Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 299 van 728

...  287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312  ...
[15] Waar dat bij een gemeente niet het geval zal zijn, moeten die geschriften ook niet in bewaring gegeven worden; want ze zouden de gemeenteleden van geen enkel nut zijn, omdat hun nakomelingen, die wat de geest van het hart betreft 'dood' zijn, niet meer in staat zouden zijn de echtheid ervan te onderzoeken en een vals geschrift niet meer van binnenuit zouden herkennen, maar dit slechts volgens de meerderheid van stemmen in hun over het algemeen blinde vergadering zouden bepalen, zoals dat nu in de tempel bij de Farizeeën en hogepriesters het geval is. Wat betekenen echter vele stemmen van blinde mensen tegen de ene waarheid? Ik zeg jullie: als één mens, die van binnenuit leeft en vol licht is, de waarheid zegt, waartoe zijn dan ontelbaar vele vergaderingsstemmen nog in staat tegen die éne waarheid?
Hoofdstuk 79: Spreken en handelen is beter dan schrijven Over de echte en valse evangeliën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Maar Ik zag de mopperende leerlingen aan en zei: 'Wat raakt en ergert jullie dat nu weer?! Armen zullen jullie steeds bij jullie hebben, maar Mij niet zoals Ik nu in jullie midden ben. Deze vrouw heeft nu een goed werk aan Mij verricht en waar dit evangelie van Mij verkondigd wordt, moet ook deze vrouwen dit voorval duidelijk genoemd worden! Ik ben toch al lang in jullie midden en jullie hebben Mij nog nooit een kruik helder water gegeven om Mijn voeten te wassen; deze vrouw heeft echter vanmorgen Mijn voeten al gewassen met haar tranen en is nu teruggekomen om Mijn voeten te zalven. Hoe kan jullie dat dan ergeren? Als er nu geschreven staat dat Ik een Zoon van David ben, dan komt het Mij toch ook toe dat iemand Mij deze koninklijke eer bewijst!'
Hoofdstuk 80: De zalving in Bethanië (22.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Een schriftgeleerde echter, die tot Mij bekeerd was en bij ons was gebleven, zei: Heer en Meester! U hebt nu tegen de wondermooie Maria van Magdala gezegd dat Uzelf een waar brood uit de hemelen bent en evenzo een echte wijn, en wie dit brood en deze wijn zal eten en drinken zal de dood eeuwig niet zien, voelen en smaken. Ik weet wel dat U met 'brood' Uw woord en met de 'wijn' de levende geest daarin bedoeld hebt en met het 'eten van het brood' het aannemen van Uw woord en met, drinken van de wijn' het handelen volgens Uw goddelijke leer, die zeker uit de hemelen stamt, omdat Uzelf de enige allerhoogste Heer van de hemel en ook van de aarde bent; maar dat hij, die het ware hemelse brood zal eten en de wijn uit de hemelen zal drinken helemaal niet zal sterven is iets heel nieuws, en ik weet niet hoe ik dat moet begrijpen. Want men kan ook wel van alle mensen zeggen dat ze de dood niet zien, niet voelen, en ook met smaken; want een mens ziet, voelt en smaakt de dood inderdaad niet, zolang hij nog leeft -maar als hij gestorven is en dood, dan ziet, voelt en smaakt hij de dood beslist ook niet, omdat hij geen leven en bijgevolg ook geen enkele gewaarwording meer heeft. U ziet, dat deze kwestie volgens mijn inzicht een dubbele betekenis in zich heeft en dat het daarom wenselijke is dat U als Heer over leven en dood deze kwestie iets duidelijker voor ons uiteen zet.
