Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 297 van 1112

...  285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310  ...
[9] En zie, vrijwel net zo is het met het volle, duidelijke levensbewustzijn van de ziel in de mens! Zolang de mens dat niet in zich heeft, is de ziel in haar lichaam nog niet zo levensrijp dat zij te onderscheiden is van het vlees. Zij is nog te veel en te nauw verbonden met het vlees en kan in zichzelf dan niet veel anders voelen en waarnemen dan het lot van haar lichaam, en zelfs de beste verklaringen kunnen aan een ziel die nog niet rijp is voor het leven het innerlijke, volledige, rijpe levensbewustzijn niet geven.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen zei IK: 'Maak je daarover maar geen zorgen! Dit ondier woont op de diepste plaats van de zee en komt ongeveer iedere honderd jaar bij bijzonder grote stormen, die onder water hun oorsprong hebben, pas te voorschijn, iets wat op binnenzeeën een zeer zeldzaam verschijnsel is. Zo nu en dan, als deze ondieren honger hebben omdat zij op hun diepte te weinig voedsel vinden, komen zij wel aan de oever en roven daar schapen, lammeren en kalveren, ook ezelsveulens en varkens; mensen en grotere dieren grijpen ze echter slechts zelden of helemaal niet. Maar van nu af aan zal het nooit meer te voorschijn komen, want zijn tijd van leven is voorbij; daarom hoef je er ook niet bang voor te zijn. Stuur de overste echter pas over een paar dagen een edelvis, dan zal hij daarmee volkomen tevreden zijn. -Maar nu kan iedereen weer een vraag stellen als hem nog iets niet duidelijk is; want vanaf morgen zullen we hier een aantal dagen rust houden en weinig over geestelijke zaken spreken!'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Omdat dus de dood en het graf de bitterste gedachten bij de mens oproepen, en omdat daarover nergens een goede verklaring te krijgen is, is het menig mens echt niet kwalijk te nemen dat hij zich, om deze duistere gedachten in zich te overstemmen, volledig overgeeft aan de roes van de wereld. Over dit belangrijke levensvraagstuk zou daarom de juiste uitleg uit Uw mond, o Heer, werkelijk heel noodzakelijk zijn! Want wat heeft de mens aan de meest wijze lessen, als hij in zijn innerlijke bewustzijn niet volledig duidelijk weet, wat het leven van de ziel na de dood is?! Men houdt zich wel aan de wetten en het onderricht, maar meer terwille van de uiterlijke, burgerlijke orde dan om daardoor het eeuwige leven op een bepaalde manier met zekerheid te verkrijgen.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Kijk, een dierenziel ligt noodzakelijkerwijs nog diep in haar vlees begraven en wordt buiten de behoeften van haar lichaam vrijwel niets gewaar! Als iemand een dier voor een heel eenvoudig werkje wil africhten, moet hij zich veel moeite getroosten om de dierenziel eerst in zoverre uit haar lichaam te wekken, dat het dier begrijpt wat de mens van hem wil.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Geloof je echter dat er mensen zijn waarvan de ziel niet zo heel ver boven de dierenziel staat, ja daardoor vaak ogenschijnlijk zelfs overtroffen wordt? Wel, zulke zielen reeds aan deze zijde door woorden tot innerlijk levensbewustzijn proberen te brengen, zou totaal vergeefse inspanning en moeite zijn! Voor zulke mensen voldoet reeds het blinde en stille geloof dat hun ziel na de dood van het lichaam voortleeft en daar hetzij loon of straf te verwachten heeft, teneinde zich te voegen naar de een of andere wettige orde, zoals de os naar zijn juk. Al het verdere moet voor een andere levenstoestand bewaard worden.
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Dat mensen zoals jij het echter tot nu toe niet tot een bepaald bewustzijn over het voortleven van de ziel na de lichamelijke dood hebben kunnen brengen, daarvan heb Ik je de oorzaak reeds laten zien, en je zult die ook ingezien hebben; maar de vrees voor de lichamelijke dood ligt eigenlijk niet zozeer in het je niet bewust zijn van het leven van je ziel na het afvallen van je lichaam, dan veeleer in je liefde voor de wereld en in je eigenliefde. Door deze beide soorten liefde wordt je ziel steeds verder met haar vlees vermengd, en het gevolg daarvan is dat zij zich juist daardoor het gevoel van sterven, vergaan en eindigen steeds meer eigen maakt en ten prooi valt aan allerlei angst en vrees.
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Zolang een mens op deze aarde leeft en een volkomen vitale, ernstige wil heeft, is dat alles nog heel goed mogelijk, waarvan David je een levend en concreet voorbeeld geeft; want ook hij had in een periode, die jullie niet onbekend is, veel gezondigd op het gebied van de lichamelijke lust. Maar hij heeft zich daarna ook op tijd vermand, zondigde uit liefde tot God niet meer en werd daardoor een man naar Gods hart. Want waarlijk, Ik zeg je, dat in de hemel meer vreugde is over één zondaar die zijn zonden als zodanig herkent, ze verafschuwt, er waarachtig berouw over heeft, op een juiste en verstandige wijze boete doet en zich grondig verbetert en niet meer zondigt, dan over negenennegentig rechtvaardigen die nooit hoefden te boeten! Of is het bij de mens ook niet zo dat hij over iets, hoe onbeduidend ook, wat hij verloren en dan gelukkig weergevonden heeft, meer vreugde heeft dan over zijn grote schatten die hij nooit verloren had?! Kijk, zo gaat het ook bij God, en als het niet zo was dan zou je Mij nu in jouw herberg waarlijk niet te gast hebben!
