Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 307 van 1088

...  295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320  ...
[12] Wat vind je van de zondvloed van Noach? Was die algemeen of slechts van plaatselijke aard? Heeft Noach wel van iedere diersoort er een paar in zijn ark meegenomen? Hoe voerde hij met zijn familie dat grote aantal dieren? Waar haalde hij voor de verscheurende dieren het vlees en voor de viseters de vis vandaan? Waar leefden de roofdieren naderhand van toen Noach weer uit de ark ging? Want toen was de aarde nog woest en eenzaam en nergens was een schaaps - of varkenskudde die als voedsel voor de leeuw, de tijger, de hyena, de wolf enz. had kunnen dienen. Het water moet in het algemeen nog veel hoger dan zelfs de hoogste bergen op aarde gestaan hebben. Waar stroomde het tenslotte naar toe, als de hele aarde overal even hoog onder water stond?
Hoofdstuk 213: De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Het boek spreekt van een zeer algemene vloed, die volgens de ons toch steeds beter bekende natuurwetten volkomen onmogelijk is. Als je het de oude Indiërs vraagt, die nog oudere boeken bezitten dan wij, dan kennen die helemaal geen zondvloed van Noach. Maar wel zeggen zij dat vele duizenden jaren geleden een grote staartster heel dicht bij de aarde gekomen is. En die ster bestond puur uit water, en de aarde trok dat water naar zich toe. Daardoor werd een groot deel van het vlakke Indië onder water gezet, dat pas heel geleidelijk in de grote Indische oceaan verdween. In die tijd verdronk alles wat in de dalen woonde: mensen en dieren. Degenen die op de bergen woonden, schreven dat op, om door te geven aan kinderen en kindskinderen. Dat is een Indische en ook een Perzische sage.
Hoofdstuk 213: De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[22] DE ROMEIN zei: 'ja, dat heb ik heel goed uitje woorden begrepen; ik heb er alleen maar niets aan, en ik zie bij jou als priester steeds maar dat onaangename, dat jij van de mensen onvoorwaardelijk geloof eist voor zaken die je zelf als baarlijke onzin afdoet. Maar ik zegje dat deze verheven Heer en Meester van onsje precies en glashelder zou kunnen vertellen hoe de vork in de steel zit bij de zondvloed van Noach; maar omdat jij niet aan een god gelooft en nog minder aan de zuiver goddelijke zending van deze godmens, blijf je gewoon in de nacht van het gericht van je ziel! Dus met de beantwoording van mijn vijfde vraag is het ook vrijwel niets! Dus gaan we over naar de zesde vraag! Misschien heb je daar meer geluk mee!'
Hoofdstuk 213: De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] DE FARIZEEËR zei: ' Alweer zo'n vraag die door geen enkel verstandig mens kan worden beantwoord! Wat vind je dan van jouw Icarius, Bacchus en Orpheus? Onze Job heeft nooit bestaan, en alles is een vrome sage, bedacht door de een of andere oude ziener, die indertijd zijn verzinsel met een zweem van een duistere moraal zo opschreef als hij het zelf begreep. Wij zien daarin een uiterst rechtschapen man waar God grote waarde aan hecht. God laat Zich dan ten eerste door satan wijsmaken dat ook deze Job zou vallen, als hij - satan - hem aan de tand mocht voelen. God geeft daarop ten tweede aan satan het recht, het geduld van job op de schandelijkste wijze te beproeven, en wel net zo lang tot de arme Job tenslotte zijn geduld verliest en behoorlijk tegen God in opstand komt. Dan zendt God hem een zegsman die de arme Job heel scherp terechtwijst; en als Job zich dan weer volledig schikt naar de harde wil van God, wordt God hem weer genadig.
