Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 289 van 1112

...  277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302  ...
[5] Omdat er dus in ruimte en tijd geen enkele kracht bestaat die zich ook maar met de kracht van een engel kan meten, moet deze als geestelijke kracht ook buiten of boven alle ruimte en tijd staan, hoewel zij zich als een eigen eenheid zelfstandig in tijd en ruimte bevindt maar van beide geheel vrij en onafhankelijk is. Alles bestuurt zij terwijl zij slechts door innerlijke, levende analogie daarmee in verbinding staat.
Hoofdstuk 29: De mate van kracht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) Nu vergelijken we nog de grootte van een zuiver geestelijke kracht met de grootste aardse kracht. Wat zal dat opleveren? Kijk, er zijn in het oneindige heelal zulke verschrikkelijk grote zonnewerelden, dat onder de juiste verhouding deze hele, grote aarde zich ten opzichte van hun grootte net zo zou verhouden als een minuscuul klein zandkorreltje ten opzichte van de omvang van de hele aarde! Kijk, als het hier over de zandvlakten waait, heft de wind het zand al op en voert het met groot gemak mee, en een orkaan doet dat nog gemakkelijker met grote zandmassa's! Stel je nu eens een naar verhouding even harde wind voor op zo'n grote zonnewereld! Die zou toch zeker met werelden zoals deze aarde heel gemakkelijk spel hebben! 'Ja', zou jij met je wereldse verstand zeggen,'als daar zulke geweldige winden waaien, dan moet men daar toch tot op deze aarde iets van merken!' En Ik zegje, dat, dat zelfs niet zelden het geval is, en ook nog heel veel verder!
Hoofdstuk 29: De mate van kracht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Laten we nu op het licht overgaan! Kijk eens naar het licht van deze helder schijnende, zuivere naftalamp! Het verlicht deze grote kamer dermate dat wij elkaar allemaal goed kunnen zien en herkennen. Wat denk je: Zouden honderd van zulke helder brandende lampen ook niet een honderdmaal sterker licht in deze kamer verspreiden? Jij zegt: 'Ongetwijfeld want daarvan kan men zich bij grote feestverlichtingen meer dan voldoende overtuigen!' Goed, zeg Ik, stel je nu eens duizend maal duizend van zulke lampen voor ergens bovenop een alleenstaande berg! Zouden die met z'n allen niet binnen een behoorlijk groot gebied alles helder verlichten? Wis en zeker! Maar hoewel zij de wijde omtrek zouden verlichten, zouden zij toch totaal niet te vergelijken zijn met het licht van de volle maan, die, hoewel hij voor het oog bepaald niet zo groot lijkt, toch in één keer de halve aarde nog heel goed verlicht. Maar wat is het licht van de maan vergeleken bij het licht van de zon?!
Hoofdstuk 30: De kracht van het licht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Stel je nu echter eens voor dat de zon het hele uitspansel zou vullen! Zou er dan een sterveling in staat zijn ook maar een moment dat machtige licht te verdragen zonder ogenblikkelijk als een druppel water op een gloeiende plaat vernietigd en opgelost te worden? Ik zegje: Het.effect van dat licht en de onbeschrijfelijke hitte ervan zou dan al zo groot zijn dat het zelfs deze hele aarde binnen enkele ogenblikken niet beter zou vergaan, en vele honderdduizenden van zulke werelden ook niet!
Hoofdstuk 30: De kracht van het licht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Dat er echter toch een levensechte en altijd aanwezige analogie bestaat tussen het oerlicht van God en het slechts ten dele geschapen licht van de zon, kun je gemakkelijk afleiden uit het feit dat ook het licht van de zon levengevende kracht heeft voor de schepselen op de hemellichamen en werelden, waarvan ieder voorjaar je voldoende kan overtuigen. -Begrijp je nu al iets beter hoe en op welke manier noodzakelijkerwijs al het zuiver geestelijke zich buiten tijd en ruimte bevindt en dat dit ook zo moet zijn?'
