Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 305 van 1088

...  293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318  ...
[4] Toen zij bij Mij waren, stond Ik op en vroeg hun waarom zij naar Mij toegekomen waren.
Hoofdstuk 206: Over zonde en offer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Wij maakten echter uit Uw waarachtige woorden op dat U Zelf niet zo bijzonder veel met de tempel op heeft, en daarom willen wij U, Waarachtige, vragen of en hoe wij van God vergeving van onze grote zonden kunnen krijgen. Wat zegt U, Heer en Meester, over onze zonden? Mogen wij nog hopen dat God ons barmhartig zal zijn? U heeft toch in de tempel gezegd dat allen die vermoeid en beladen zijn tot U moeten komen en dat U hen dan verkwikken zult, en daarom zijn wij nu ook naar U toegekomen om van U met zekerheid de ware verkwikking te ontvangen.'
Hoofdstuk 206: Over zonde en offer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Toen zette DE FARIZEEËR grote ogen op en zei tegen degene die naast hem stond: 'Wat vind jij ervan, wat zegt die man en wat leert hij?'
Hoofdstuk 206: Over zonde en offer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] De leerlingen keken naar de mooie stad en JOHANNES zei weemoedig tegen Mij: 'Heer, mijn liefde, is het niet eeuwig zonde van deze stad dat zij volgens Uw voorspelling al binnenkort zo jammerlijk verwoest zal worden?'
Hoofdstuk 207: De beschouwingen van de Heer over Jeruzalem en de eindtijd van de aarde. Het duizendjarige rijk en het gericht door het vuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] O, kijk nu eens naar deze hele omgeving! Hoe zag die er tienmaal duizend maal duizend jaar geleden uit?! Toen was er nog heel weinig vaste grond, en er was nog geen spoor van al deze bergen en dalen, die nu zo weelderig begroeid zijn. Pas door latere, vele duizenden jaren durende, voor jullie verstand onvoorstelbaar grootse en vrijwel over de hele aarde woedende vuuruitbarstingen is langzaam maar zeker de aarde aan deze vorm gekomen.
Hoofdstuk 207: De beschouwingen van de Heer over Jeruzalem en de eindtijd van de aarde. Het duizendjarige rijk en het gericht door het vuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] IK zei: 'Als het de andere broeders duidelijk is en jou niet, terwijl jij je nog altijd het meest laat voorstaan op je verstand, ga dan naar de broeders, dan zullen zij je het onbegrepene wel begrijpelijk maken! Deemoed begrijpt alles eerder dan starre, eigenzinnige hoogmoed, die, als je daar nog langer aan toegeeft, je duivel, je rechter en je dood zal zijn. Wat heb jij meer dan alle anderen, dat je je daar zo op kunt laten voorstaan?! Verdeemoedig jezelf opdat je de strikken van de satan zult kunnen ontlopen!'
Hoofdstuk 207: De beschouwingen van de Heer over Jeruzalem en de eindtijd van de aarde. Het duizendjarige rijk en het gericht door het vuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Toen draaide JUDAS zich om en ging naar Nathanaël, waarmee hij nog het beste kon opschieten, en vroeg hem het een en ander wat hij voordien niet begrepen had, en Nathanaël legde het hem uit. En toen dan ook deze leerling zo ongeveer begreep wat Ik daarvoor aan de leerlingen voorspelde, deed hij of hij in slaap viel en vroeg niets meer.
Hoofdstuk 207: De beschouwingen van de Heer over Jeruzalem en de eindtijd van de aarde. Het duizendjarige rijk en het gericht door het vuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] LAZARUS kwam al gauw en zei: 'Heer en Meester! Het spijt me ontzettend dat ik niet hier bij U kon blijven; maar ik besefte dat U rust wilde hebben, en daarom ging ik terug naar het volk om het tegen te houden zodat het U niet direct achterna kon gaan en U in Uw rust zou storen. Natuurlijk werd er over niets anders gesproken dan alleen over U, en wel veel ten gunste van U en weinig ten nadele van U .
Hoofdstuk 208: Het verhaal van Lazarus over de ongelovige Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] LAZARUS zei: 'Ik zeker nog minder dan jij! Dat heeft de Heer dus weer zo geregeld met Zijn almachtige wil. Ik en de Romeinen hebben Hem vanwege de blinde, verklede, hier aanwezige Farizeeën om een teken gevraagd, en zoals ik nu duidelijk zie, heeft Hij het ook heel ongemerkt al gedaan. Kijk maar eens naar de tafel van de Romeinen! Hun wijnkruiken zijn van zuiver zilver en hun drinkbekers van blinkend goud! Heb jij soms zoiets om je gasten mee te bedienen?!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Geliefde Johannes, je hebt hier op deze plaats een heel steekhoudende opmerking gemaakt, en ook Ik krijg er tranen van in Mijn ogen. Maar wat kan er verder nog aan gedaan worden?! Kijk, om ter wille van het behoud van deze muren alle inwoners door een engel des verderfs te laten doden, zou zeker niet erg wijs zijn, maar erg betreurenswaardig; want er leven nu immers nog verscheidene duizenden mensen binnen deze muren die in de loop van de tijd toch nog in Mij zullen geloven! En kijk eens naar die ongeveer zeventig man, en al die tollenaars en die verklede Farizeeën en schriftgeleerden; die zullen reeds vandaag al helemaal in Mij geloven, en zo zijn er ook nog heel veel onder het volk die hierna nog bekeerd worden. Daarom moet deze plaats ook zolang gespaard blijven voor elk te groot uitvallend gericht. Maar wanneer alle goede visjes uit deze vijver gehaald zullen zijn, en daarin alleen nog adders en weerzinwekkende kikvorsen rond zullen zwemmen, dan zal het moment aanbreken om dat ellendige moeras door vuur en aardbeving te dempen.
