Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 306 van 728

...  294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319  ...
[5] Er was eens in een stad een rechtvaardige rechter, die geen vrees had voor God en ook voor geen mens bang was. In diezelfde stad was evenwel een weduwe; zij ging naar de rechter en zei: 'Verlos mij van mijn tegenpartij!' De rechter deed echter alsof hij de woorden van de weduwe niet hoorde en wilde lange tijd niet op de wens van de weduwe ingaan. Maar omdat de weduwe niet ophield met haar smeekbeden, dacht hij bij zichzelf: ' Al heb ik ook geen vrees voor God en ben ik voor geen enkel mens bang, ik wil haar toch redden, want ze bezorgt mij nu al zoveel last, en anders zal ze mij tenslotte nog helemaal doof maken met haar geschreeuw om hulp!"
Hoofdstuk 161: De gelijkenis van de rechter en de weduwe (Luc. 18: 1-8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Of men zou al het water in steen moeten veranderen! Maar waar zullen in dat geval alle levende schepselen, zoals planten en dieren, hun belangrijkste en allernoodzakelijkste voeding dan vandaan halen? Opdat de zee echter blijft zoals ze is, evenals alle andere wateren, moeten ook de winden en de stormen blijven, waardoor de zee constant in onrust en de daaruit voortvloeiende werkzaamheid in stand gehouden wordt, opdat ze haar levenszout niet naar de bodem laat zakken en vuil wordt en gaat stinken als de pest.
Hoofdstuk 162: De ordening in Gods huishouding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Wat echter voor de zee de winden en stormen zijn, dat zijn voor de mens de toegelaten geestelijke beproevingen en strijd, die ieder mens op deze aarde in meerdere of mindere mate moet doorstaan om daardoor het ware leven te bevechten.
Hoofdstuk 162: De ordening in Gods huishouding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Toen zeiden de volkomen genezenen: 'Wij weten niet wie ons zo plotseling en zo wonderbaarlijk genezen heeft; want er was niemand bij ons, ook onze arts niet sinds vanmorgen, Maar een paar ogenblikken geleden voelden we een kracht als vuur door ons heen stromen en wij waren zo gezond als nooit tevoren; we durfden onze bedden echter niet te verlaten, want wij konden niet geloven dat wij werkelijk gezond geworden waren.
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] De priesters en de schriftgeleerden bedreigden het volk echter en zeiden, dat het niet gepast was, dat leken de euvele moed hadden om priesters van God de les te lezen.
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Toen kwamen er echter enkele leerlingen naar Mij toe die zeiden: 'Heer! U hebt nu alweer een nieuwe voorwaarde gesteld om het rijk Gods deelachtig te worden! Hoe kunnen wij, voor het merendeel vergrijsde mannen, nu weer kinderen worden om in het rijk Gods te komen? En toch hebt U zojuist duidelijk gezegd dat een mens die het rijk Gods niet als een kind in bezit neemt, er niet zal binnenkomen! Wanneer dat zo is, wat baat ons dan al onze inspanning, ontzegging en zelfverloochening?'
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[23] Ik zei: 'Maar Ik zal niets aannemen; want welk mens heeft iets, wat hij niet van God ontvangen heeft? Hoe kan men God echter betalen met hetgeen toch al van God is?
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[24] Als je echter toch iets wilt doen, doe het dan aan de armen, dan zal God het aannemen alsof je het voor Hem gedaan hebt! Want geloof Mij, wat Ik hier gedaan heb, dat heb niet Ik gedaan, maar de geest van Degene die jullie je God en Vader noemen, maar die jullie nog nooit gekend hebben; maar Ik ken Hem en zie altijd Zijn aangezicht. Vraag dus niet meer watje Mij schuldig bent! Maar breng wat brood en wijn!'
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Het aantal meegebrachte kinderen was echter aanzienlijk en toen de leerlingen hoorden dat Ik ieder kind apart wilde aanraken, overeenkomstig de wens van de ouders, zeiden zij: 'Nou, nou, de dag zal nauwelijks nog twee uur duren. Als de Heer ieder kind apart moet aanraken en zegenen, zal de dag wel voorbij zijn; en we moeten nog naar een andere plaats reizen! Want er is geen sprake van dat we hier blijven, omdat Hij onderweg al gezegd heeft dat Hij niet in het eerste dorp zou overnachten. En wat Hij eenmaal uitspreekt, daar wijkt Hij ook nooit een haarbreed van af Laten wij de toestromende kinderen terugsturen met de goede opmerking, dat het niet nodig is dat ieder kind apart aangeraakt wordt; het is voldoende dat Hij slechts één woord over hen uitspreekt, dan zullen ze allemaal genezen en geheel en al gezegend en gesterkt zijn!'
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam ook Simon Juda echter naar Mij toe en hij zei: 'Heer, wij hebben alles verlaten en zijn U bij de eerste oproep die U tot ons richtte zonder enige terughoudendheid gevolgd, en hebben daarvoor nog nooit enige aardse schadeloosstelling van U verlangd; maar nu er hier veel over het hemelrijk en over het eeuwige leven gesproken wordt, wil ons dan ook een verzekering geven van wat wij in het andere leven te verwachten zullen hebben!'
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] De tollenaar en ook de andere aanwezigen begonnen Mij echter te vragen of Ik niet tenminste deze nacht hier zou willen blijven, aangezien de dag al bijna ten einde liep.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Maar Ik zei: 'Wat jullie hier door Mijn aanwezigheid goed gesmaakt heeft, zal de mensen in jullie naburige dorp ook smaken. In de geest zal Ik echter ook bij jullie blijven, wanneer jullie in levend geloof en in de juiste liefde aan Mij zullen denken.'
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Nu zou iemand echter -nota bene - kunnen vragen hoe het nu kon dat de bewoners van dit dorp, die tenslotte toch ook bedevaarten maakten naar Jeruzalem, nog vrijwel niets over Mij gehoord hadden, terwijl Mijn roep al in bijna het hele joodse land geklonken had en Jeruzalem vol was van Mijn leer en Mijn daden.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Dat is wat deze plaatsen betreft heel gemakkelijk te verklaren. Want alle bewoners van deze plaatsjes kwamen maar zelden naar Jeruzalem, omdat de meesten erg arm waren; de weinige rijken bleven echter ook liever thuis dan een reis naar het dure Jeruzalem te ondernemen. Want ten eerste schrokken ze terug voor de onnodige uitgaven, en ten tweede vreesden ze dat ze tijdens hun afwezigheid door de vele armen bedrogen, bestolen of zelfs beroofd zouden worden.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Petrus dacht echter dat Ik zoiets misschien niet zo goed zou opnemen, en dat het dus raadzamer was om deze kwestie, die op zichzelf heel onduidelijk en droevig was, voorlopig te laten zoals Ik die uitgesproken had.
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  294 - 295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319  ...