Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 293 van 1112

...  281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306  ...
[14] IK zei: 'Zo is het bepaald niet; want het is immers juist de wil van de Vader dat ieder mens net zo volmaakt zal worden als Hij Zelf in de hemel volmaakt is. En de tijd zal leren dat Mijn echte leerlingen nog grotere dingen zullen doen dan die Ik nu doe! Die tijd is echter nog niet gekomen maar zal niet zo erg lang meer op zich laten wachten. - Nu houden we daar echter over op en eten en drinken zoveel we lusten en nodig hebben!
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Zolang de bruiloftsgasten de bruidegom bij zich hebben, moeten ze niets te kort komen; want zij zullen als de bruidegom zal zijn opgevaren naar vanwaar Hij gekomen is, nog genoeg te doorstaan krijgen. De ware bruidegom ben Ik, en die in Mij geloven zijn ware bruiden en bruiloftsgasten tegelijk. Wees daarom nu vrolijk en blij van zin!'
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] EEN JOODSE GRIEK zei bij het eten van de vis: 'In Kis bij Kisjonah hebben we ook edelvis gegeten die erg goed was; maar die was niet te vergelijken met deze, en toch is het hier dezelfde zee en hetzelfde water?!'
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] 'Nee', zei DE WAARD, 'zo'n vangst op dit tijdstip is ongehoord! O Meester, als U met nog tien keer zoveel leerlingen nog volle tien jaar in mijn huis zou wonen en eten, dan zou ik U daarmee de winst, die U mij vandaag door deze visvangst bezorgd hebt, niet kunnen vergoeden! Zie eens, mijn grote goed gebouwde huis met de vele, doelmatige bedrijfsgebouwen en alles wat daarin is -en ook met alle akkers, weiden, bossen, gemeenteweiden en wijngaarden -, is lang niet zoveel waard als deze haast ontelbaar vele, grote edelvissen, die anders maar zelden 's winters zo hier en daar gevangen worden. Als men er in het gunstigste geval tien vangen kan, is men zonder meer al een rijk man; want vissen van dit soort worden voor honderd zilverstukken per stuk door de Romeinen en Grieken vlot opgekocht, ingezouten en aan de hoven der koningen zeker voor driehonderd zilverstukken verkocht. Als U het goedvindt, o Meester, dan stuur ik mijn knechten er met een paar naar de stad naar de Romeinen en de Grieken, en dan kunt u zich ervan overtuigen met hoeveel geld zij al heel gauw terug zullen komen! ,
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Laat niemand denken dat Hij God een goede dienst bewijst door te vasten en voor zijn begane zonden in haren kleding voor het oog van de hele wereld boete te doen, -maar alleen diegene is God welgevallig, die dankbaar eet en drinkt wat God hem schenkt om daardoor zijn aardse krachten sterk te maken voor nuttig werk waardoor hij zichzelf en zijn naaste zoveel mogelijk kan helpen, en die, als hij enige zonde beging, deze als zodanig kent, berouwt, verafschuwt, niet meer begaat en zich zo waarachtig verbetert.
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Onze zondige tollenaar echter trok zich in de tempel berouwvol in zichzelf terug, bleef helemaal achteraan staan, en durfde zijn ogen niet op te slaan naar het altaar, terwijl hij bij zichzelf zei:'O Heer, rechtvaardige, heilige en almachtige God, ik ben een te groot zondaar en daarom helemaal niet waardig mijn ogen naar Uw heiligdom op te slaan; ziet U mij echter toch genadig en barmhartig aan!' (Luc.18,13)
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Maar IK zei tegen hen: 'Jullie vergissen je in je oordeel! De Jood ging helemaal niet gerechtvaardigd uit de tempel; want hij prees zichzelf luid voor al het volk, trok aller ogen, oren, lof en bewondering naar zich toe en beloonde zich op deze wijze zelf. Is zo 'n gevoel van eigenwaarde echter ook niet een heel erge soort van hoogmoed?! De vruchten daarvan zijn uiteindelijk haat en verachting en een voortdurende vervolging van allen die hij niet als gelijkwaardig erkent en beoordeelt. Is zo'n mens dan wel een gerechtvaardigde voor God? O, beslist niet! Hij staat er nog erg ver vanaf!
