Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 286 van 373

...  274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299  ...
[1] Nu wendt de prior zich tot de Heer en zegt: o almachtige, liefdevolle heilige Vader, hoor mij genadig aan. Hoewel U precies ziet en weet hoe het met mij gesteld is, wil ik toch voor U spreken omdat U het zo wenst. Wat Uw liefdevolle en heilige voorstel van daarnet betreft, twijfel ik er nu absoluut niet meer aan of U mij en mijn broeders dit alles zou hebben gegeven als we Uw voorstel hadden aangenomen, want U bent toch overal de eeuwige Liefde, Trouw, Waarheid en Wijsheid! Het is waar, wanneer ik deze zuiver hemelse engelachtige wezens aanschouw, waarvan de een nog mooier is dan de andere en ieder op haar manier niet te overtreffen, en ik daarna mijn hart vraag of het tevreden zou zijn met zo'n onbeschrijfelijke genade van U, dan moet ik evenwel met de hand op het hart zeggen: o Heer, die uitzonderlijke genade ben ik helemaal niet waard, want zo'n loon zou te hemels en overheerlijk zijn voor een armzalige, uitgedroogde celibataire, aardse leegloper. Werkelijk, in het door U gezegende bezit van een dergelijke zuiver hemelse wederhelft of eeuwige levensgezellin moeten aardjaren, als ze hier nog zouden tellen, toch voorbijvliegen als montere sprinkhanen op een hete zomerdag. En van verveling zou in zulke bijna bovenhemelse omstandigheden in alle eeuwigheden zeker geen sprake zijn.
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Onze nu hemelse echtgenoten komen in beweging en de prior ziet met leedwezen dat onze arme lekenbroeder bij deze gang van zaken met lege handen is achtergebleven. Daarom wendt hij zich dadelijk tot de Heer en zegt: o Heer, allerliefdevolste, goede Vader, ik kan U niet genoeg loven en prijzen voor de genade die U ons allen hebt bewezen, maar kijk, daar achter staat een arme broeder nog zonder vrouw en zonder kleding; ik heb echt medelijden met hem. O Heer, als U het goedvindt, zou ik liever mijn gewaad en mijn vrouw aan hem afstaan dan hem hier zo verlaten moeten zien. Ik weet weliswaar dat Uw oneindig vaderlijke goedheid al uitstekend voor hem heeft gezorgd, maar omdat ik van U ook een liefhebbend en medelijdend hart heb gekregen, moet ik U openlijk bekennen, dat zolang ik weet dat deze arme broeder niet zo zalig is als ik, ik in Uw allerheiligste naam liever zelf enkele duizenden jaren van al deze zaligheden zou willen afzien dan hem ook maar enkele dagen minder zalig te zien dan mijzelf.
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Zij zouden iedereen meteen de hemel willen binnenschuiven omdat ze nog niet uit ervaring hebben geleerd dat de hemel alleen voor de waarachtige naasten een bijzondere zaligheid is, maar voor de mindere naasten en de overigen een grote, zelfs allergrootste kwelling. Bij deze gelegenheden leren ze dus eerst volkomen inzien dat de eigenlijke naastenliefde hieruit bestaat, dat men ieder wezen zijn vrijheid moet laten en men hem datgene moet geven waarnaar zijn hart uitgaat.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Daaruit blijkt echter dat alleen onder bepaalde omstandigheden ongelukkige mensen 'naasten' aan hun weldoeners hebben en zij dus ook omgekeerd 'naasten' voor hun weldoeners zijn. Als er dus alleen onder deze omstandigheden 'naasten' bestaan, welke naasten hebben dan de gewone mensen, die noch zelf een ongeluk hoeven mee te maken noch ooit ergens in een situatie komen waarin zij een ongelukkige kunnen bijstaan? Is er dan geen meer algemene tekst die nader aangeeft wie de naasten zijn? Want in deze gelijkenis worden slechts de hoogste nood en aan de andere kant een grote welgesteldheid, gepaard aan een goed hart, als voorwaarde voor het begrip 'naasten' gegeven.