Hoofdstuk 30: De kracht van het licht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Kijk, tussen 'van eeuwigheid', 'vroeger' en 'nu' bestaat eigenlijk in Mijn bestaan, evenals in Mijn zijn, en in Mijn aanwezig zijn, helemaal geen verschil voor wat Mijn zuiver goddelijke Ik betreft! En als dat niet zo was, heus, dan zou Ik in dit mensenlichaam geen macht en heerschappij hebben over de hele materiële schepping der natuur; want alle schepselen met hun tijd en ruimte verhouden zich slechts subjectief tot Mij, hun Object; omdat alles uit Mij is en niet Ik uit alles.
Hoofdstuk 31: Het goddelijke en menselijke wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Maar hier zullen wij deze tarwekorrel slechts als zaadkorrel wat nader in ogenschouw nemen en dan zien hoe het goddelijk-geestelijke, ook al lijkt het in zekere zin subjectief, zich in feite echter toch objectiefbuiten tijd en ruimte in deze korrel bevindt.
Hoofdstuk 32: Het geestelijke in het natuurlijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Dat is dan het zuiver geestelijke in de mens, en omdat het aan God gelijk is, staat het eveneens buiten tijd en ruimte; want als het iets tijdelijks en ruimtelijks zou zijn, zou de mens noch zichzelf noch God ooit kunnen leren kennen, en de mens zou dan voor iedere ontwikkeling totaal ongeschikt zijn, nooit redelijk worden en nooit iets begrijpen. Hij zou nooit ofte nimmer ook maar het minste besef van God krijgen, Hem nog minder ooit herkennen, liefhebben en zijn wil aan Hem onderwerpen, en hij zou dan alleen maar de buitenste, dode schaal van een ei zijn, geen leven in zich hebben en zeker geen buitentijds en buitenruimtelijk eeuwig leven hebben.
Hoofdstuk 32: Het geestelijke in het natuurlijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Deze verder tot in het oneindige doorgaande, zich steeds in dezelfde verhouding vermenigvuldigende hoeveelheid korrels kun je zelf verder nog tot honderd, duizend en nog meer jaar uitbreiden, en dan zal een berekening je leren, dat na slechts enige honderden jaren een totaal van duizendmaal duizend werelden nog veel te weinig zou zijn om als akker te dienen voor het ontzaglijk grote aantal tarwekorrels. En kijk, die vermeerdering kan tot in het oneindige voortgezet worden! Zou dat echter mogelijk zijn als in deze ene korrel, en op gelijke wijze ook in alle andere korrels, niet reeds dit eindeloze aantal, door het daarin aanwezige goddelijk-geestelijke, buitentijdse en buitenruimtelijke, voorhanden was?! Zeker niet!
Hoofdstuk 32: Het geestelijke in het natuurlijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Nu is het echter voldoende dat ik inzie dat men, ofschoon men in tijd en ruimte is, zich toch heel goed, en in wezen geheel naar waarheid, volledig buiten tijd en ruimte kan bevinden. Alleen één ding wilde ik nog heel in 't kort van U weten, en dat is op welke plaats zich dan de hemel en ook die nare hel, waarover ik ook al veel gehoord en gelezen heb, bevinden. Men zegt: Zij zullen opvaren ten hemel, en zij zullen neergeworpen worden in de hel. Waar en hoe is dat 'op', en waar en hoe is dat betreurenswaardige 'neer'?"
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Kijk, stel dat hier op een en dezelfde bank twee mensen naast elkaar zitten! De een is een vrome wijsgeer, wiens heldere, verlichte geest in veel geheimen betreffende de werking van de goddelijke krachten in de natuurwereld is ingewijd; de ander is echter een verstokte booswicht, die alleen maar op de bank zit uit te rusten, en zich zoals een eerlijk mens ook brood en wijn laat geven, om zich te sterken teneinde buiten dan weer des te gemakkelijker iets kwaads te kunnen doen. Hoe dicht zijn daar naar aardse, ruimtelijke begrippen die twee mensen bij elkaar, en hoe oneindig ver zijn zij geestelijk van elkaar verwijderd!
