Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 306 van 1166

...  294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319  ...
[7] 'Ja, ja", zeg IK, "er ligt wel een groot werk voor ons, en er zijn nog maar weinig arbeiders! De oogst zou groot kunnen uitvallen, de gewassen zijn rijp geworden; maar er zijn slechts weinig maaiers en arenlezers. Daarom is het hoog tijd om aan het werk te gaan, zodat de tarwe in Mijn schuren wordt gebracht voordat er stormen komen die het edele levensgraan er uit slaan en verstrooien, en de vogels dan komen om hun grote honger ermee te stillen.
Hoofdstuk 127: De liefde als meest ware lofprijzing van God. De Heer geeft gelijkenissen over de aarde en het planten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK zeg: 'Mijn vriend, zie, de vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen; maar Ik, nu als Mensenzoon, heb op deze aarde zelfs niet eens een steen die Ik volgens wereldse wetten als Mijn eigendom onder Mijn hoofd zou kunnen leggen, -laat staan een aards veld vol met tarwe, dat nu maaiers nodig zou hebben!
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Geloof me: Iets wat groter, verhevener en God meer waardig is dan Davids psalmen en Salomo's hooglied is er op aarde sinds Noach niet geschreven en gezongen. Maar daarom zijn David en Salomo Mij niet meer waard en. welgevalliger geworden! Salomo heeft zichzelf uiteindelijk geheel bulten Mijn genade geplaatst, en David werd niet door zijn psalmen een man naar Gods hart, maar alleen doordat hij Mijn wil heeft erkend en er vrijwillig naar heeft gehandeld. En pas omdat hij dat deed, kregen zijn psalmen waarde voor Mij. Je ziet nu dus, wat alleen waarde voor Mij heeft. Doe dat dus, en je zult Mij daardoor het meest eren, tot Mijn ware vreugde en tot waar heil voor je ziel!
Hoofdstuk 127: De liefde als meest ware lofprijzing van God. De Heer geeft gelijkenissen over de aarde en het planten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Toen ROCLUS dit hoorde kwam hij snel naar Mij toe en zei: 'Heer en Meester, hier staat Uw minste en hoogst nutteloze knecht al dienstvaardig voor U! Gebied, o Heer, en ik zal het meteen precies uitvoeren! Want ik heb Uw woorden van zojuist nauwkeurig vernomen, heb ze in het liefdevuur van mijn hart getoetst en vond daarin zelfs alles natuurlijk en naar wat U, o Heer hebt geleerd en zo getrouwen duidelijk hebt uiteengezet. Weten en inzien moet weliswaar het eerste zijn, -maar meteen daarop volgt het handelen ernaar; want alle kennis en inzicht heeft zonder handelen.~een enkele waarde! Daar ben ik nu zo volledig van overtuigd, dat alle wijzen van de hele aarde mij niet tot een andere overtuiging zouden kunnen brengen. Daarom hoeft U, o Heer, slechts te gebieden en ik zal meteen aan het werk gaan!"
Hoofdstuk 127: De liefde als meest ware lofprijzing van God. De Heer geeft gelijkenissen over de aarde en het planten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Er staat weliswaar op de Libanon nog menige ceder onder welks takken Samuël eens gebeden heeft. Toen waren deze bomen nog jong, volbracht en weelderig, en de in woede ontstoken stormen probeerden tevergeefs hun woede daarop te koelen. Maar de ouderdom komt met gebreken en de pezen van zijn verbleekte leven worden voos! Daarom hebben de oude ceders van de Libanon nu nog wel hier en daar kracht in een enkele tak, en ze trotseren nog menige storm met het deel dat nog gezond is; maar meer dan tweederde van de takken is al afgevallen en die er nog over zijn -nauwelijks een derde -zijn nog maar voor de helft gezond en bieden nog slechts aan de apen een armzalig onderkomen en een zwakke bescherming tegen de stormen waar de Libanon voor bekend staat. Nu heb je overrijp zaad om te oogsten en als een verstandige houtvester de Libanon met jonge ceders nieuw te beplanten; maar hoe moetje te werk gaan om tijdig klaar te zijn vóór de tijd van de grote stormen? -Begrijp je Me wel, Mijn vriend?"
Hoofdstuk 127: De liefde als meest ware lofprijzing van God. De Heer geeft gelijkenissen over de aarde en het planten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] De 'akker' die Ik bedoel, is deze wereld, en de rijpe 'tarwe' hierop, zijn de mensen, en met de 'maaiers', bedoel Ik degenen die Ik Mijn leerlingen noem. Deze moeten de wereld intrekken en de mensen bekeren en allen op de juiste weg brengen die op zij en dwaalwegen wandelen en met drievoudig bedekte ogen een veilig onderkomen zoeken maar er geen kunnen vinden.
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] En zie, daar zijn er nu nog maar weinig van; behalve jullie zijn er verder geen, behalve de Moren die hier waren en hier voor hun stam het nodige licht gehaald hebben en daarmee in hun land ook goed zullen werken! Daarom moeten jullie van nu af aan, omdat je met weinigen bent,je handen met !n de schoot leggen, maar zonder ophouden werken, opdat het aantal maaiers op de grote levensakker van Mijn gewassen steeds groter wordt! Dat is het wat Ik je wilde zeggen toen Ik daarstraks over Mijn akker sprak, over de rijpe vrucht, en het daarvoor te kleine aantal maaiers.