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Waarlijk, Ik zeg je: Wie Mijn woord hoort, het als waarheid aanneemt en er getrouw naar leeft en handelt, zal voortaan geen dood meer voelen noch smaken! Maar wie Mij slechts als een redelijk goede buit naast het wereldse gelijktijdig binnen wil halen, zal tot aan zijn einde in deze wereld weinig geestelijke levenstroost in zichzelf bespeuren, en in het hiernamaals zal dan pas duidelijk worden wat bij hem meer gewicht had. Want wie meer van het wereldse in zich heeft, zal erg veel moeite hebben om zelfs maar het evenwicht tot stand te brengen, en het zal nog heel lang duren voordat Ik Zelf in zijn huis te gast zal zijn en bij hem zal uitrusten.
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Dat zij niet in kan gaan tegen haar eigen orde, waar het bestaan van alle schepselen van afhangt, en daar ook eeuwig nooit tegenin zal gaan, moet ieder mens met een beetje verstand heel goed kunnen begrijpen, omdat daardoor het bestaan en het geluk van alle goede en zalige wezens gevaar zou lopen. Maar de hoogste wijsheid wil ook de weerspannige geesten en wezens tot het goede en ware brengen en heeft voor dit doel voor de deugdelijkste middelen gezorgd, die de verstokte zondaar weliswaar nooit als melk en honingzeem zullen smaken, -maar het zal toch steeds van zijn eigen wil afhangen om daar verandering in te brengen zodra hij zich wil voegen.
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] En dat is ook hier het geval. Alles hangt van de ernstige wil van de mens af; als hij zich serieus verbetert en in vol vertrouwen God, altijd in Mijn naam, smeekt om iets waars en goeds, zal het hem gegeven worden naar de maat van zijn reële verbetering en van zijn geloof en vertrouwen. En je kunt nu met deze waarachtige belofte van Mij dan ook volkomen tevreden zijn.
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen kwamen alle leerlingen en overtuigden zich ervan dat niets de macht van Mijn wil kan trotseren.
Hoofdstuk 70: Het verzonken land - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Een oude man, die tamelijk deskundig is in deze dingen, vroeg mij of de dieren in de buurt van het gat kwamen. En ik zei hem zoals het is, de volle waarheid. Ik liet enige schapen en runderen dicht bij het gat brengen; maar hoe dichter zij bij het grote gat kwamen, des te meer stribbelden ze tegen en toen zij nog maar zo'n tien passen van het gat verwijderd waren, rukten zij zich los en renden weg. Zelfs de geiten zijn niet in de buurt van het gat te krijgen, hoewel zij op de hoogste rotsen heel behaaglijk en onverschrokken plegen rond te klimmen. Toen zei de deskundige man dat dit een zeker teken ervan was dat er nog meer land in de diepte zou verdwijnen. En in deze zaak, die voor mij als grondbezitter toch wel erg onplezierig is, vraag ik dan nu ook aan U wat het te betekenen heeft, wat er nog te verwachten is, en of het euvel toch misschien nog op de een of andere manier verholpen zou kunnen worden.'
Hoofdstuk 70: Het verzonken land - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Zij lijken op die dromers die zich met allerlei zoete dromen als vorsten en koningen in slaap wiegen, in hun droom allerlei domme onzin uitkramen en zich vaak heel druk maken. Nu weet iedereen echter dat zulke dromen niet zo erg bevorderlijk zijn voor de natuurlijke gezondheid van de mens en dat het goed is zulke mensen die 's morgens zo zoet dromen, te wekken. Wat wordt zo'n slaper echter geërgerd en kwaad als hij door iemand die wakker is, gewekt wordt! Maar als hij daarna helemaal wakker wordt, is hij toch erg blij dat hij uit zijn verdovende slaap gewekt is. Hij is bij het wakker worden weliswaar al zijn mooie vorstendommen kwijt en van koning weer gezonken tot heel gewoon mens; maar als zodanig is hij ook juist tot het duidelijke besef gekomen dat zijn koningschap niets dan een ijdele ziekelijke koortsdroom was.
Hoofdstuk 71: Het wezen van de boze geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] In een dergelijke droom bevinden zich ook alle wereldse gelukzoekers die op alle terreinen van de menselijke bestaanssfeer op deze aarde rijkelijk vertegenwoordigd zijn. Zij voelen er zich heel gelukkig bij en wee degene die het waagt hen voor de ernst van dit leven door woorden en daden te wekken! Maar als men toch zo nu en dan één van die velen weet te wekken, zal dit de gewekte daarna beslist veel plezier doen omdat hij pas in de geestelijk ontwaakte toestand steeds meer begint te onderkennen en in te zien, in welk gevaar hij zich in zijn blinde zinnenslaap bevond.
Hoofdstuk 71: Het wezen van de boze geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Daarom is het dan ook wenselijk dat jullie proberen of zo iemand wiens zinnen bedwelmd zijn nog nuchter en wakker te maken is! Als het kan, wek hem dan, en dat zal jullie van groot nut zijn omdat hij dan weer gemakkelijker dan Ik met succes op zijn gelijkgezinden in kan werken; laat hij zich echter niet wekken, laat de luie en trage ezel dan slapen! Dan moeten er al andere wekmiddelen komen om zulke slapers te wekken. Dergelijke middelen bestaan echter uit allerlei ziekten, oorlog, hongersnood en epidemieën. -Hebben jullie dat begrepen?'
Hoofdstuk 71: Het wezen van de boze geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  285 - 286 - 287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310  ...