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Toen zeiden ALLEN: 'O Heer, U alleen heeft in alle dingen gelijk, en wij allen zijn duistere en zondige mensen. Ons oordeel is daarom net zoals wij zelf zijn. O, dat was een volkomen juist beeld, want vaak waren wij in de gelegenheid zulke rechtvaardigen gade te slaan, die zich zo blank als een lelie wisten voor te doen, en men kon ook niet zeggen dat zij huichelden in de tempel want zij hielden zich bijzonder gewetensvol aan alle wetten. Maar juist daarom waren zij toch heel onverteerbare mensen; want zij hielden de wet niet omdat zij daarin de wil en de orde van God herkend hadden, maar zij deden alsof de wet hun werk was, om als streng wettische mensen des te meer invloed te kunnen uitoefenen op hun bedienden en huisgenoten en des te beter hun fouten en ondeugden te kunnen laken. Omdat wij veel van zulke waarnemingen hebben kunnen doen, zien wij nu ook des te meer de grote waarheid in van Uw gegeven beeld en danken wij U, o Heer, voor deze les die zoveel waarheid bevat.'
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Toen namen allen nog van de vis en lieten zich ook de wijn heel goed smaken.
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Laat dus daarom een ieder zijn last gewillig dragen en zich steeds oefenen in alle goede dingen van het innerlijke leven! Op de juiste tijd zal daardoor ook zijn levensmaat vol worden en dan zal hij pas ware onvergankelijke vreugde hebben over het brood dat hij zo zelf in het zweet van zijn aangezicht verworven heeft.
Hoofdstuk 52: Over verzoeking en zwakheden. Oefen het denken! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Dat zich echter in de levenloze omhulsels voedingsdelen bevinden, is bekend, en doordat de levenloze vormen op hun beurt ook weer verteerd worden gaat ook het meer edele daarvan weer in een ander leven over, en zo zie je hier op aarde een voortdurende strijd en wisseling van leven door de hele, grote kring van schepselen tot aan de mens toe.
Hoofdstuk 53: De bestemming van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] De mens heeft echter tijdens verschillende perioden van zijn leven ook een verschillend lichaam; zo is bijvoorbeeld het lichaam van een kind een ander dan dat van een opgeschoten knaap, en een ander dan dat van een jongeling, en een ander dan dat van een man en een heel ander dan dat van een grijsaard. Wel, bij het volkomen opnieuw tot leven wekken van de gestorven mensenlichamen op de jongste dag zou men zich toch wel af moeten vragen of alle levensvormen die iemand vanaf zijn kindertijd tot op hoge leeftijd bezeten heeft, tegelijk of na elkaar of zelfs alleen maar één daarvan weer opnieuw tot leven gewekt moeten worden.
Hoofdstuk 54: De opstanding van het lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] En als zelfs dat bij God niet onmogelijk zou zijn, dan is het toch de vraag wat voor nut en baat een vrije ziel daarvan zou kunnen hebben. Waarlijk, iedere ziel die eenmaal verlost is van zijn zware lichaam zou zich zeker uitermate ongelukkig voelen als zij weer daarin terug zou moeten gaan -en dat ook nog voor eeuwig -!
Hoofdstuk 54: De opstanding van het lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Daarna komen echter ook vraatzucht en zwelgerij, toorn en vele soorten ergernis, door welke zonden zich ook allerlei ziekten bij de mensen ontwikkelen en hen dan op jammerlijke wijze kwellen
Hoofdstuk 56: De voornaamste oorzaken van de ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Ten eerste het eten van verkeerde, onreine en slecht en niet vers klaargemaakte spijzen en ook onzuivere dranken, -vervolgens het eten van allerlei onrijp fruit. Dan hebben velen de verkeerde gewoonte zich in verhitte toestand snel af te laten koelen. Weer anderen stellen zich, helemaal onbewust van hun aangeboren zwakte, aan allerlei gevaren bloot waardoor zij helemaal te gronde gaan of waarvan zij levenslang de schade moeten dragen.
Hoofdstuk 56: De voornaamste oorzaken van de ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  281 - 282 - 283 - 284 - 285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306  ...