Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 293 van 1166

...  281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306  ...
[2] Jij kent een rijk dat nog voorbij Indië ligt, waarover ik nauwelijks een paar keer, en wel alleen maar in Indië, wat gebazel heb gehoord; een Indiër heeft mij hierover namelijk heel argeloos zulke wonderlijke dingen verteld dat ik mijn lachen soms nauwelijks in kon houden. Pas nu, door jouw woorden, kan ik me een juistere voorstelling maken van dit ongelofelijke rijk, waarvan de bewoners bijvoorbeeld de grootste beschaving schijnen te bezitten op het gebied van industrie, kunsten en ambachten. Ja, je hebt inderdaad helemaal gelijk en je schijnt ook in de magie van alle volkeren geweldig goed thuis te zijn; anders zou je het vast en zeker nooit over een zekere almacht, die jou eigen is, gehad hebben!
Hoofdstuk 44: Roclus vertelt over de toverkunst van een Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS zegt: 'Dat zou een wanhopige toestand zijn, vooral voor een ziende arts! Het zou immers duizend maal beter zijn om helemaal niet te bestaan, dan als een ziende onder de blinden te leven die vol wantrouwen, eigendunk en hoogmoed zijn! Maar je hebt gelijk, mijn beste, zeer wijze Jongen! In de wereld is het nu eenmaal zo en niet anders; daarom is het in mijn ogen beter om de blinden te verlaten en ieder conflict met hen zoveel mogelijk te vermijden. Verliezen ze daardoor iedere ziende leider, dan moeten ze uiteindelijk allemaal na korte of iets langere tijd aan de rand van een afgrond komen die hen allemaal, dat kan niet anders, moet verzwelgen. Hun einde is weliswaar treurig maar zeker, en niemand kan hen daarvoor behoeden!"
Hoofdstuk 47: De vruchten van de nacht en de vruchten van het geestelijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Zeker, men zou inderdaad kunnen zeggen: Elk bedrog is al een slecht middel. Maar dan geef Ik ook aan een god heel beslist ten antwoord: Ja bedrog is inderdaad altijd een slecht middel, als dat ook maar enigszins gepaard gaat met een of andere slechte bedoeling om wat voor zelfzuchtige reden dan ook! Als ik echter zie dat de mens op geen enkele andere manier te helpen is dan kennelijk alleen maar door bedrog, en ik dan ook uit pure liefde voor mijn lijdende broeder naar dit enig mogelijke middel grijp en de mens daar onmiskenbaar mee help, dan is en blijft zelfs het allergrootste bedrog geen slecht maar een uitermate goed en juist middel, waar een god onmogelijk iets tegen in te brengen kan hebben. Om dit kracht bij te zetten zal ik je slechts een voorbeeld uit mijn Esseense levenservaring geven, en zul je me gelijk moeten geven, ook al zou je zelf een tienvoudige god zijn.
Hoofdstuk 48: Roclus verdedigt het Essenendom en de schijnwonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Ik zei dit ernstig en het spreekt dus vanzelf, dat de beide ouders er niet lang over hoefden na te denken, omdat ze mij bij voorbaat al totaal niet tot enig bedrog in staat achtten. Alles wat het meisje dus ooit had toebehoord van de wieg tot aan haar dood moest mee naar het klooster gebracht worden. Omdat ik gedurende mijn diensttijd dit huis heel vaak had bezocht en het meisje zeer goed kende en omdat het meisje van de al eerder genoemde verzorgingsinrichting, heel veel op het overleden meisje leek en daarbij een heel goed vermogen bezat om zich aan te passen en dingen in zich op te nemen, was een uitwisseling zeer wel mogelijk. Toen er een paar maanden waren verstreken, was het meisje uit de verzorgingsinrichting al helemaal de weer tot leven gewekte dochter van de beide gelovig op haar terugkomst wachtende ouders.
Hoofdstuk 48: Roclus verdedigt het Essenendom en de schijnwonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Ik bracht zelf het tot leven gewekte meisje naar het ouderlijk huis. Toen de beide ouders mij al in de verte zagen en goed herkenden, staken ze van vreugde hun handen omhoog en liepen ze mij tegemoet, terwijl hun pseudo dochter op mijn aanraden hetzelfde deed, want ik had haar van tevoren verteld hoe ze zich moest gedragen. Als je getuige was geweest van de gelukzaligheid van beide ouders, had je samen met mij meegehuild van vreugde!
