15542 resultaten - Pagina 288 van 1037
... 276 - 277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 ...
[14] Deze mensen, die nu de genoemde slaven hier naar de markt brengen, zijn weliswaar zeer op winst uit, maar tevens in hoge mate bijgelovig. Dit blinde bijgeloof is hun grootste vijand. Daarom weet Ik al van te voren wat er gedaan moet worden om deze mensen zo te straffen dat zij niet alleen hun koopwaar, maar nog veel méér graag willen afstaan om toch maar heelhuids weg te kunnen komen. Zo gauw ze hier zijn, zullen jullie allen wel zien en duidelijk merken wat Gods wijsheid en macht allemaal kan bewerkstelligenHoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Maar nu gaan we weer naar binnen en sterken ons lichaam met een goed ochtendmaal, want de tafels zijn intussen allemaal ruim voorzien. Ondertussen zullen onze slavenhandelaars ook allemaal ter plaatse zijn en wij zullen hun dan een bezoek brengen!'
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] De schriftgeleerde zei tegen Mij: 'Heer, U gaat vandaag toch niet naar de tempel? Want vandaag gebeuren daar echt te slechte dingen!'
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Ik zei: 'Wat interesseert Mij nu die moordkuil daar beneden in de hel! De ware tempel van Jehova is daar, waar zich in de mens een hart bevindt dat God boven alles liefheeft en zijn naaste als zichzelf! -Laten we nu naar het ochtendmaal gaan!'
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Onze slavenhandelaars komen met hun waar uit die streken, en dat nu al voor de zevende keer, hoewel pas voor het eerst naar Jeruzalem, omdat zij gewoonlijk hun waren hetzij in Lydië, Capadocië, ook wel in Tyrus en Sidon, of ook in Damascus hebben verkocht. Dit keer hebben zij zich naar Jeruzalem gewaagd en ook nu zouden zij niet hierheen gekomen zijn als Mijn wil hen niet daartoe had aangezet.
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Toen herkenden de eerste leerlingen Rafaël, gingen naar hem toe en begroetten hem.
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Toen wedijverden allen met elkaar om de jongeman te eten en te drinken te geven. De Romeinen nodigden hem uit en ook alle anderen deden alles om de jongeman van dienst te zijn; want allen waren diep onder de indruk van de gratie van de jongeman. Zij zagen hem aan voor een buitengewoon mooie zoon van een aardse moeder, aan wie Ik gevraagd had om Mij na te reizen. Alleen de eerste leerlingen wisten wie de jongeman was. Hij at en dronk alsof hij uitgehongerd was, en allen verbaasden zich dat de jongen zoveel naar binnen kon werken.
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Daarop gingen wij allemaal het huis binnen en namen plaats aan de rijk voorziene tafels, waar ieder alles naar zijn gading kon vinden en waar ook aan goede wijn geen gebrek was. De Romeinen bewonderden nu pas in het volle daglicht de prachtige drinkbekers van zuiver goud en ook hun zilveren schalen. Ook de zeven Farizeeën kwamen dichterbij en raakten niet uitgepraat over de zuiverheid en de kwaliteit van de drinkbekers en het eetgerei. Maar Lazarus maande hen tot eten, omdat de vissen anders koud werden en daarom tastte het zevental ook meteen toe en ze aten en dronken terwijl ze de kwaliteit van de spijzen en de wijn prezen. Ook de ongeveer zeventig arme mannen met de vrouw in hun midden putten zich uit in het loven van de spijzen en de wijn, zoals ook de tollenaars en hun metgezellen dat deden.
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De volkeren in het gebied ten Noorden van de Pontus hebben ook een soort geloofsleer, maar die is natuurlijk uitermate gebrekkig; en deze is helemaal in handen van bepaalde waarzeggers die volkomen afgezonderd van de rest van het volk leven, hun eigen gronden en talrijke kuddes hebben, en merendeels in de bergen in moeilijk toegankelijke hooggelegen dalen wonen. Deze waarzeggers stammen merendeels van de Indiërs af en bezitten derhalve kennis van allerlei magie en toverij, maar zij gaan evenwel nooit of slechts hoogst zelden naar de grote volkeren die in de uitgestrekte laagvlaktes wonen; die zijn echter wijd en zijd met hen bekend en gaan bij aangelegenheden die voor hen belangrijk zijn, naar de genoemde waarzeggers om zich door hen de toekomst te laten voorspellen, natuurlijk tegen niet geringe offers. Bij die gelegenheden vertellen deze wijzen uit de bergen de vragers zo nu en dan ook over hogere en machtige onzichtbare wezens, die hen en alle elementen beheersen, en dat juist zij, de wijzen van de bergen, hun naaste dienaren zijn en heersen over de lagere natuurmachten. Dat verbaast de domme pelgrims natuurlijk altijd in hoge mate, vooral als zo'n waarzegger ook nog een toverkunstje voor hen ten beste geeft.
