Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 301 van 373

...  289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314  ...
[1] Ik zeg: 'Liefste Helena, Ik ben met alles wat je gezegd hebt volkomen tevreden en jouw lofprijzing laat zelfs in Mijn hart niets meer te wensen over. Want alleen degene die de waarheid inziet, kan de waarheid loven, zoals ook niemand Mij als God kan herkennen en liefhebben, die niet van Mij is uitgegaan!
Hoofdstuk 96: De Heer over Godskinderen en kinderen van de wereld. Gelijkenis van de boomgaard en van de onvruchtbare boom - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Beste Robert, wat jou goed dunkt, is in Mijn ogen ook goed. Wanneer iemand iets als goed erkent en hij laat na het te doen, begaat hij een zonde tegen zijn eigen hart. Doe dus alles wat je goed en doelmatig vindt!'
Hoofdstuk 97: Over zinnelijke lust en hoogmoed. Roberts opdracht betreffende de patheticus. De filosofie van de genotzuchtige, wereldse mens - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Helena krijgt er een kleur van en zegt: 'O ja, dat begrijp ik nu wel, maar dat zou misschien wat al te overdreven lijken! Maar wat maakt het ook uit! U wilt het toch, mijn God, mijn enige Heer! Wat U echter wilt, kan nooit verkeerd zijn en de liefde kan ook niet verkeerd zijn. Toch, als ik bedenk dat U de eeuwige Schepper bent van alle dingen en alle levende wezens en ik slechts een zwak schepsel, dan is het wel iets heel merkwaardigs dat ik, alles behalve een heilige, U, allerheiligste, die door Zijn almachtig 'het zij' hemel en aarde geschapen heeft, op de mond kus. Maar Uzelf wilt het vurigste verlangen van mijn hart inwilligen en het deze zo begeerde hoogste zaligheid verlenen. En zo geschiede dus datgene waarnaar mijn hart heimelijk reeds vaak en levendig heeft verlangd!'
Hoofdstuk 88: Het grootste geschenk van de zuiverste liefde tot God: bruid van God te zijn - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Na deze woorden geeft ze Mij een kus van de zuiverste soort. En Ik zeg daarop tot haar: 'Nu pas ben je volmaakt en heb je aan Mij voor de gehele aarde een groot verzoeningswerk volbracht. Jijzelf zult echter van nu af aan steeds aan Mijn zijde, namelijk door al Mijn liefde, eeuwig de hoogste zaligheid der zaligheden genieten, namelijk de zaligheid van Mijn hoogste en zuiverste liefdehemel, waarin enkel zulke engelen wonen die Mij liefhebben zoals jij! Maar dit zeg Ik je ook, daarvan zijn er niet zo heel veel. Wel zijn er heel veel die van Mij houden, maar alleen om datgene wat Ik van nature ben, namelijk hun God, Heer en Vader. Maar jij bent met jouw liefde, naar het voorbeeld van Magdalena, werkelijk nog dieper in Mij doorgedrongen en hebt Mijn hart gegrepen en naar het jouwe toegetrokken, waardoor zich tussen ons een volkomen hemels huwelijk heeft voltrokken. Door dit huwelijk ben je nu waarlijk een bruid van God geworden en zodoende één met Mij. Daardoor zul je in iedere allerhoogste zaligheid eenzelfde aandeel hebben als Mij toekomt. Ben je daar mee tevreden?!'
Hoofdstuk 88: Het grootste geschenk van de zuiverste liefde tot God: bruid van God te zijn - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Onder deze boom dienen echter die mensen te worden verstaan, die kinderen van de wereld zijn en van Mij alle zorg en aandacht krijgen, maar toch behalve bladeren en bedrieglijke bloesems geen vruchten van liefde, deemoed en gehoorzaamheid voortbrengen, omdat hun hart en hun gemoed begraven liggen in al het wereldse en in het goede leven van het lichaam. Zeg Me dus wat er met zulke mensen bomen moet gebeuren, die noch goede, noch slechte vruchten voortbrengen, maar temidden van goede en slechte fruitbomen een soort parasietbomen zijn, die alleen maar genieten, maar nooit iets nuttigs willen doen? Ook al lijken zij nog zo mooi, het is allemaal slechts bedrog, want hun gevoelsleven bestaat, evenals hun liefde, uit buitensporige genotzucht.'
