Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 285 van 1037

...  273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298  ...
[10] Ik zeg jullie: Op aarde is jammer genoeg naijver, - maar in de hemel zal daarvan eeuwig niets meer naar voren komen; want een afgunstig mens zal daar niet binnenkomen.
Hoofdstuk 236: De geestelijke alomtegenwoordigheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] In de hemel zal alleen hij de eerste en de grootste zijn, die vindt dat hij zelf de minste en kleinste is; want laat datje glorie worden, datje allemaal in jullie hart aan de kinderen gelijk wordt! Wie in zijn hart niet wordt als de kinderen, zal niet binnen kunnen gaan in het rijk van God; want de weg naar de hemel is een heel smalle, en bezaaid met allerlei dorens. De grootste doornige hindernis is en blijft echter de hoogmoed en het hele legioen wat daarvan afgeleid is.
Hoofdstuk 236: De geestelijke alomtegenwoordigheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Nu geldt dan jullie Romeinse spreekwoord: Aut Caesar, aut nihil (alles of niets). Heeft hij toegestemd en de proeven doorstaan dan wordt hij weliswaar een schijnkoning, -maar die eer duurt niet lang. Al gauw komt er opstand en de gemartelde koning wordt afgezet, en een dictator neemt zijn plaats in en geeft decreet na decreet, waarbij iedereen dan goed voor eigen zak zorgt. Dat is dan weer diegenen niet naar de zin die daarbij te kort komen, en dat kweekt dan ook weer samenzweringen, waaruit al gauw een muiterij van zeer gruwelijke aard te voorschijn komt. En zo kan daar nooit orde ontstaan.
Hoofdstuk 238: De gevechten in de hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Van tijd tot tijd worden ook betere leraren naar zulke zeer ontredderde gemeenschappen gestuurd; maar het vergaat hen niet veel beter dan het de engelen in Sodom en Gomorra vergaan is. De slechte geesten zouden hen graag als sterke wezens gebruiken om al hun vijanden te vernietigen. Hieraan kun je wel zien hoe het met de verbetering van deze geesten staat.'
Hoofdstuk 238: De gevechten in de hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarop kwam DE ROMEIN naar Mij toe en zei: 'Heer en Meester, dat U alles in de hele oneindigheid van het grootste tot het kleinste bekend is, daar ben ik volkomen van overtuigd, en niemand kan mij deze zalige overtuiging meer ontnemen! Maar nu is er al meerdere malen sprake geweest van de hel, en ik moet eerlijk bekennen dat ik nog steeds niet in het minst weet, wat ik daar eigenlijk van denken moet. Is het een bepaald erg duister en treurig oord, waar de kwaaddoeners voor hun zonden eeuwig gepijnigd of zonder onderbreking gemarteld worden, of zijn al die grote martelingen uiteindelijk, te oordelen naar Uw eeuwige liefde en goedheid, toch slechts de uiterste middelen om tenslotte zelfs de meest slechte geesten na een ondenkbaar lange tijd terug te brengen tot het juiste besef? Waar is dat onzalige oord, en hoe ziet het er uit?'
Hoofdstuk 237: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Als hij zo zijn huid gered heeft, gaat hij zo vlug mogelijk naar een derde nog machtiger buur, vertelt hem over zijn ongeluk, verraadt hem alles over zijn vroegere vriend, geeft de derde adviezen hoe hij hem gemakkelijk kan overwinnen en biedt zichzelf als aanvoerder aan. Daarop worden snel voor goede soldij krijgsknechten te paard geworven en onverwacht wordt de voormalige overwinnaar, voor hij er erg in heeft, overvallen en beroofd van al zijn goederen en land. Als nu de tweede overwonnene zich nog door de vlucht kan redden, zal hij al gauw een vierde vinden die tegen de derde optrekt en hem mogelijkerwijs overwint, en dan valt er schijnbaar een periode van rust. Maar de overwonnenen rusten innerlijk helemaal niet, maar ieder zoekt voor zichzelf de gelegenheid zich op alle overwinnaars op ongeëvenaarde wijze te wreken. En kijk, zo wordt zo'n,totaal hels gemoed steeds verder en verder gedreven door zijn innerlijke worm, die niet sterft!