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Voor zij echter met hun koopwaar uit hun land vertrokken, raadpleegden zij ook een waarzegger of zij geluk zouden hebben met hun handel. En hij zei met een heel ernstig gezicht: ' Als jullie geen bliksem zullen zien en geen donder zullen horen, zullen jullie je waar wel aan de man brengen.' Dat was alles wat de waarzegger tegen hen zei. De slavenhandelaars beschouwden dat als een goede voorspelling, omdat zij dachten dat er zo laat in het jaar wel geen onweer meer zou komen. Maar deze geweldige bliksem met die hevige donderslag heeft hen nu uit de droom geholpen, en nu staan ze radeloos beneden aan de berg. Maar voor wij naar beneden gaan, zullen er nog een paar van die bliksems volgen, waardoor onze slavenhandelaars nog meer schrik wordt aangejaagd, en wij gemakkelijker met hen kunnen praten!'
Hoofdstuk 3: De bijgelovige slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Pas toen het volk zich op die manier snel helemaal verspreid had, liep Ik met Rafaël, Agricola en Lazarus naar de voornaamste handelaar toe en zei in zijn taal tegen hem: 'Wie gaf jullie om te beginnen het recht om mensen en hun kinderen als koopwaar op de publieke markten te verkopen en hen daardoor tot slaven van tirannieke, geile kopers te maken?'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Kijk, deze slavenhandelaars zijn Elia's vergeleken bij die ellendige zielensluipmoordenaars daar boven! Daarom zal het Sodom en Gomorra later ook beter vergaan dan dit gemene helse gebroed daar boven. Want als er in Sodom en Gomorra gebeurd zou zijn wat hier gebeurt, dan zouden zij in zak en as boete gedaan hebben en zalig zijn geworden. Maar hier ben Ik Zelf aanwezig en zij staan Mij als mens naar het leven!
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De leider van de handelaars zei: 'Als u ze van mij wilt kopen, dan laat ik u zien dat ik daartoe het recht heb; koopt u ze echter niet, dan zeg ik u, als u dat wilt, pas voor de landvoogd dat ik daartoe het recht heb. Vroeger ben ik immers zelf als slaaf verkocht, maar mijn heer, die ik trouw diende, schonk mij daarna de vrijheid en veel geld. Ik ging weer naar mijn geboorteland en handel nu zelf met dezelfde koopwaar als waarmee ikzelf twintig jaar geleden een ander moest dienen. Als slaaf ben ik gelukkig geworden, waarom zij dan niet?! Bovendien is dat in onze landen al een heel oud gebruik en onze wijzen hebben ons daarover nog nooit ter verantwoording geroepen. Wij zondigen daardoor niet tegen de wetten van ons land en voor die van uw land betalen wij een losgeld; dus hoeven WIJ ons voor ons goede recht tegenover niemand te verantwoorden!'
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Op dit ogenblik gaf Ik Rafaël weer een teken om de gevangenen te bevrijden en zij waren ogenblikkelijk vrij en volledig gekleed, terwijl zij voordien naakt waren. Deze plotselinge bevrijding van de jonge slaven veroorzaakte echter om begrijpelijke redenen een ongekend grote sensatie en de leider van de handelaars, die zijn ogen niet geloofde, ging naar hen toe en voelde met zijn handen aan de nu goed geklede slaven en ontdekte dat hun kleding uit volkomen echte kledingstof was vervaardigd en dat het werkelijk zijn eigen slaven waren.
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Toen hief hij zijn handen omhoog en zei (de slavenhandelaar): 'Pas nu besef ik duidelijk dat jullie echt in de handen van goden zijn! Maar vragen ook jullie hun om jullie genadig te zijn! Zodra jullie echter helemaal gelukkig zijn, denk dan aan jullie ouders thuis, die in een onbarmhartig land wonen en met veel moeite en arbeid moeten zorgen voor de karige, schrale kost voor hun lichaam en in armoedige en zeer erbarmelijke hutten van leem en stro wonen! Vergaar allerlei kennis en kom dan weer naar ons, opdat het door jullie dan ook bij ons ooit licht en goed wordt, want van nu af aan moeten er geen mensen meer uit onze landen weggevoerd en verkocht worden!'
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)