Hoofdstuk 81: De dood van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Een volmaakt mens zal natuurlijk nooit in een schijndood terechtkomen; maar een materieel en genotzuchtig mens gemakkelijk, omdat zijn ziel vaak met een te grote liefde aan haar vlees hangt. Wanneer zo'n mens koud en stijf wordt, geen adem en polsslag meer heeft en geen teken van leven geeft, is de ziel toch nog in het lichaam en doet angstige pogingen om het weer tot leven te wekken, wat haar na enige dagen meestal ook lukt. Maar als zo'n mens te snel in de aarde begraven wordt en vervolgens in het graf ook naar het lichaam weer levend wordt, dan kunnen jullie je wel voorstellen dat het voor hem, al is het ook maar voor enkele ogenblikken, een toestand van zeer grote vertwijfeling moet oproepen. Als jullie echter volgens Mijn leer leven waarin jullie vooral de naastenliefde onder elkaar moeten beoefenen, dan is het zeer zeker ook een daad van ware naastenliefde, dat jullie er goed op toezien dat er geen schijndode verbrand of begraven wordt. Als jullie merken dat iemand schijndood is, breng hem dan in een ruimte met goede en frisse lucht, bid voor hem en leg hem de handen op, dan zal het beter met hem gaan!
Hoofdstuk 84: Het verbranden en balsemen van lijken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Wij zouden ons daar echter niet zo erg of uiteindelijk helemaal niet druk over gemaakt hebben, als jij ons niet zelf beloofd had dat wij vandaag de Messias persoonlijk zouden ontmoeten. Nu zijn we al een paar uur hier en we hebben niet alleen niets van de eventuele aanwezigheid van de Messias te zien gekregen, maar jij hebt ons zelfs niet met jouw zo bekende gastvrijheid ontvangen, zoals andere keren, en wij mochten zelfs jouw hoofdwoning niet binnengaan maar werden naar deze vreemdelingenherberg van jou verwezen -en kijk, dat was beslist niet correct van jou en wel des te minder omdat jij voor zover wij weten thuis was en ook geen dringende zaken te doen had! Maar laten we het daar niet meer over hebben, omdat jij nu toch met die wonderbaarlijke jongeman gekomen bent en wij met jullie beiden over de hoofdzaak kunnen spreken!
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] Wie gelooft dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader ben, kan zeggen dat hij de Vader en de Zoon gezien en gesproken heeft; van kennen kan echter pas sprake zijn als Ik Mij binnenkort weer volkomen in Mijn rijk zal bevinden en Ik Mijn geest zal uitstorten over hen die in Mij geloven, Mijn woorden bewaren en ernaar leven en handelen.'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[22] Nu zei de schriftgeleerde: 'Heer en Meester, Uw woorden zijn vastberaden en beslist gesproken! Wanneer ze zo door een mens gesproken zouden zijn, zouden ze als de hoogste godslastering beschouwd worden, waarop Mozes de doodstraf gesteld heeft; daarom is onder de joden ook nog nooit gehoord, dat iemand zich de hoogste waardigheid en eer van God aanmatigde en zichzelf toekende, behalve de heidense koning Nebukadnezar, die daarom echter ook door God getuchtigd is.
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[24] Wij geloven nu in U en daarom geloven wij ook dat U ons nu, net als in de tijd van de Babylonische gevangenschap, weldra uit de nog hardere gevangenschap van de Romeinen zult bevrijden en ons weer tot een vrij, zelfstandig en voor altijd machtig volk zult maken. Als U dat doet, zullen alle joden in U geloven, anders echter maar weinigen!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[26] Wie echter denkt dat Ik nu een aards rijk zal stichten, maakt een grote vergissing. De Romeinen zijn nu jullie aardse heren en zullen dat ook in de toekomst net zo lang blijven als het God zal behagen. Maar wanneer jullie tegen hen in opstand komen, zullen ze jullie breken en vermorzelen.
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Lazarus zei: 'Als jullie het bij je komst hierheen net zo eens waren geweest als jullie dat nu zo tamelijk zijn, hadden jullie ook spoedig de gelegenheid kunnen hebben om te spreken met degene die werkelijk de Messias is; maar jullie waren het helemaal niet eens en sommigen van jullie waren overwegend de mening toegedaan dat het de beste test zou zijn om te onderzoeken of Hij de Messias is of niet -dat men Hem met geweld gevangen zou nemen en aan het gerecht zou overleveren om Hem ter dood te laten veroordelen. Als Hij de Messias zou zijn, zou niemand Hem kunnen doden; als Hij echter alleen maar een buitengewoon mens was, zoals er al zoveel op de wereld geweest zijn, dan zou Hij sterven en zou het daarna in niemands gedachten meer opkomen om Hem nog ooit voor de Messias te houden. Kijk, deze overwegende mening van jullie was dan ook de reden, waarom jullie ten eerste niet in mijn hoofdwoning konden worden binnengelaten en ten tweede daar ook niet aan de Messias voorgesteld konden worden!
