Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 291 van 1112

...  279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304  ...
[6] Ik scheepte Mij met de leerlingen, waarvan het aantal nu al opnieuw meer dan zeventig beliep, in op een groot schip en Ik voer dicht bij de stad Tiberias over de zee. (Joh. 6, 1) Toen het volk echter zag dat Ik wegvoer, huurde het meteen ook een aantal schepen en bleef Mij zo onophoudelijk volgen, omdat het de tekenen zag die Ik aan de vele zieken deed. (Joh.6,2) Wij landden, samen met de vele schepen die ons gevolgd waren, ongeveer een uur gaans van de stad Tiberias verwijderd, op een totaalonbewoonde plaats waarachter zich een hoge berg verhief.
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Uw kunst is, voor zover deze zich bij de experimenten bedient van natuurkrachten, mechanica en geneesmiddelen, op zichzelf heel goed, en mettertijd kan deze de mensen menig aards voordeel brengen. Maar omdat voor God alle mensen gelijke waarde hebben, is alles wat aan de mensen bedrieglijk wordt voorgespiegeld om geld uit hun zak te kloppen slecht en God, de enige Heer van de hele wereld en alle schepselen, niet welgevallig, hetgeen Ik ook tegen de Essenen, die iets dergelijks doen, bij een bepaalde gelegenheid heb gezegd en heb laten zien. Want ook al zou het doel op zichzelf nog zo goed zijn, maar alleen maar door een leugenachtig en derhalve als zodanig slecht middel bereikt kunnen worden, dan wordt dat middel door het in wezen goede doel nooit geheiligd en ook nooit goed.
Hoofdstuk 39: Het goede doel heiligt niet de slechte middelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] IK zei: 'Dat zou Ik wel kunnen, maar het is niet de wil van de Vader; zij moeten doorgaan tot hun maat vol wordt. Dan pas zal het grote gericht over hen komen; want zij zullen door hun heerszucht die alle perken te buiten gaat, zelf het zwaard in hun lijf stoten. In hun hoogmoed zullen zij tegen de Romeinen in opstand komen en die zullen hen volledig vernietigen. Ik zeg je: Er zal geen steen op de andere blijven, en de nakomelingen zullen de plaats niet meer vinden waar Jeruzalem heeft gestaan, en mochten ze al iets vinden dan zullen zij zich toch niet daarnaar kunnen richten en geen plaats met zekerheid aan kunnen geven. Dat zal de wereld doen ter wille van de wereld. Maar nu is het nog niet zover, en Ik ben niet gekomen om iets te vernietigen, maar enkel om het gebrokene op te richten en het verlorene te zoeken en te vinden. En daarom is het nu beter dat Ik voor een tijdje hier wegga, opdat Ik en jij rust hebben; want zij zullen Mij hier binnenkort zoeken, maar niet vinden, - en dat zal goed zijn.'
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ik bleef hier ongeveer vijf dagen, en wij hadden allemaal vier dagen lang genoeg te eten en te drinken, want bij onze rustplaats bevond zich ook een goede, heldere waterbron. Maar toen op de vijfde dag de voorraad op was, maakte Petrus Mij er op attent dat er haast iedere dag meer volk was bijgekomen, en dat men niets meer te eten had.
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] Omdat Ik echter wel merkte dat zij vast van plan waren Mij met geweld koning te maken, zei IK zachtjes tegen Johannes: 'Je hoort, wat het volk van plan is; daarom zal Ik nu snel en ongemerkt hoger op deze berg verdwijnen. (Joh. 6, 15) Jullie blijven echter tot het avond wordt hier. Mocht het volk zich verspreiden dan zal Ik weer bij jullie komen; verspreidt het zich echter niet, dan ga je naar beneden naar de zee. Daar zal een goed schip op jullie liggen wachten; vaar daarmee naar Kapérnaum, waar Ik jullie dan wel in zal halen!'
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Johannes knoopte dat goed in zijn oren; maar omdat hij zich het meest bezig hield met geestelijke overeenkomsten en overal oorzaak, gevolg en doel wilde zien, vroeg hij Mij nog naar de reden van dit teken.
Hoofdstuk 42: De leerlingen varen over de zee naar Kapérnaum (Ev.Joh. 6, - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Bovendien duidden de vijfbroden op Mijn leer voor de mensen. Deze schijnt veel te gering te zijn voor alle mensen van de aarde; maar zij zal zich vermenigvuldigen zoals deze broden en dan zal daaruit zelfs voor de grootste wijzen, die in de geest door Mij onderricht en verzadigd worden, toch voor de hele eeuwigheid steeds nieuwe en diepere wijsheid te ontdekken zijn en nog eindeloos veel kennis te leren over blijven. Want de twaalfkorven staan voor de twaalf stammen van Israël en die weer voor het totaal van de goddelijke, nooit te evenaren volmaaktheid in alles.
Hoofdstuk 42: De leerlingen varen over de zee naar Kapérnaum (Ev.Joh. 6, - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Toen verschool Ik Mij achter de leerlingen in het struikgewas en drong daar snel doorheen tot bovenop de berg; want voor Mij opende er zich een gebaande weg, -alleen voor degenen die Mij achterna wilden gaan niet. Daarop kwam het volk op de leerlingen af en wilde hen zelfs gewoonweg ter verantwoording roepen omdat zij Mij hadden laten weggaan.