Hoofdstuk 214: Over het boek job en over de tempel te Jabusimbil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] DE FARIZEEËR zei: 'ja, ja, daar heb ik veel over gehoord, en het zal wel precies zo zijn als jij mij nu hebt beschreven; maar die tempel is verschrikkelijk oud, en wie kan zeggen wie de volkeren waren die die tempel gemaakt hebben? Hun tekens zijn voor ons onleesbaar, en wie kan precies raden wat zij betekenen?! Ze lijken niet in het minst op ons schrift, en zodoende zijn zij dood voor ons. jullie schrijven van links naar rechts, en wij omgekeerd, en daarom kunnen jullie het oerschrift van Egypte ook gemakkelijker lezen dan wij, omdat men zegt dat ook de oude Egyptenaren van links naar rechts geschreven moeten hebben. Wij schrijven omgekeerd en kunnen daarom dat oude schrift echt niet meer ontcijferen. Wat kunnen die drie hallen en die vreemde grote en kleine beeldhouwwerken in de eerste twee hallen betekenen, en wat tenslotte de derde hal met die bepaalde inscripties, die wij Joden niet kunnen lezen?'
Hoofdstuk 214: Over het boek job en over de tempel te Jabusimbil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Hij zei tegen mij: 'Kijk, vriend, de reuzenfiguren aan de rechterkant stellen de zeven geesten Gods voor, waardoor de mens op deze aarde tot allerlei kennis komt en zich daarop dan vele en grootse dingen inbeeldt! De figuren aan de linkerkant zijn voorstellingen van de wilde en onbeheerste hartstochten van de mens, en daarom zie je ook aan hun voeten allerlei tekenen van dood en gericht. En kijk eens naar de tweede hal! Die is wat lager dan de eerste, en je komt er door een tamelijk nauwe deur in. Dat geeft de deemoed van de mens weer, zonder welke je onmogelijk tot het echte kennen van God komt. Daarom zie je hier ook heel bescheiden mensenfiguren in diepgebogen houding. En nu hier in de derde en laatste hal zie je alleen maar geestelijke zaken, voorgesteld door overeenkomstige tekens. En daar, helemaal bovenin zie je in een kring de tekens: ja-bu-sim-bil, -dat is: Gods woord in het hart van ieder mens die God liefheeft en zoekt. En de tekens betekenen: Ik was -ben -en zal zijn. Ik ben de Al-Ene, en buiten Mij is er geen God!'
Hoofdstuk 214: Over het boek job en over de tempel te Jabusimbil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Zeven jaar geleden ben ik in dienst van de staat naar Hispania gezonden. Saguntus heette de plaats waar ik moest wezen. Ik verbleef met mijn bedienden in een van de grootste herbergen van die plaats, waar ik zeer goed verzorgd werd. Op de derde dag 's morgens vroeg, kwam, terwijl ik helemaal wakker was, mijn reeds twintig jaar geleden overleden vader precies zoals hij er eertijds uitgezien had bij mij en riep mij zo hard bij mijn naam dat ook al mijn bedienden dat hoorden, -terwijl zij hem ook allemaal zagen.
Hoofdstuk 215: Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] En de geest zei: 'Wat jullie stervelingen nog lang niet vermoeden, zien wij onsterfelijken al heel duidelijk van te voren! Verlaat op z'n laatst binnen een uur deze herberg en ga drie uur lang ook in geen andere, maar blijf buiten, ver van de muren; want binnen die tijd zal er een aardbeving komen, waardoor dit huis en andere licht gebouwde huizen in zullen storten, en daarbij zullen een aantal mensen en dieren het leven laten! Sla echter vooraf alarm op het plein van de stad, zodat nog meer mensen zich kunnen redden! Als alle gevaar voorbij zal zijn, zal er een jongen bij jullie komen en je naar een veilige herberg brengen!'
Hoofdstuk 215: Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Daarop verdween de gestalte en wij werden allen door een onheilspellende huivering bevangen. Wij renden bepakt en bezakt naar buiten en wekten door ons lawaai de mensen in huis, die ook naar buiten renden en nog veel andere mensen wakker riepen, die ook zo snel mogelijk uit hun huizen vluchtten; want deze mensen waren zeer lichtgelovig en geloofden in ons visioen, vluchtten en redden zich daardoor het leven.
Hoofdstuk 215: Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Het onheilspellende uur kwam en tevens een heftige aardschok, waardoor meteen ongeveer twintig huizen, waaronder ook onze eerder bewoonde herberg, tot op de fundamenten in elkaar geschud werden. Daarop volgden een paar trillingen, waardoor echter geen verdere schade aangericht werd. Na drie uur treurig wachten kwam toen ook de jongen naar ons toe en bracht ons in een wat verderop gelegen, maar volledig onbeschadigde herberg die ons opnam en waarin wij een veilig onderkomen vonden. Voor de volledige waarheid van deze gebeurtenis staan al mijn huidige metgezellen in, want zij waren toen ook bij mij.