Hoofdstuk 96: De Heer over Godskinderen en kinderen van de wereld. Gelijkenis van de boomgaard en van de onvruchtbare boom - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Helena zegt: 'O mijn Heer en mijn God Jezus, dat is alweer een uiterst netelige vraag! Ook hier hangt alles weer af van wat U mij hebt geopenbaard over de schepping, leiding, ontwikkeling en geestelijke vorming, ordening en uiteindelijke bestemming van de mensen. Maar er is toch verschil tussen die mensen en anderen, die niet vanwege hun ongehoorzame eigen wil Uw wetten overtreden, maar enkel uit onkunde en gebrek aan ontwikkeling. Wanneer dergelijke ondankbare en in hun hart zeer eigenzinnige mensen nooit gewillig en daadwerkelijk gehoor willen geven aan Uw vermaningen en hun handelwijze slechts je reinste aanfluiting is van Uw heilige woorden; als zij meer behagen scheppen in het vlees van een vrouw dan in Uw heilig Vaderwoord, en aan een jonge meid waar hun onkuise, zinnelijke blik op valt, eerder honderd harten (wanneer zij ze zouden hebben) zouden schenken dan één aan U; wanneer zij zich ook niets gelegen laten liggen aan zo veel tuchtigingen en vermaningen, die U iedereen toch veelvuldig laat toekomen, dan ben ik van mening dat zulke domme wellustelingen werkelijk niet meer waard zijn dan een geslepen bijl aan de wortels van hun liederlijke leven!
Hoofdstuk 96: De Heer over Godskinderen en kinderen van de wereld. Gelijkenis van de boomgaard en van de onvruchtbare boom - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[12] O mensen die van mijn soort zijn, zie af van je boosaardige zinnelijkheid. Jullie zullen spoedig net als ik voor jullie rechters staan en deze zullen jullie je eigen hart openen. Geen God zal jullie richten, maar jullie eigen hart zal jullie richten en verdoemen, en terecht, want jullie hebben je zelf door je duivelse praktijken daartoe gekwalificeerd. Keer je af van je grote verblindheid, want anders zijn jullie door eigen toedoen verloren. Broeder, ga weg van mij, want ik ben een te grote zondaar. Laat mij mijn intrek nemen in de zwijnen!'
Hoofdstuk 98: De patheticus begint naar Jezus te vragen. Er begint zelf kennis in hem te dagen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Robert zegt vol vreugde: 'Wel, broeder Dismas, het verheugt me werkelijk dat het je nu eindelijk eens begint te dagen en dat je daardoor de eerste stap hebt gezet om het waarachtige, volmaakte leven van de geest in de Heer te bereiken. Daarom moet je nu hier niet blijven staan en naar je oordelende hart luisteren; maak je op en haast je naar de Heer.
Hoofdstuk 99: Robert bemoedigt de patheticus. De angstige zondaar aarzelt. Patheticus Dismas vermant zich eindelijk en volgt de bode van God - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Robert zegt: 'Vriend, dank de Heer voor deze vrees, want daarmee heeft de Heer Zijn hand aan jouw hart gelegd en is daadwerkelijk begonnen met het verzamelen van jouw zeer verstrooide geestesleven. Dit heilige werken van de Heer in jouw hart spoort je geest aan om wakker te worden en veroorzaakt in je ziel het nare gevoel van vrees. Maar verman je en volg me, dan zul je spoedig van je vrees worden bevrijd. De Heer zelf, die je deze heilige vrees geeft, zal haar ook van je wegnemen. Daarom nog eenmaal: kom en volg me naar de Heer!'
Hoofdstuk 99: Robert bemoedigt de patheticus. De angstige zondaar aarzelt. Patheticus Dismas vermant zich eindelijk en volgt de bode van God - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Dismas zegt: 'O Heer Jezus, Gij enige God, heb geduld met mij arme zinnelijke geest! Ik weet wel dat ik een grove zondaar ben en niet in staat ben om ook maar één verstandig woord voor U te stamelen. Oordeel niet naar mijn ellendige woorden, maar naar mijn zieke hart en genees het door Uw vrije genade, dan zal mijn tong nimmer nalaten U te loven! Heer, als U mij nu verstoot, wie moet mij dan aannemen en oprichten?'