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Maar aangezien jullie nu unaniem van deze slechte opvatting afgestapt zijn en een ander besluit hebben genomen, kunnen jullie nu ook het geluk hebben om de Messias te zien en ook te spreken. Kom Hem echter vooral niet met een onderzoekend hart en een onderzoekende blik tegemoet, maar met geloof en liefde, dan zal ook Hij jullie met Zijn liefde tegemoet komen -maar in het andere geval met Zijn alles doordringende wijsheid en dan zouden jullie in de verste verte niet in staat zijn die te beantwoorden! Want zoals Hij heel goed wist met welke gedachten jullie hierheen gekomen zijn, zoals ik jullie nu openlijk meegedeeld heb, zo kent Hij ook iedere gedachte die wellicht nog, hoe stil en geheim ook, in jullie gemoed opkomt. Laat dit dus een vriendelijke raad aan jullie zijn, waarvan ik hoop dat jullie die opvolgen tot je tijdelijk en eeuwig welzijn!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Wij heidenen, die door jullie voor blind uitgemaakt worden, hebben echter allang ook bij onszelf gedacht -en dat temeer, omdat wij jullie wetten en profeten ook grondig bestudeerd hebben -dat er achter die wonderbaarlijke Nazarener iets zeer buitengewoons schuil moet gaan, en of Hij mogelijk zelfs niet de volgens de profeten aan alle mensen beloofde Messias zou zijn. Maar nu hebben wij, al is dat voorlopig alleen bij onszelf, er geen enkele twijfel meer over dat Hij ook geheel naar waarheid datgene is wat wij allang in Hem vermoedden.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Dit zijn, hoge Romein, heel duidelijk de redenen waarom de tempel dienaren nu ook zo fel ten strijde trekken tegen deze Nazarener, die wij, die nu hier zijn, echter volgens de volle waarheid voor de beloofde Messias houden. Zij zeggen: 'Laten we hem eerst grijpen en doden, dan zal wel blijken of hij de beloofde Messias is, of er een God bestaat, en of alle profeten geen bedriegers van mensen waren!'
Hoofdstuk 87: De redenen van de tempeldienaren voor hun houding tegenover de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Wat echter jouw opvatting over de tempel en de andere feestdagen behalve de sabbat betreft, ben ik dezelfde mening toegedaan als jij; want dat heeft Mozes niet ingesteld. Maar vanwege het volk is het één dag per week vanzelfsprekend noodzakelijk, dat het op die dag bijeenkomt op een geschikte plaats en daar over God en Zijn wil onderricht wordt, zodat het niet vervalt tot volslagen goddeloosheid of smerige afgoderij. Dat is nu mijn mening, en wij zouden graag hebben dat nu de Heer en Meester Zelf ons ook Zijn mening daarover zou laten horen.'
Hoofdstuk 88: Cultus en priesterdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Daarmee wil Ik echter niet zeggen dat jullie daarom de orde van de tijd en het tellen van de uren, de dagen, de weken, de maanden en de jaren helemaal buiten beschouwing moeten laten; dat kunnen en moeten jullie in ieder geval ook doen. Maar jullie moeten niet bepaalde dagen, omdat ze in de week of in de maand of in het jaar de zoveelste zijn en deze of gene naam dragen, voor beter en heiliger houden dan andere; want het getal en de naam zijn helemaal niet van belang, maar alleen het leven en handelen volgens de geopenbaarde wil van God.
Hoofdstuk 90: De juiste heiliging van de sabbat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  287 - 288 - 289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312  ...