Hoofdstuk 215: Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Met dit antwoord waren zij tevreden en een ander stapte naar voren, EEN SCHRIFTGELEERDE van de hoogste rang, die zei: 'Luister! Als je een vraag niet tot algemene tevredenheid beantwoordt, verlies je volgens je eigen verklaring duizend pond goud!'
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Daarop glimlachte DE ROMEIN - wat de ernstige Romeinen zelden deden en hij zei tegen de Farizeeër: 'Heus, je had me geen betere vraag kunnen stellen, want uit mijn betrouwbare antwoord zal heel duidelijk vastgesteld kunnen worden, dat jullie je al sinds lange tijd absoluut niets aan God en Mozes gelegen hebben laten liggen! Jullie waren, naar m'n beste weten, al sinds de tijd van Samuël meer vijanden dan vrienden van God en het volk, en daarom hebben jullie ook zonder enige angst voor God en voor het volk twee van de belangrijkste boeken en het profetische aanhangsel, waarin jullie gewetenloze handelwijze en jullie einde haarfijn beschreven staat, vanaf Samuëls tijd tot op dit uur aan het volk onthouden. Maar in de tijd dat jullie door ons Romeinen veroverd werden, moesten al jullie boeken van alpha tot omega bij ons Romeinen ingeleverd worden om ons een duidelijk inzicht te geven en om overgeschreven te worden, en zo kwamen wij Romeinen ook achter al jullie geheimen en dus weten wij heel goed dat Mozes zeven boeken en nog een profetisch aanhangsel geschreven heeft.
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Ja, reeds ten tijde van de profeten hebben jullie van dit alles nooit iets tegen het volk gezegd, en daarom heeft ook de profeet Jesaja, door de profetie van Mozes op te nemen, in het tiende hoofdstuk datgene opnieuw vermeld waarover ik jullie in mijn eerste vraag uitleg vroeg. En zo hebben alle -vooral de vier grote profeten, datgene aan het volk terug moeten geven wat Mozes in zijn aanhangsel schreef, wat jullie het volk echter om de jullie maar al te bekende redenen altijd onthouden hebben, en jullie waren in de laatste tijd te lui om daarin te studeren en moet je nu laten welgevallen dat de Essenen jullie zelfs het aardse voordeel dat je daarvan had, hebben afgenomen; want die zijn tenminste op de hoogte van wat aan het firmament te zien is, zij berekenen de verschijnselen en gebruiken die voor hun aardse voordeel. Kijk, ook dat is een rechtvaardige straf van boven! En ik ben er nu helemaal van overtuigd dat ik je eerste vraag geheel naar waarheid en streng wetenschappelijk heb beantwoord.'
Hoofdstuk 216: De zeven boeken van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Nu begon het volk te juichen vanwege de domheid van de schriftgeleerde en het prees de Romein vanwege zijn nuchtere, heldere verstand. Maar de Romein vroeg om stilte, omdat hij nog niet klaar was. Wanneer hij klaar zou zijn, kon het naar hartelust jubelen. Toen werd het volk weer rustig, en de Romein vroeg om de derde vraag.
Hoofdstuk 217: Over het Hooglied van Salomo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] DE ROMEIN zei: 'O ja! Dit lied is vanwege zijn sterk poëtische karakter en mystiek reeds lang erg geliefd bij mij. Ik begreep tot op heden de diepe zin ervan niet volledig, maar omdat ik nu Hem gevonden heb op Wie het uitsluitend van toepassing is, verzeker ik jullie dat er geen vers in voorkomt dat mij niet zo duidelijk is als de zon midden op een onbewolkte dag. Als jullie het prettig vinden, wil ik jullie waar al het volk bij is, er hier meteen een voorbeeld van geven dat ik het lied nu goed begrijp.'
Hoofdstuk 217: Over het Hooglied van Salomo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320  ...