt haar, zogezegd, geen God meer op het pad van de deugd terug. Wordt ze daardoor ongelukkig, dan schuift ze met een hart vol wrok meestal alle schuld af op die eerste minnaar, die haar bedoelingen en haar eerdere deugd schandelijk zou hebben miskend.
Hoofdstuk 115: Vruchten die voor de hel rijpen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Onze jongedame merkt het, maar verbetert haar gedrag niet in het minst. Wel echter begint ze haar spel nog verder op de spits te drijven om zich te wreken op haar minnaar, die haar grote waarde juist begon te miskennen op het moment, dat zij deze het voordeligst voor hem wilde ontplooien. Bij die gelegenheid probeert de minnaar zich zo gauw mogelijk uit het gezelschap terug te trekken, met het voornemen in zijn hart: wacht maar gemene dame, als wij elkaar nog eens onder vier ogen spreken, dan zal ik jou eens mijn mening zeggen op een manier die je zal heugen! Want nu verlang ik niets anders meer dan mij voor jouw ontrouw passend op jou te wreken.
Hoofdstuk 115: Vruchten die voor de hel rijpen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] De Heer zegt: Mijn lieve vriend en broeder, de enige dank, die Mij dierbaar en waardevol is, is een hart dat Mij altijd boven alles liefheeft. Ik zeg je, geen dankoffer, geen dankgebed, geen gelofte uit dankbaarheid, geen dankprocessie, geen Te Deum laudamus, geen jubelfeest en geen grote dankceremonie is Mij welgevallig. Integendeel, Ik heb er een afkeer van als van een stinkend aas of het rottende vlees in de graven, dat vol stank en pestilentie is. Een deemoedig, Mij altijd liefhebbend hart is voor Mij echter een kostelijke edelsteen van onschatbare waarde in de oneindige kroon van Mijn eeuwige goddelijke macht en heerlijkheid. Tevens is het voor Mij als een druppel balsem die in Mijn vurig liefhebbende Vaderhart valt en Mij bovenmate ver kwikt en de vreugde van heel Mijn oneindige Godheid op een voor jou onuitsprekelijke wijze verhoogt!
Hoofdstuk 98: Het geheim van de ware vooruitgang - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Maar kijk nu ook naar ons gezelschap; het begint grote ogen op te zetten en de prior wendt zich zojuist tot de Heer en zegt: o Heer, algoede, allerbarmhartigste Schepper en Vader van alle schepselen in de hemel en op aarde, in hemels naam, wat is dat nu?! Zijn dat ook engelgeesten die eens op aarde hebben geleefd of zijn het de zuiverste engelen uit de allerhoogste hemel? Dat er zoiets wonderbaarlijk moois bestaat heb ik zelfs diep in mijn hart nooit kunnen vermoeden. Op aarde was ik een standvastig celibatair, maar als mij als zodanig ook maar iets wat in de verte hierop lijkt onder ogen zou zijn gekomen, werkelijk, dan zou ik me zelfs in het schandelijkste mohammedanisme hebben kunnen verplaatsen. Heer en Vader, hier is letterlijk van toepassing: sta ons bij, anders zijn we verloren; vooropgesteld dat men hier ook nog verloren kan gaan.
Hoofdstuk 99: Nog een zware beproeving - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De prior en zijn broeders kijken nu eens naar de omgeving, dan weer naar de Heer en dan weer, en bijna het meest naar de mooie hemelse bruiden. De prior is daarom ook niet zo vlug klaar met zijn antwoord en overlegt bij zichzelf als volgt: hier zou het goed toeven zijn aan de zijde van zo'n hemelse bruid en in zo'n prachtig eigendom, waar je bovendien als het ware de gebraden vogels in de mond vliegen! Werkelijk, het is toch voor een onsterfelijke geest eeuwig volkomen onmogelijk om zich de hemel nog hemelser voor te stellen. Voorwaar, en nog eens driemaal voorwaar, als hier een echte goede raad niet duur is, dan is hij het in eeuwigheid niet. Als ik eraan denk, hoe het voor iemand zou zijn om zo'n hemelse bruid te omarmen en aan zijn onsterfelijk hart vol hemelse, vurige liefde te drukken, dan begint het me te duizelen en zou ik heel graag, ja, ik zou zelfs oneindig graag voor de Heer mijn krachtigste `ja' uitspreken, vooropgesteld dat deze eindeloze heerlijkheid in alle opzichten ook duidelijk een stevige basis heeft.
Hoofdstuk 99: Nog een zware beproeving - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298  ...