Hoofdstuk 237: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] De druivenpers trad Ik alleen, en uit het volk niemand met Mij! Daarom vertrad Ik die (de hel) in Mijn toorn (gerechtigheid) en plette ze in Mijn woede (de hoogste orde der goddelijke wijsheid). Daarom is de overwinning op Mijn gewaad gespat (het ware van de leer en het geloof); want de dag der wraak is in Mijn hart, en het jaar van Mijn verlosten is gekomen. Mijn arm bracht Mij heil (het menselijke van de Heer); naar de aarde afdalend overwon Ik haar (de hel). Hij sprak: Kijk, die kinderen zijn Mijn volk (door de hel verleid), daarom werd Ik hun verlosser, wegens Mijn liefde en Mijn mildheid heb Ik hen verlost.'
Hoofdstuk 239: De tweede schepping van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Ik, de Allerheiligste, moest Mij met de onheiligheid van de zwakheid van de mensen van het geschapene bekleden, om als een sterke held de hel te kunnen naderen om deze te overwinnen. Ik ben nu naar haar toegekomen, ben er midden in, en alle duivels en satans vluchten voor Mij als los kaf in de stormwind.
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Ik zal jullie echter over de ware barmhartigheid van God een paar voorbeelden geven, en oordelen jullie dan zelf aan de hand daarvan, hoe het daarmee staat. -Luister dus naar Mij!'
Hoofdstuk 241: Lazarus wil de zondaars helpen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Waar vind je een man, die honderd schapen heeft en als hij er één van verliest niet meteen de negenennegentig in de woestijn achter zal laten en op weg zal gaan naar het verloren schaap en het zo lang zal zoeken tot hij het terugvindt, en, als hij het gevonden heeft, het op zijn schouders neemt van vreugde? En als hij dan thuiskomt, zal hij al zijn buren bij zich uitnodigen en zeggen: 'Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap dat verloren was, teruggevonden en geef een feestmaal! ,
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Luister nu verder naar een beeld dat ook heel veelzeggend is! Er was eens een heel aanzienlijk en buitengewoon rijk man, die twee zoons had. En de jongste zoon ging naar zijn vader en zei tegen hem: 'Geef mij het deel of de waarde van mijn goederen dat mij als erfgenaam toekomt; want ik wil weg en mijn geluk in de wereld beproeven!' De vader verdeelde het goed van de zoons en gaf de jongere zijn deel.
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Al gauw daarna verzamelde de jongste al zijn bezittingen en ging weg naar verre landen. Toen hij een plaats vond die hem aanstond, verbraste hij daar al zijn geld. Nadat hij al gauw al zijn bezittingen erdoor gejaagd had, kwam er grote schaarste in dat land en hij begon gebrek te lijden. Daarop ging hij naar een burger van dat land en vroeg hem om werk, en die zond hem op zijn akker om zijn varkens te hoeden. Na echter een paar dagen de varkens gehoed te hebben, kreeg hij erge honger en wilde zijn buik vullen met het draf dat de varkens aten, en niemand gaf het hem.
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Omdat hij echter zo'n honger leed en zich, toen de nood het hoogst was, alleen met wortels en gras voedde, kwam hij eindelijk tot zichzelf en zei in gedachten: 'Hoeveel dagloners heeft mijn vader thuis die brood in overvloed hebben en ik verga van de honger! Ik zal echter op weg naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: 'Vader, ik heb gezondigd in de hemel en voor u! Ik ben voortaan niet meer waard dat ik uw zoon heet; maar neem me aan als een van uw minste dagloners!' (Jeremia 3, 12 en Psalm 51, 6)
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] David, de man naar Gods hart, had ook twee zoons die hij bijzonder lief had. Wat zou David, ondanks dat Absalom hem vervolgde en hem met alle middelen trachtte te overwinnen, hebben willen geven aan degene die hem de zo zeer geliefde zoon levend teruggebracht zou hebben! Salomo was wel de wijsheid zelf en steeds bij David, maar Davids liefde en toeneiging ging naar Absalom uit.
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Voor jou kan dat wel erg eerlijk zijn, maar voor Mij is dat erg krom! Als jij gelooft, dat hetzij de hel of de hemel als beweegredenen moeten dienen om de mensen van het kwade af te houden en naar het goede toe te brengen, dan ga je toch wel uit van een heel foute gedachte; want de volkomen slechte mens lacht om jouw hel en om jouw hemel, en de volkomen goede is ook goed zonder jouw hel en zonder jouw hemel. Want op de manier waarop jij de zaak voorstelt zijn de hel en de hemel pas helemaal geschikt om ieder mens zo slecht mogelijk te maken.
Hoofdstuk 243: De gevolgen van de verkeerde voorstelling van het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  273 - 274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298  ...