Hoofdstuk 48: Roclus verdedigt het Essenendom en de schijnwonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Jullie zullen op het verraden van jullie geheimen de meest gruwelijke en onverbiddelijke straffen stellen; ja, jullie zullen zelfs de vraag, hoe het een of andere wonderwerk van jullie mogelijk is, strafbaar verklaren! Jullie uitspraak zal zijn: 'Volk, je hoeft nergens een vraag over te stellen; jouw zaak is het slechts om onvoorwaardelijk te geloven! Mankeer je iets, kom dan, en je zult geholpen worden in ruil voor een volgens de voorschriften betaald offer! Over al het andere hoefje je eeuwig nooit zorgen te maken!'
Hoofdstuk 49: Het verschil tussen levenswijsheid en bedrog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Na een korte pauze zegt ROCLUS tegen Raphaël: 'Beste jongen, werkelijk wijze vriend! Ik ben nu geheel in staat om je te vertellen wat ik ook pas sinds korte tijd heb vernomen van enkele handelslieden uit Nazareth en Kapérnaum, aan wie ik zonder meer waarlijk mijn volledige vertrouwen heb geschonken wat de feiten betreft, omdat dat mannen zijn die men kan geloven. Maar ik weet natuurlijk ook geen woord meer dan wat ik van deze collega' s van mij als waarheidsgetrouw heb vernomen, luister dus naar me!
Hoofdstuk 54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijn opvattingen daarover - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Zijn broers en zijn nog in leven zijnde moeder, allemaal volkomen eerlijke mensen, vroegen hem naar de reden daarvan en hij moet hun het volgende, hoogst mysterieus klinkende antwoord gegeven hebben: 'Het uur is gekomen, dat ik de wil van mijn Vader in de hemel moet vervullen, waarom ik dan ook naar deze wereld ben gekomen! ,
Hoofdstuk 54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijn opvattingen daarover - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Aan deze zeer achtenswaardige leer schijnt hij ook een geweldige magische wilskracht te verbinden en wonderdaden te verrichten die tot nog toe geen enkele sterveling in zijn dromen voor mogelijk heeft gehouden. Men zegt bijvoorbeeld dat hij iedere dode zonder enig aards middel maar slechts door woord en wil weer in het leven terugroept; hoe ongelooflijk en fantastisch dit ook mag klinken, zegt men toch dat het volkomen waar is! Kortom, hij moet van de ene plaats naar de andere trekken, de mensen zichzelf en God leren kennen op een manier die heel goed te begrijpen is, en iedere stap die hij zet schijnt van de meest buitengewone wonderen vergezeld te gaan!
Hoofdstuk 54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijn opvattingen daarover - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Nu vraag ik je of dit bedrog ook slecht genoemd moet worden! Ja, ikzelf noem ieder bedrog slecht wanneer het door iemand uit zelfzuchtigheid en verwerpelijk winstbejag tegenover zijn onschuldige medemensen gepleegd wordt; maar als ik alleen maar dan mijn toevlucht neem tot werkelijk fijnzinnig bedrog als ik er volledig van overtuigd ben, dat een zeer ongelukkig mens op geen enkele andere manier te genezen is, dan is een nog zo groot bedrog iets heel goeds en kan het door een verstandige en wijze god niet slecht genoemd worden, en dan moet men met de vindingrijke mensengeest die in onze orde allerlei middelen uitvond om de lijdende mensheid gelukkig en gezond te maken bovendien nog erg dankbaar zijn!
Hoofdstuk 48: Roclus verdedigt het Essenendom en de schijnwonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] ROCLUS zegt: 'Ja, maar die bedoeling hebben wij nog geen van allen ooit gehad, wij waren altijd alleen maar iets goeds van plan voor de arme, lijdende mensheid, -en daarom zie ik nog altijd niet zo goed in hoe mijn middel, namelijk het gestorven meisje op bedrieglijke wijze weer tot leven wekken, slecht kan zijn! Want ik kan me met al mijn verstand, hoe helder dit ook is, totaal geen enkele voorstelling maken van waar dit volgens jou toe zal leiden -en ook niet dat uiteindelijk alles wat wij nastreven, ook al is dat nu nog helemaal niet duidelijk, in die richting gaat! Want als men zoiets wil bereiken, moet men toch wel de wil hebben om iets slechts te doen. Bij mijn weten is bij ons allemaal het volslagen tegendeel het geval! Waarvandaan zou het slechtste van het slechte ons instituut binnen moeten komen?"