Hoofdstuk 207: De beschouwingen van de Heer over Jeruzalem en de eindtijd van de aarde. Het duizendjarige rijk en het gericht door het vuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] En tegen het einde van de tijd van deze aardse bevolking -en dus niet van deze aarde -zal het precies zo gaan: De mensen zullen in die tijd weliswaar geen bergen tot hun -diepste fundamenten afgraven, zoals de goud en edelstenen zoekende Hanochieten dat gedaan hebben, ook zullen zij geen Romeinen meer tegen zich in het harnas kunnen jagen; maar zij zullen door allerlei machines, door de kracht van het vuur aangedreven, beginnen om via ongelooflijk diepe schachten en gaten in het binnenste van de aarde te dringen, waardoor zeer brandbare gassen in grote massa's naar de oppervlakte van de aarde zullen komen. En als de atmosfeer te veel met zulke gassen verzadigd zal zijn, zullen deze vrijwel rondom de hele aarde ontvlammen en alles tot as verbranden. Slechts weinig mensen zullen daarbij in leven blijven. Maar die over zullen blijven, zullen dan ook echte mensen zijn. Die zullen dan werkelijk een geheel vernieuwde aarde bewonen, en jullie en velen die na jullie komen en in Mijn naam gewekt worden, zullen hun leraars en leiders zijn.
Hoofdstuk 207: De beschouwingen van de Heer over Jeruzalem en de eindtijd van de aarde. Het duizendjarige rijk en het gericht door het vuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'O, vriend en broeder! Deze mensen die door eigen kwade wil blind zijn, weten maar al te goed dat Ik erg machtig ben, en zij hebben geen groter bewijs van Mijn wijsheid, kracht en macht nodig, want zij haten Mij juist omdat zij bang voor Mij zijn vanwege Mijn wijsheid en macht. Dus daarvoor is het echt niet nodig deze blinden een nieuw bewijs van Mijn macht te geven; maar ter wille van de Romeinen zal Ik heel onverwacht toch iets doen, om de Romeinen daardoor iets tegen hen in handen te geven. - Maar omdat de zon al dicht bij de horizon staat, breken we op en gaan we naar binnen. Wie ons volgen wil, die zal ons dan wel in huis vinden, want buiten zal Ik vandaag niet meer spreken of iets doen. Laten we dus naar binnen gaan!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Alles wat hier gebeurt is nu wel erg wonderbaarlijk. Kijk eens naar al die tafels in de zaal! Ze zijn er, en noch ik noch mijn waard weten waar ze vandaan zijn gekomen! Ook staan er op alle tafels grote hoeveelheden brood en wijn, en noch het een noch het ander hebben de waard of ik of een van onze bedienden op een tafel gezet! Bovendien weet ik maar al te precies voor hoeveel gasten hier in het uiterste geval plaats is. Nu zijn er zeker vijfmaal zoveel gasten, en toch ziet de zaal, die werkelijk veel groter is, er nog precies eender uit! Als ik eens goed over deze zaak nadenk is dit alles toch wel iets meer dan het door u gevraagde krachtproefje van de zuivere wil van onze Heer en Meester!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] DE ROMEIN die van verbazing bijna omviel, zei: 'Ja, vriend, ik geloof datje helemaal gelijk hebt! Want ook al zou je op een voor ons verborgen wijze het kostbare vaatwerk uit Bethanië hierheen hebben kunnen laten brengen, waarbij wij met z'n dertigen toch gemerkt zouden hebben dat er iets in huis gebracht werd - tenzij je van hier naar Bethanië een onderaardse gang hebt, wat zeer te betwijfelen is -, dan zou je in die paar uur toch nooit al die tafels en stoelen hebben kunnen laten halen en de zaal hebben kunnen vergroten! En dus is het waarlijk een ongehoord wonderwerk, en degene die het tot stand bracht is een god en geen mens meer!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Omdat het echter al gauw behoorlijk donker in de zaal geworden was, moesten er lichten aangestoken worden, wat altijd enige bezwaren met zich meebracht want men had in die tijd niet zulke aanstekers als heden ten dage. Als het zogenaamde eeuwige licht, dat ieder huis had, doofde, dan moest men naar een buurman gaan en daar vuur lenen, of men moest bepaalde droge stokjes zolang tegen elkaar wrijven tot zij begonnen te branden. Ditmaal was echter ook in dit huis het vuur helemaal gedoofd, en de bedienden wreven de genoemde stokjes, die echter deze keer niet wilden branden. En zo werd het steeds donkerder, en niemand kon licht maken.
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  293 - 294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318  ...