Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 304 van 1037

...  292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317  ...
[18] De engel zei: 'Kijk naar je beide handen, dan zul je je wereldse eretekenen zien!'
Hoofdstuk 76: De bevrijding van het materiële - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Toen keek Agricola naar zijn handen en zag in zijn rechterhand de vogel, een soort phoenix, en in zijn linkerhand een soort kleine dolfijn. Hij stond verbaasd te kijken van dit verschijnsel en vroeg dadelijk aan de engel hoe hij deze beide hinderlijke dieren zo snel mogelijk kon kwijtraken.
Hoofdstuk 76: De bevrijding van het materiële - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik zei: 'Jij oordeelt zoals je de dingen begrijpt, maar de zuivere geesten begrijpen dat allemaal heel anders. Kijk, de engel hoefde niet eens van hier naar Rome te gaan. Zijn wil en zijn alles doordringende kennis zijn voldoende. Hij lost in Rome je schild volledig op, zoals hij eerder de steen heeft opgelost, en voegt het hier door zijn wil - net als de steen die je nog in je hand hebt - ogenblikkelijk weer samen tot zijn materie en zijn vorm. En kijk, zo is dan voor een zuivere geest zeker niets meer onmogelijk! Als je dat nu inziet, denk er dan over na, dan zal het in je ziel wel lichter worden!
Hoofdstuk 77: Het proces van de innerlijke verandering in de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Thomas zei: 'Ik heb je onderweg al gezegd, dat je je niet moet opdringen! Weet je na zoveel onderricht van de Heer dan nog niet dat bij de Heer alleen diegene iets betekent, die altijd en overal zichzelf verdeemoedigt? Ik heb me niet opgedrongen en daarom heb ik ook geen terechtwijzing van de Heer gekregen. Houd je dat toch eens voor gezegd! Er zijn immers nog twee mannen bij ons, die eerder dan wij in de tempel waren en alles hebben gehoord en gezien wat er voorgevallen is. Zij weten dus meer dan wij beiden, en de Heer zal vanwege het volk alles door hen laten vertellen, en aan ons zal hoogstens gevraagd worden om te getuigen als dat nodig mocht zijn. Laten wij nu maar heel rustig naar onze oude plaatsen teruggaan en eens goed naar de omgeving kijken, want daar is ook nog van alles te zien, waaruit men voor zichzelf ook menige goede les kan trekken!'
Hoofdstuk 78: De waard uit het dal doet verslag over de gebeurtenissen in de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] De waard zei: 'Heer en Meester! Ik was werkelijk reeds voor het aanbreken van de dag in de tempel, en wel naar aanleiding van de verschijnselen die deze nacht hebben plaatsgevonden en die dermate uitzonderlijk waren, dat geen jood of heiden ooit zoiets gezien zal hebben. Als ik ook maar had kunnen vermoeden, dat U Zich nog in Jeruzalem ophield, en wel hier op de Olijfberg, dan was ik met deze vriend, die U ook goed kent, in plaats van naar de tempel reeds tijdens de verschrikkelijke verschijnselen rechtstreeks hierheen gegaan. Mijn vriend verbleef deze nacht bij mij en wilde vanmorgen weer naar huis reizen -hij kwam uit Galilea, waar hij verschillende zaken te doen had - ; maar de verschijnselen die zich deze nacht plotseling voordeden, weerhielden hem ervan verder te reizen, en wij gingen op naar Jeruzalem om daar mogelijkerwijs iets meer te weten te komen. Toen we haastig de tempel binnenkwamen, was het daar zo'n herrie dat je jezelf niet kon verstaan.
Hoofdstuk 78: De waard uit het dal doet verslag over de gebeurtenissen in de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Maar wij zeggen: AI staat er dan geschreven dat er uit Galilea geen profeet zal opstaan, dan staat er naar ons weten toch nergens geschreven dat uit Galilea de Messias niet zal opstaan!
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Wel, Lazarus liet zich ook dat nog gedeeltelijk welgevallen; maar in overleg met zijn beide zusters nam hij een besluit en zei: 'Wij bezitten nog veel onontgonnen land. Ik zal terwille van de tempel ophouden met het zomaar geven van aalmoezen; in plaats daarvan zal ik, uitgezonderd bij gebrekkige mensen, alle armen die naar ons toekomen, vragen of ze niet naar krachten voor een goed loon bij ons willen komen werken'. Dat deed Lazarus, hij nam veel arbeiders aan en liet door hen zijn uitgestrekte en verafgelegen grondbezit bewerken. Aan de tempel schonk hij nog steeds grote offers, wat wij maar al te goed weten. Jullie kwamen dat weldra te weten; weliswaar konden jullie de goede man niets wezenlijks verwijten omdat hij hoofdzakelijk had gedaan wat jullie wilden, maar heimelijk waren al die arbeiders van hem alweer een doorn in jullie boze ogen, en jullie deden al gauw alle moeite om met alle middelen die jullie ter beschikking stonden, zijn arbeiders van hem af te troggelen.
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Toen jullie boden op die manier geen succes hadden, gingen zij naar een ander grondstuk van de goede man en probeerden hem met andere middelen zijn arbeiders afhandig te maken. Jullie spraken zelfs een vloek uit over zijn Olijfberg omdat hij die niet aan jullie wilde schenken, - waarna jullie hem dan voor veel geld aan een rijke Griek of Romein verkocht zouden hebben.
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Als jullie wisten dat er ergens een arm jong meisje of een jonge vrouw was, liet je er een verklede tempeldienaar naar toegaan om het jonge meisje voor jullie slechte lusten mee te lokken of om de jonge vrouw tot echtbreuk te verleiden, opdat zij dan onder bedreiging gestenigd te worden, voor altijd jullie minnares moest blijven. O, wat een grote schande en ontzettende gruweldaden van de tempel!