Hoofdstuk 50: De gevaren van de bedrieglijke wonderen van de orde der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Om deze zaak zo doelmatig mogelijk te maken, mogen wij in het begin geen kosten sparen om alles zo effectief als maar enigszins mogelijk is in te richten. Verder moeten wij ons steeds voor het volk voordoen als de meest liefdevolle, voor hen bezorgde, en door de goden waarachtig bezielde mensen, en we zullen door de volkeren op handen worden gedragen! De oude religiestichters waren weliswaar zo verstandig om ervoor te zorgen dat een volk zo werd als zij het 't beste konden gebruiken; maar wij Essenen met onze buitengewoon grote ervaring, willen een religie tot stand brengen waartoe uiteindelijk alle volkeren samen met hun heersers moeten behoren! Want hoe het bijna overal elders toegaat weten wij, en voorlopig zullen wij daar nog meer van aan de weet komen, wij zullen ons zeer geslaagde instituut aldoor verbeteren en het in hoge mate verrijken met alles wat nuttig voor ons is en het zo voor alle tijden der tijden een voor al onze vijanden volledig onaantastbare plaats geven!'
Hoofdstuk 51: Ware en valse wonderdoeners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Enigszins geraakt zegt ROCLUS: 'Mijn geweten wordt niet geplaagd door wat voor misdaad dan ook! Ik heb steeds streng volgens de wet geleefd; wat zou mij de haren te berge moeten doen rijzen? Als het al zo is dat ons instituut zo'n gruwel is in de ogen van een voor de mensen nooit zichtbare God, wiens bestaan ik nu inderdaad niet meer kan ontkennen na alles wat ik van jou gehoord heb, dan zou de alwetende, alles ziende en almachtige, buitengewoon oerwijze God toch wel een middel hebben waardoor Hij het oprichten van dergelijke instituten gemakkelijk zou kunnen verhinderen! Wij en eigenlijk onze voorvaderen hebben noch voor, noch tijdens en ook niet na het oprichten van dit instituut van enige kant een of andere belemmering ondervonden; ook de staat, waaraan het plan toch openlijk werd voorgelegd, heeft met alle bereidwilligheid toegestaan dat dit instituut, dat zeer nuttig werd bevonden, werd opgericht, en ons toegezegd altijd trouw te zullen zwijgen, en ook beloofd om als dat nodig mocht zijn, ons met wapens te behoeden en te beschermen. Het volk, voor wiens duidelijk heil dit instituut werd opgericht, heeft ook geen protest laten horen. Dus van geen enkele kant, noch van God, noch van de staat en ook niet van de burgers, is bij de oprichting op een of andere manier geprotesteerd, en zodoende was het puur onmogelijk om tegen iemands wil te zondigen met het oprichten van dit instituut, en wij als leden daarvan kunnen daarom iedereen en ook een God met een heel rustig geweten onder ogen komen. Ik zou daarom werkelijk niet weten waarmee jij er op gerechtvaardigde wijze voor zou kunnen zorgen, dat de haren mij te berge rijzen!
Hoofdstuk 53: Roclus rechtvaardigt het stichten van de orde der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Er is ook geen enkel ziek plekje in mijn geweten dat ik geheim heb gehouden, en daarom sta ik hier ook heel moedig tegenover je! De dood vrees ik niet, ofschoon ik waarlijk geen vriend ben van pijn en lijden. Wat is er verder nog waarmee je de haren van een man, die ook van zichzelf kan zeggen 'Si totus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae! ,** (** Ook al stort de hele wereld in elkaar, de onverschrokkene zal toch door het puin gedragen worden)van angst te berge zou kunnen doen rijzen? Laten we nu liever goede vrienden blijven en elkaar in alles wat goed en waar is steunen, wat zonder meer zeker het beste is voor alle mensen, dan zal het volgens mij helemaal niet nodig zijn dat wij elkaars haren te berge doen rijzen! Overigens kun je doen wat je wilt, de wereld zal over het algemeen toch nooit beter worden dan ze nu is en ook altijd al was!
Hoofdstuk 53: Roclus rechtvaardigt het stichten van de orde der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Of voel jij er soms voor om het tegen hem op te nemen, je wou me Immers de haren te berge doen rijzen?! Kijk, mijn beste en verder zeer gewaardeerde jongen, altijd mooi bescheiden blijven! Je kunt dan wel tot heel veel in staat zijn, maar nog lang niet tot alles; de Nazarener is echter tot alles in staat! Met hem zou het slecht kersen eten zijn voor jou, beste vriend van me! Ik zal de Nazarener vast nog wel ergens zelf ontmoeten en jou dan aan hem voorstellen; pas dan echter op dat het je de kop niet kost! -Zo, weet je nu wie de wonderman uit Nazareth is?
Hoofdstuk 54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijn opvattingen daarover - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306  ...