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[13] Ik zeg: 'Nu doe je een beroep op Mijn goedheid en genade, omdat het water des doods je al tot aan de lippen staat. Maar Ik vraag jou hoe je dat nu kunt doen, daar je toch eerst alles aan Mijn almacht overliet en met je eigen mond hebt gezegd: 'Heer, Uw wil geschiede!' Mijn wil lijkt je nu niet zo plezierig en daarom zou je in je hart wensen dat Mijn wil maar niet zou geschieden! Hoe moet ik dat opvatten? Met je mond zeg je steeds wat anders dan wat je in je hart wilt. Denk je dan dat Ik een wezen ben met wie men zonder meer komedie kan spelen? O, dan heb je je toch wel heel erg vergist
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Robert zegt: 'Ja beste vriend, je moet in ieder geval wel rekenen op een heel radicale verdeemoediging, want zonder deze zul je er nooit beter, maar alleen maar slechter voor komen te staan! Vat dus maar moed en biecht zelf al je zwakheden op bij de Heer Jezus! Geloof in Hem en heb Hem oprecht lief; dan zou het kunnen gebeuren, dat Hij jou heel wat door de vingers ziet! Maar hoe meer je zelf aan je eer vasthoudt, des te erger zul je tegenover iedereen alleszins beschaamd worden, want zo goed als de werkelijke God en Heer Jezus Jehova is ten opzichte van diegenen die Hem naderen met een rouwmoedig hart, even onverbiddelijk streng is Hij ook tegenover hen, die Zijn goedheid, lankmoedigheid, geduld en liefde te lang en smadelijk op de proef stellen!
Hoofdstuk 98: De patheticus begint naar Jezus te vragen. Er begint zelf kennis in hem te dagen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Mijn eigen hart was ook mijn rechter en had in zijn onreinheid rust noch hoop, maar slechts het mij zeker lijkende vooruitzicht op de eeuwige dood. Maar toen hielp de Heer mij uit mijn grootste nood, die mijn eeuwige dood zou zijn geworden. Mijn hart werd daarop gezuiverd door mijn sterke liefde tot Hem en kreeg ruimte om Zijn genade in zich op te nemen. Ik werd daardoor echter steeds zaliger! Dat zal zich ook allemaal aan jou voltrekken! En als je net als ik deze beproevingen ongetwijfeld goed zult doorstaan, zul je je ook al spoedig in de zaligste toestand bevinden. Verman je nu echter en spoed je samen met mij naar Hem, de enige die allen kan helpen!'
Hoofdstuk 99: Robert bemoedigt de patheticus. De angstige zondaar aarzelt. Patheticus Dismas vermant zich eindelijk en volgt de bode van God - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Zeg Me dan wie je bent, opdat Ik kan zien welke verkeerdheid in je woont. Waren je daden op aarde dan niet slecht en laaghartig genoeg, zodat je nu ook nog hier voor Mijn aangezicht wilt zondigen? Ik zie echter heel goed wie je bent en wat je wilt; daarom zal Ik je een moeilijk antwoord maar besparen! Sta nu maar op en verander van gedachten, want met dit verzoek zul je bij Mij nooit en te nimmer verder komen! Kijk, je vroeg Mij als een slaaf om een rechtvaardige straf, maar je hart verlangt naar volkomen genade! Zeg eens, moet Ik nu gehoor geven aan je uitgesproken verzoek of aan de wens van je hart?'
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Ik zeg: 'Je hebt toch vrienden in overvloed. Zouden die dan niet in staat zijn om je te helpen? Bedenk dat je meer dan zestig jaar lang op aarde leefde zonder Mijn hulp, alleen met je vrienden die je met raad terzijde stonden. En je was niet ongelukkig, behalve bij de aanblik van je eigen vrouw, wanneer zij je soms betrapte terwijl jij vertier zocht bij een andere. Wanneer iemand je iets over Mij vertelde en je aantoonde hoe jouw leven Mij zou moeten mishagen, lachte je hem gewoonweg uit. Nu lig je voor Mij en wilt de dood en het leven van Mij. Wat moet Ik je geven? De dood kan Ik je niet geven en het leven wil je niet volledig, daar je woord niet overeenstemt met je hart en al je aardse handelingen niets in zich dragen dat op een zaadkorrel voor het leven lijkt! Ga dit eens bij jezelf na en zeg dan wat je wilt!'
Hoofdstuk 100: Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
...  289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314  ...