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Maar later was er in het westen, zoals de wijze Nikodemus mij zoëven verteld heeft nog een derde teken van zeer troostrijke aard te zien, echter alleen door hen, die de Messias hebben aangenomen, in Hem geloven en naar Zijn leer, die goddelijk wijs is, handelen. Maar daarover kan jullie Nikodemus later meer vertellen, omdat hij ook het genoemde derde verschijnsel zelf gezien heeft.'
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Deze toespraak was voor het volk al voldoende, en een grote forse man, zo te zien iemand uit Bethlehem, stapte naar voren en zei in naam van het volk tegen de schriftgeleerde: 'Dat God met Mozes en Aäron gesproken heeft, weten wij net zo goed als jij, ingebeelde schriftgeleerde; maar wij weten ook dat God in het begin alleen maar tegen het volk heeft gesproken. Omdat het volk echter erg bang werd voor de al te donderende stem van God, vroeg het of God Zijn allerheiligste wil alleen aan Mozes wilde meedelen, dan zouden zij die opvolgen ook al hoorden zij zelf Zijn geweldige stem niet. Toen ging het volk ver weg naar de andere kant van het dal van de Sinaï. En pas daarna kreeg Mozes alleen de wetten van God. - Maar laten we daar over ophouden, want ik wil jou, ingebeelde schriftgeleerde nu meteen op iets anders opmerkzaam maken!
Hoofdstuk 80: Het verzoek van de man uit BethIehem aan de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De tekenen die wij in deze nacht te zien kregen, ons gegeven door het raadsbesluit van God, waren werkelijk van een dergelijke aard dat daarbij zelfs de heidenen begonnen te beven en geen jood, zelfs geen Sadduceeër en geen Samaritaan, ze zonder angst in zijn hart kon aanzien. Maar Ik dacht bij mijzelf in mijn onschuld: Goede Jehova! Vanwege mij heeft U deze ontzettende tekenen aan Uw sterrenhemel toch beslist niet laten verschijnen, zoals U ook Uw goede zon nooit alleen om mijnentwil heeft laten opgaan en laten schijnen; want zij heeft immers al duizenden jaren deze aarde verlicht en zal haar na mij ook -wie weet hoeveel duizenden jaren nog verlichten! Ik, als bijna honderdjarige grijsaard, zal niet zo lang meer de weldaad van de goede goddelijke zon genieten. Want in de graven waar de ontbinding plaatsvindt, dringt geen zonlicht binnen; en zou het er ook in doordringen, dan zou het de dode lijken toch beslist niet meer kunnen blij maken. Alles op deze wereld, die werkelijk voor iedere nuchtere denker volledig vreugdeloos is, is vergankelijk, alleen de macht van God niet, die blijft eeuwig; onze zielen zijn alleen maar afhankelijk van de wil van de Almachtige. Of zij na de dood verder leven, kan geen mens geheel en al duidelijk en naar waarheid beoordelen, inzien en erkennen; maar Mozes en alle latere profeten hebben ons dat geleerd en wij moeten het geloven, - en geloven we het niet, dan lijken we op de Sadduceeën, die afvallig zijn geworden van de tempel, omdat de Griekse filosofen hen daartoe hebben verleid.
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En zo, beste mensen, heeft steeds het ene kwaad het andere tot gevolg, en staan wij allen nu bijna op het punt waarop de mensen ten tijde van N oach en ten tijde van Lot stonden. Toen, evenals nu, heeft God uitverkoren boden naar de mensen op aarde gezonden, die alle mensen die God volledig vergeten hebben, met woorden en daden heel indringend hebben gemaand, en hun ook de onafwendbare gevolgen van hun hardnekkigheid vooruit lieten zien; maar de mensen hadden zich te ver in de dode, dood brengende wereld begeven en waren daarin vastgelopen. Zij luisterden helemaal niet naar de boden van God, of vervolgden hen hardnekkig en mishandelden en doodden hen zelfs vaak op gruwelijke wijze. En kijk m'n zeer gewaardeerde vrienden en broeders, onder ons gezegd, precies zo en helaas misschien nog wat erger staat het er nu bij ons en vooral hier in deze tempel voor!
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Maar tegen de tijd van de laatste richters begonnen zij reeds in alles onverschilliger en trager te worden. De geboden en ook de andere voorschriften begonnen ze minder na te komen en meermalen te overtreden. Daarop kregen ze ook meteen allerlei waarschuwingen, waar de betere mensen zich wel naar richtten; de meer werelds ingestelde mensen deden slechts voor de schijn mee, maar in hun hart werd de dode wereld steeds belangrijker. Zulke wereldse joden werden al gauw rijke en aanzienlijke mensen die met hun eenvoudige woonhutten niet meer tevreden waren en ook niet met de door God ingestelde richters. Zij wilden evenals de heidenen, ook een schitterende, machtige koning hebben en een stad en stevige burchten. Tenslotte eisten zij onder Samuel in alle ernst een koning, en God de Heer sprak: 'Kijk dat ondankbare volk nu eens! Met Mijn vaderlijke regering, waaronder het gezond, rijk en groot en machtig is geworden, wil het niet meer tevreden zijn. Aan alle grote zonden die het al voor Mijn aangezicht heeft begaan, voegt het nog deze grootste zonde toe, dat het een koning eist! ja, het zal een koning hebben en steden en burchten; maar niet om er beter van te worden maar als een scherpe harde tuchtroede zal het een koning hebben!'
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Er werden in die trant nog meer opmerkingen gemaakt, en men zag verlangend uit naar de komst van de eerlijke en rechtschapen Nikodemus, die nog wat op zich liet wachten.'
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  292 - 293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317  ...