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Maar wat gaat ons de Libanon aan, waarop nu al bijna geen ceders meer staan? De eigenaren ervan moeten maar zien hoe ze hem opnieuw beplanten, en de vele apen kunnen nog lang rondspringen op de dikke, nog zeer sterke takken en twijgen van de oude bescherming en zaad biedende ceders van Samuel, David en Salomo! Ik denk dat het veel beter zou zijn om ons zoveel mogelijk te bekommeren om de ware cultuur van de mensen, en de Libanon met rust te laten. Uw akker, die U waarschijnlijk ergens bij Nazareth bezit, of misschien alleen maar gepacht heeft, neem ik meteen voor mijn rekening, en morgenavond staat er geen halm meer op het open veld bloot aan de storm die op komst is! Heer, U hoeft het daarom maar te zeggen en over enkele uren zet ik meteen zonder moeite zesduizend handen aan het werk"
Hoofdstuk 127: De liefde als meest ware lofprijzing van God. De Heer geeft gelijkenissen over de aarde en het planten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Na verloop van tijd kan het met de leer die Ik nu geef ook wel zo gaan dat men deze als een heilig relikwie als een afgod aanbidt, en dat men, lichtzinnig en gewetenloos, zich verder helemaal niet bekommert om.de innerlijke betekenis en geest van juist deze leer van Mij, maar dat men zich zal richten naar de voorschriften van mensen en zal zeggen: 'Wat hebben we verder nog nodig?'
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS zegt: 'Ja Heer, nu begrijp ik het precies; maar dit begrip maakt me nu heel weemoedig! Maar wat momenteel het te geringe aantal van die bepaalde maaiers betreft, hebt U, o Heer, vast nog een groot aantal Raphaël's achter de hand. Deze zouden de mensen toch in de gedaante van Raphaël kunnen benaderen en hen meteen bekeren, zoals Raphaël mij ook radicaal van mijn atheïsme heeft bekeerd; en dan zou alles binnen enkele uren op de hele aarde geregeld zijn! Ik ben immers ook een mens en deze manier van onderricht heeft me niet in het minst geschaad; dat zal dus ook alle andere mensen even weinig of misschien nog minder schaden."
Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] IK zeg: 'Dat is ook zo, Mijn vriend, dat zal gedeeltelijk van nu af aan ook vaak gebeuren, maar alleen bij mensen die wat betreft kennis en ervaring met jou vergelijkbaar zijn, ook wat jouw nuchtere gerechtigheidszin betreft. Alleen zijn er juist niet zoveel van zulke mensen op aarde. Degenen, die het zuiverst en best zijn van de hele aarde bevinden zich nu allen hier; want Ik heb gewild, dat ze allemaal van verre en van dichtbij hier bij Mij samenkomen.
Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Ik heb allang van te voren al hun omstandigheden Zelf zo gepland en voorzien, dat ze daardoor precies in deze tijd hier moesten aankomen, om door Mijzelf en door Mijn engelen onderwezen te worden. Ze hebben ook allemaal net als jij het onderricht linea recta uit de hemelen ontvangen; maar dit zijn ze dan ook allemaal!
Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Zolang de mens zo'n behoefte niet in zichzelf voelt, maar geheel als een dier, onbekommerd wat betreft zijn levenssfeer in wat voor toestand deze. ook overgaat, maar voortleeft, en eet als een poliep op de zeebodem, dan is er in hem nog geen rijpheid voor een hogere openbaring aanwezig; maar mensen, die naar van alles op zoek zijn, zoals er nu zelfs onder de heidenen buitengewoon veel zijn op bijna een derde van de bewoonde aar:de,. die ook vol begeerte naar het bezitten van zaligheid verlangen ook al is die slechts gedroomd, en die vaak begraven zijn in allerlei hartstocht, die zijn een rijp 'gewas', rijp voor het zien van hogere dingen, voor de waarheid, dus voor Mijn rijk; en daarom zijn er veel maaiers nodig, leraren uit Mijn school, toegerust met alle liefde, geduld, zachtmoedigheid, wijsheid en kracht.
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] En dat is goed zo, want alleen mensen waarvan het verstand al hoogst wakker en helder is, kunnen zo'n diepere levensopenbaring vatten en begrijpen en dan toch hun vrijheid behouden wat hun inzicht en hun wil betreft, en alleen zulke mensen kan Ik dan ook als ware maaiers op de grote akker van Mijn mensengewassen gebruiken. En tel ze nu zelf maar, je zult er werkelijk niet te veel vinden voor de grote aarde!
Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Als Ik dan zeg, dat de oogst rijp en groot is, maar dat er slechts heel weinig maaiers zijn, dan zul je daarvan de reden nu hopelijk ook gemakkelijk inzien. Voor jullie die bekwaam zijn, heb Ik ook niets achtergehouden, en Ik heb jullie de hele oneindigheid uiteengezet en onthuld, en ook de hoofdlijnen van de eeuwigheid, zo ver en diepgaand als dit enigszins mogelijk was voor jullie niet bepaald zeer scherp ontwikkeld verstand; en Ik heb jullie ook overduidelijk aangegeven wat Mijn geest in jullie je dan pas allemaal zal onthullen.
Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319  ...