Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 301 van 1112

...  289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314  ...
[3] IK zei, toen het vlot zich op onze hoogte bevond: 'Wil je het hout?'
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Kijk, heel gemakkelijk! Als je een levensmeester bent, moeten ook alle elementen je gehoorzamen, en daarom gebied Ik het water dat het het hout hier bij ons op deze oever brengt. Ik wil het; het geschiede!'
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] T oen Ik dat gezegd had, stroomde het water snel naar ons toe en steeg aan de oever tot een hoogte van zeven span, bracht al het hout met het vlot helemaal aan land en stroomde daarna weer terug in de natuurlijke richting en verder .
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Eén van hen is echter door God reeds van eeuwigheid voorbestemd om de Eerste te zijn, het Leven in Zich te hebben, en het iedereen te geven die in Hem gelooft en volgens Zijn leer leeft. En deze Eerste ben Ik!
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Als in latere tijden Mijn opvolgers echter net als de Farizeeën zich voor hun lessen met geld en allerlei andere zaken zullen laten betalen, dan zal de Vader in de hemel hun vragen ook absoluut niet meer inwilligen, en hen laten verzinken in allerlei zonden en ernstige kwalen. Ik geef jullie allerlei gaven voor niets, en jullie moeten deze aan de andere mensen ook weer voor niets geven. Als dokter kun jij je echter wel door de rijken laten betalen, -maar niet door de armen!
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] JORED zei: 'Meester, dat is ons nu heel duidelijk; maar wat vindt U van mijn tollenaarsbedrijf, dat ik hier op het water en op het land uitoefen? Dat heeft eigenlijk met naastenliefde maar heel weinig te maken! Opgeven kan ik het echter ook niet zo maar, omdat het een openbaar staatsbedrijf is; houd ik er mee op dan neemt een ander het over, die van de reizende handelslieden en vooral van de vreemden nog meer zal eisen dan ik, terwijl ik daarbij toch al menigeen die niets had, voor niets de tolboom heb laten passeren. Wat vindt U daarvan?'
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] DE TOLLENAAR zei: 'Nu echter nog een vraag, Heer en Meester! U weet dat wij hier voor het merendeel met Grieken samenwonen en allerlei handel drijven, soms zelfs jammer genoeg mensenhandel, zoals dat onder ons heidenen reeds van ouds her gewoonte en gebruik was. Ik heb mijn vrouwen zelfs allemaal moeten kopen! Zij waren eerst alleen maar mijn slavinnen; omdat zij echter ijverig waren en zich voor mij inspanden, gaf ik hun de vrijheid en nam ze daarna als vrouw. De helft van mijn bedienden en arbeiders zijn nog slaven. Moet dat zo blijven, of moet ook daar verandering in komen?'
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Wel, nu is ook dit geval opgehelderd, zodat je bij ieder geval dat hinderlijk zou kunnen zijn voor Mijn leer, precies weet watje moet doen! En omdat we nu niets meer te bespreken en te behandelen hebben, gaan we weer naar buiten. Misschien doet er zich hier of daar iets voor dat ons in de gelegenheid stelt er dieper over na te denken!'