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Hieruit komt wederom heel duidelijk naar voren dat de hemel voor ieder goed mens precies daar zal zijn waar hij zich bevindt, en alle goede en reine mensen zoals hij zullen zich direct in zijn naaste omgeving bevinden. Want je kunt niet zeggen: 'Kijk, hier of daar, bijvoorbeeld boven alle sterren is de hemel, en bijvoorbeeld ergens diep onder de aarde is de hel!' Dat alles hangt niet af van deze tijd en deze ruimte, en er is geen uiterlijk vertoon zoals bij een betekenisloze tempelceremonie, maar het bevindt zich heel diep in de mens zelf.
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Kijk eens naar die mensen die door hun hoogmoed steeds meer beheerst worden door brandende heerszucht! Als zij door hun tirannieke macht vele miljoenen mensen tot ellendige slavernij gebracht hebben, verzamelen zij nog grotere legermachten, vallen de rijken van andere koningen binnen, overwinnen hen en ontnemen hen land, volken en schatten. En als zij op die manier een halve wereld veroverd en ongelukkig gemaakt hebben, wanen zij zich reeds aan God gelijk en verheffen zich zelfs boven Hem, laten zich aanbidden en bedreigen met de pijnlijkste straffen ieder, die het waagt een andere God dan alleen zo' n ZCAR te aanbidden en offers te brengen, zoals wij daarvan in de Babylonische koning NE BOUCH KADNE ZCAR ('Er is geen God buiten mij, de koning! ') een sprekend voorbeeld hebben. En zo'n voorbeeld hebben wij ook thans in de hogepriesters, Farizeeën en schriftgeleerden, die nu ook denken dat alleen zij goden zijn, en die Mij naar het leven staan zodat het op een zeker moment zelfs toegelaten wordt dat zij Mijn lichaam zullen doden, -maar weliswaar slechts voor drie dagen; daarna zal Ik geheel uit eigen kracht weer opstaan, en pas dan zal hun gericht en hun einde komen.
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarna werd er onder de achtergebleven leerlingen, de Joodse Grieken en Philopold, nog veel besproken; ook Ik en Kisjonah* (*Lorber schrijft de naam Kisjonah ook vaak zonder h) hebben over van alles gesproken, zoals over het oude priesterdom en over de oude patriarchale wijzen van regeren die veel beter waren dan die welke tijdens Mijn aardse tijd in zwang waren, en zo werd het ochtend, en van het hele gezelschap had niemand het gevoel dat hij slaap te kort was gekomen. Kortom, 's morgens heerste er een heel opgewekte stemming, en wij gingen naar buiten aan de zee en keken een poosje naar de montere vissers van Kisjonah die op het water in hun vissersboten druk bezig waren, maar toch niet erg veel vingen.
Hoofdstuk 34: Een grote visvangst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Zo gebeurde er ook een paar dagen later bij de aankomst van Maria, de moeder van Mijn lichaam, weinig wat geschikt was om op te schrijven, behalve dat zij erg blij was om Mij persoonlijk weer te zien, en dat zij zich door de leerlingen veel liet vertellen over wat Ik allemaal gedaan en onderwezen had, hetgeen zij allemaal diep in haar hart bewaarde en waarnaar zij haar denken, haar willen en ook haar handelen richtte. Ook de beide oudste broers, respectievelijk zoons van jozef, kwamen naar Kis voor een bouwopdracht, waarbij Ik hen Zelf natuurlijk met raad en daad ter zijde stond.
Hoofdstuk 34: Een grote visvangst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  277 - 278 - 279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302  ...