Hoofdstuk 42: De leerlingen varen over de zee naar Kapérnaum (Ev.Joh. 6, - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Daarna begonnen de ergsten weg te gaan; maar velen wachtten nog en wilden eerst zien wat al die leerlingen zouden doen. Toen het echter avond begon te worden, stonden de leerlingen op en gingen snel naar beneden naar de zee (Joh.6,16), waar reeds een groot schip op hen wachtte - zoals Ik hun tevoren gezegd had -, waarin zij zich snel inscheepten en nog eerder wegvoeren dan de vele mensen vanaf de berg bij de zee konden komen; want de weg naar beneden was tamelijk moeilijk en kon door ongeoefende bergbeklimmers slechts met veel moeite en voorzichtigheid afgelegd worden. Vandaar gingen zij vervolgens naar de stad Tiberias, en velen huurden daar ook schepen naar Kapérnaum. Sommigen voeren meteen weg, anderen wachtten of Ik soms niet van de berg zou komen en dan met .hen naar Kapérnaum zou varen. Omdat Ik echter nergens te voorschijn kwam, voeren zij pas 's morgens weg.
Hoofdstuk 42: De leerlingen varen over de zee naar Kapérnaum (Ev.Joh. 6, - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Ik zeg jullie dat nu echter niet in de veronderstelling dat iemand van jullie ooit de Vader gezien zou hebben, -maar alleen Ik, die uitgegaan ben van de Vader, heb de Vader altijd gezien.(Joh. 6,46) Daarom zeg Ik tegen jullie ondanks jullie gemopper: Waarlijk, waarlijk, wie in Mij gelooft, heeft reeds het eeuwige leven in zich (dus Mijn volledige opwekking op de jongste dag)! (Joh.6,47) En Ik Zelf ben volkomen waarachtig het brood des levens! (Joh. 6,48)
Hoofdstuk 44: De zending van de Heer op aarde. Het vlees en het bloed van de Heer (Ev.Joh. 6,36-58) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Waarlijk! Ik ben als het levende brood uit de hemel gekomen! Wie van dit brood zal eten (de leer in daden zal omzetten), zal verder leven in eeuwigheid! En zie, het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het menselijk leven van deze wereld!' (Joh.6,51) (daar onder is te verstaan de uiterlijke, stoffelijke omhulling van Mijn woord, waarin zich het levende, geestelijke woord bevindt zoals de levende kiem in zijn dode omhulsel. )
Hoofdstuk 44: De zending van de Heer op aarde. Het vlees en het bloed van de Heer (Ev.Joh. 6,36-58) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[22] Een paar schoten in de lach, DE MEER GEMATIGDEN zeiden echter: 'Laat hem toch uitspreken! Wie weet wat er tenslotte nog allemaal tevoorschijn zal komen! Wij weten immers, dat hij andere keren vaak heel wijs gesproken heeft,' en zij richtten zich tot Mij en zeiden: 'Beste meester, wij verzoeken u om verstandig te spreken!'
Hoofdstuk 44: De zending van de Heer op aarde. Het vlees en het bloed van de Heer (Ev.Joh. 6,36-58) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Terwijl wij zo langs de oever wandelden, naderden er nog mensen in andere schepen, die pas 's morgens vroeg van Tiberias waren weggevaren. Zij voeren echter eerst nog naar de vorige plek, stapten uit en bezochten de plaats waar zij door Mijn dankzegging het brood gegeten hadden, om zich ervan te overtuigen of Ik soms toch nog daar was. (Joh. 6,23) Omdat zij echter noch Mij noch de leerlingen daar vonden, gingen zij snel terug naar de schepen die op hen wachtten en voeren met gunstige wind naar Kapérnaum; want zij wisten dat de leerlingen naar Kapérnaum gevaren waren. Toen zij tegen de middag in Kapérnaum aankwamen, zochten zij meteen de leerlingen en vooral Mij, om te kijken of Ik daar was. (Joh. 6,24)
Hoofdstuk 43: Het brood des levens (Ev.Joh. 6,22-35) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] DE ANDEREN zeiden: 'Hebben we dat soms niet gedaan?! Toen hij ons nader uit zou leggen wat het betekende dat hij als een echt brood uit de hemel kwam, begon hij zelfs over zijn eigen vlees en bloed dat men eten en drinken moest om het eeuwige leven te krijgen! Dat zijn expres op die manier gegeven raadsels die geen mens ooit kan begrijpen, of de beste man heeft zich met ons eens een grap veroorloofd. Maar wat het ook is, het een noch het ander kunnen wij waarderen! Wie echter evenveel gezond verstand heeft als wij, die volge ons en ga zijns weegs!'
Hoofdstuk 45: Het oordeel van het volk over de woorden van de Heer (Ev.Joh. 6,59-64) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Ook de JOODSE GRIEKEN zeiden onder elkaar: 'Er ligt een geweldige afstand en een groot verschil tussen de lessen in Bethanië en deze hier! De joden die nu weggegaan zijn, hebben de huidige stand van zaken heel goed beoordeeld. Maar misschien zal Hij Zich daarover later toch nog eens duidelijker uitspreken, -nu zijn ze allemaal weg die Hem op de berg koning hebben willen maken, en daarom zal Hem nu minder in de weg staan om openlijk met ons te spreken.'
Hoofdstuk 45: Het oordeel van het volk over de woorden van de Heer (Ev.Joh. 6,59-64) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  279 - 280 - 281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304  ...