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] DE DOKTER zei: 'ja, grote Meester, dat begrijp ik, hoewel Uw woorden heel anders klinken dan die van de priesters in de tempel te Jeruzalem, waarvan ik zelf afstam en waar ik mijn geringe kennis ook geleerd heb! Aan U ligt heel duidelijk het goddelijke ten grondslag, en toch wilt U voor ons niet meer zijn dan een mensenzoon, terwijl de Farizeeën in de tempel zich gedragen alsof zij God geholpen hebben bij het scheppen van de wereld en de andere wezens, en alsof alleen van hen het wel en wee van de mensen van deze aarde afhangt.ja, Uw woorden, grote Meester, klinken wél als Gods woorden; want er ligt een heel eigenaardige kracht en macht in die het hart goed doet, het verheft en helemaal opnieuw levend maakt en verlicht, terwijl het zogenaamde goddelijke woord van de Farizeeën het mensenhart in hoge mate kwetst, bedroeft, verduistert en zelfs doodt! Want wie volgens hun leer leeft en handelt, wordt mettertijd zo dom en zo zinnelijk, hoogmoedig, zelfzuchtig en heerszuchtig, dat hij tenslotte helemaal vergeet dat ook hij maar een mens is. Alleen zichzelf houdt hij voor de hoogste menselijke autoriteit, - al het andere staat ver beneden hem. Maar wat Uw woorden zeggen, grote Meester, schijnt juist het volslagen tegendeel te zijn en te worden van datgene wat de Farizeeën leren, en wat zij eigenlijk van de mensen willen maken! -Heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen wij echter door de straten van de stad wandelden, waren er natuurlijk allerlei nieuwsgierigen die ons van alle kanten aangaapten en moeite deden om te weten te komen wie wij waren. De dokter, de tollenaar, zijn kinderen die meewandelden, en vooral de uit de dood opgewekte zoon Jorab moesten zich veel van de vragers laten welgevallen, omdat de mensen niet konden begrijpen hoe deze jongen die zeven jaar lang ziek en gisteren volgens zeggen gestorven was, daar nu volkomen gezond kon lopen. De vragers werden echter vriendelijk afgescheept met de mededeling dat zij dat alles in de komende dagen wel zouden horen, en daarmee namen zij genoegen.
Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Mocht echter een van die priesters iemand met geweld dwingen in zijn afgoden te geloven en hun het vereiste offer te brengen, zeg hem dan de volle waarheid! Wil hij het zich niet gezegd laten zijn, roep Mij dan in je geest aan, en doe in zijn bijzijn een teken in Mijn naam! Als hij dat ziet, zal hij wel geloven, tenminste als hij enige waarheidszin in zijn hart heeft; gelooft hij echter niet, laat hem dan gaan - en blijven jullie bij de waarheid van Mijn leer! Want het denken en handelen van de stadhouders van Rome is er nu op gericht om de mensen volledig vrij te laten zijn in kennis, denken en geloven.
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Toen gingen de vijfmannen vlug naar hun woonhuis dat vlak achter de tempel was gebouwd, kleedden zich om en kwamen weldra met hun vrouwen en kinderen terug. Vrouwen en kinderen maakten echter veel misbaar toen zij de tempel helemaal leeg vonden, en zij vroegen naar Mij, omdat Ik zo'n groot ongeluk over hen gebracht had.
Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Dat het meer heel zuiver water heeft, is gemakkelijk te begrijpen want er kan immers niets inkomen wat het vertroebelt -; maar of het iets met de Elyseese zaligen te maken heeft is erg onzeker! Het verschijnsel zal heus niet zo bijzonder zijn, en het zal ook zeker een heel natuurlijke oorzaak hebben, maar de priesters, die erg goed van de tongriem gesneden zijn, weten daar zoiets van te maken datje er op 't laatst zelf in ieder geval op dat ogenblik -helemaal van onder de indruk raakt, vooral' s nachts wanneer je altijd wat meer voor magie openstaat dan overdag. De omheining om het meer heeft echter ook z'n goede kanten, want het is niet raadzaam ook maar een paar passen voorbij de aangebrachte palen en de daardoor getrokken afrastering te komen; wie daar wegzakt zou reddeloos verloren zijn.
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] IK zei: 'Ongetwijfeld, en Ik zal het doen ook, omdat je het om een goede reden wenst! Maar toch heeft dit meer niet zo'n onbelangrijke betekenis voor de aarde als jij denkt, want het staat in verbinding met het inwendige organisme van deze aardbol, en het is vanaf hier tot de bodem meer dan driehonderd uur gaans diep. Omdat het als afkoelende bedekking dient boven een erg hete slagader van de aarde, is het water ervan zeer koud.
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Het meer heeft een onderaardse toevoer, maar geen afvoer, omdat het teveel aan water steeds door de inwendige hitte voortdurend verdampt. Voor het inwendige mechanische leven is dit net zo noodzakelijk als de verdamping van de voedingssappen in de menselijke maag, en zodoende heeft zo'n meer weliswaar aan de oppervlakte van de aarde geen nut, maar binnen in de aarde des te meer .
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  289 - 290 - 291 - 292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314  ...