Hoofdstuk 104: Waaruit bestaat de eigenlijke, ware naastenliefde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] De wetgetrouwe farizeeër prijst zichzelf op de weg, maar de tollenaar vindt de hele weg bijzonder moeilijk, want hij is nooit in staat om het doel daarvan te overzien. Hij verdeemoedigt zich voor de Heer in zijn hart, hij erkent zijn zwakte en onvermogen om de weg precies te volgen. In plaats daarvan sluit hij God de Heer in zijn hart en maakt zo een reuzensprong over de hele moeilijke weg en bereikt daarmee zijn doel!
Hoofdstuk 102: Hoe men God boven alles liefheeft - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Hij heeft daarmee in bedekte termen niets anders willen zeggen dan: Ik zal jou een bestemming geven die volkomen met jouw vrije keuze overeenkomt, waarbij Ik er ook op bedacht zal zijn dat je Mij eens in jouw hart hebt gedragen. Op het moment van jouw overgang naar je eeuwige bestemming zal Ik je helemaal onvoorbereid in een situatie brengen, waarbij zal blijken in hoeverre je Mij in jouw hart hebt gedragen en nog draagt en in hoeverre lk dientengevolge ook jou zal dragen. Ik zal echter op dat moment Mijn oog enigszins voor jou sluiten, zodat jij dan volkomen vrij uit jezelf kunt handelen. Pas na die handeling zal Ik jou aanzien en je, ofwel zegenen voor je hemelse bestemming of lk zal je, als jouw heiligste, liefdevolste Vader in Mijn handen nemen en als een volmaakt kind naar Mijn woonplaats dragen!
Hoofdstuk 101: Leiden, trekken en dragen in geestelijke betekenis - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[18] Daarom moest zich ook, als bij toeval, een arme door de Heer reeds lang voor dit doel uitverkoren lekenbroeder, die echt stiefmoederlijk bedeeld leek te zijn, op de achtergrond bevinden. Deze broeder, die op zich weliswaar toch al voor de hoogste hemel bestemd was, moest zich nu, zonder het zelf nog te beseffen, voor de prior als flinke toetssteen voor de ware liefde voor de Heer en daaruit voor de naaste laten gebruiken. Bij deze scène wendde de Heer Zijn alwetend en alziend oog af en liet de prior volkomen vrij om zijn liefde daadwerkelijk in praktijk te brengen. De prior, die de Heer eens in zijn hart had gedragen, werd daardoor nu pas innerlijk volledig gesterkt en vond zichzelf nu in de volmaakte liefde voor de Heer en in de volledige zelfverloochening.
Hoofdstuk 101: Leiden, trekken en dragen in geestelijke betekenis - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Als bijvoorbeeld iemand een meisje heeft uitverkoren waarop ook een ander zijn oog heeft laten vallen, en de eerste wordt, als de tweede ook geaccepteerd wordt, meteen vreselijk jaloers, dan is bij hem de hel reeds de overheersende pool. Maar zegt de eerste: lief meisje, alleen jij bent de baas over jouw eigen hart. Ik heb je waarachtig lief en daarom verlang ik geen offer van jou; wel ben ik bereid om voor jouw bestwil elk offer te brengen; daarom ben je, wat mij betreft, volkomen vrij. Doe derhalve wat je wilt en zoals het jou goeddunkt; mijn oprechte genegenheid en vriendschap zul je daardoor nooit verliezen. Want zou ik je dwingen, mij jouw hand te geven, dan zou ik alleen mijzelf in jou liefhebben en jou tot slavin maken. Ik heb echter niet mezelf lief in jou, maar alleen jou in mijzelf. Daarom heb je, wat mij betreft, ook de volle vrijheid om alles uit te kiezen, wat jou voor jouw geluk het meest geschikt lijkt.
Hoofdstuk 118: Hemelse en helse principes - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] De eerste minnaar voelt zich helemaal niet beledigd, maar zoekt welgemoed een andere geliefde, en niet zelden een betere dan de eerste. Welke uitwerking heeft dat op zijn eerste, inmiddels gehuwde geliefde? Ze wordt nors en gesloten. Haar man vraagt haar naar de oorzaak, maar tevergeefs! Wat haar bedrukt is in haar ogen te groot en te zwaar en te verdacht tegenover haar nieuwe echtgenoot, zodat ze het hem niet durft toe te vertrouwen. Ze onderneemt weliswaar geen verdere stappen meer om haar oude geliefde dwars te zitten of hem in een val te lokken, maar des te dieper begraaft ze de oorzaak van haar gramschap in haar hart. Er gaan jaren voorbij en omdat zoals gewoonlijk de tijd de beste pleister voor de genezing van zo menige wond is, geneest ze ook deze. Zulke mensen worden dan niet zelden nog heel goede vrienden.
Hoofdstuk 116: In de geestelijke toestand komen alle geheimen aan het licht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Ten tweede: er staat nu een officier met een lagere rang voor ons. Wat is de voornaamste gedachte die er in zijn hart huist? Misschien de gedachte om de staat nuttige diensten te bewijzen? O nee, dat is wel de laatste. 'Vooruitkomen', dat is de voornaamste gedachte; als het mogelijk zou zijn, elk uur een trapje hoger klimmen, in één jaar ten minste generaal worden en als zodanig zo gauw mogelijk promoveren. Stel je voor dat hij de hoogste trede van de ladder bereikt heeft, dan zal zijn plan, of ten minste zijn voornaamste gedachte zijn: en nu eropuit met enorme legerscharen om alle volkeren te overwinnen. Zijn deze overwonnen en heb ik de macht in handen, dan moeten alle keizers, koningen en vorsten voor mijn zwaard beven!
Hoofdstuk 112: Aardse beelden van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[22] Daarom moeten alle rijken, waar ze ook mogen zijn, dit zoveel mogelijk ter harte nemen, hun hart zoveel mogelijk van hun rijkdom afwenden, en met hun rijkdom zoveel mogelijk goed doen, willen zij aan de eeuwig rokende hel ontkomen. Want er zijn in het hiernamaals twee soorten hellen: een langdurige in duistere oorden, van waaruit slechts onbegrijpelijk smalle wegen leiden en waarop het de wandelaar niet veel beter vergaat dan de kamelen voor het oog van de naald. Er is echter ook een eeuwige hel, waaruit bij mijn weten tot nu toe nog geen paden wegleiden. Laten de rijken, alsook iedereen die zoveel bezit dat hij nog altijd iets voor de armen kan doen, dit ter harte nemen. Hiermee is nu uiteengezet waaruit de eigenlijke naastenliefde bestaat. Zo wordt zij ook hier in de zon geleerd en voortdurend in praktijk gebracht. Hoe dat gebeurt, zullen we in het volgende nader beschouwen.
Hoofdstuk 104: Waaruit bestaat de eigenlijke, ware naastenliefde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Wie God in zijn hart begint lief te hebben, heeft de weg reeds afgelegd; maar wie God slechts door het onderhouden van de wet liefheeft, is met zijn liefde nog steeds een reiziger op de weg waar geen vruchten groeien en waar niet zelden rovers en dieven de wandelaar opwachten.
Hoofdstuk 102: Hoe men God boven alles liefheeft - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Ja, mijn geliefde zoon, jouw hart heeft het mijne voor jou geopend; de wet is slechts een proef. Want, mijn zoon, de liefde bevindt zich niet in de wet, omdat degene die alleen de wet onderhoudt, dit doet uit eigenliefde om zo met zijn daadkracht mijn liefde en mijn heerlijkheid te verdienen. Wie zo de wet onderhoudt, is nog ver van mijn liefde verwijderd, want zijn liefde gaat niet naar mij uit maar naar de beloning.
Hoofdstuk 101: Waaruit bestaat de liefde tot God? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] De vader zegt dan ook zo af en toe tegen deze tweede zoon: kijk toch eens hoe vlijtig jouw broer werkt en zo mijn liefde probeert te winnen. Maar de zoon zegt: o lieve vader, als ik op het veld ben, dan ben ik ver weg van u en mijn hart laat mij geen rust, maar zegt steeds luid tegen mij: de liefde woont niet in de hand maar in het hart en daarom wil ze ook niet met de hand maar met het hart gewonnen worden! Geeft u, vader, mijn broer die zo vlijtig werkt, de akker en de wijngaard; ik heb er genoeg aan als u mij maar toestaat dat ik u altijd naar hartelust mag liefhebben zoals ik u wil en moet liefhebben omdat u mijn vader, mijn alles bent.
Hoofdstuk 101: Waaruit bestaat de liefde tot God? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Wat zal de vader nu zeggen en wel uit het diepst van zijn hart? Zeker niets anders dan:
Hoofdstuk 101: Waaruit bestaat de liefde tot God? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  274 - 275 - 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299  ...