Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 307 van 1112

...  295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320  ...
[20] Daarop gaf Ik Jored opdracht goed voor de vierentwintig dieven te zorgen, maar zich door de acht vlotbazen heel goed te laten betalen voor wat ze nodig zouden hebben. Daarna gingen wij het huis weer binnen waar heerlijk toebereide vissen op ons wachtten.
Hoofdstuk 118: De schuld van de vlotbazen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] EEN PRIESTERES vertelde dat zij een maanzieke man gekend had die meestal 's nachts bij volle maan met gesloten ogen zijn kamer verliet, zijn handen naar de maan uitstrekte en dan met onfeilbare zekerheid even gemakkelijk tegen de steilste rotswanden naar boven ging alsof hij zich over een vlakke bodem voortbewoog. Alleen één ding moest de verbaasde toeschouwer daarbij in het oog houden, namelijk dat hij stil en rustig moest blijven, omdat een menselijk geluid de maanwandelaar het leven kon kosten.
Hoofdstuk 119: De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Deze zielen worden gewoonlijk, afhankelijk van de manier waarop zij hun leven willen beteren, zodra er zich een goede en deugdelijke gelegenheid voordoet tot een nieuwe lichamelijke levensproef toegelaten. Maar er zijn er die dan niet meer kunnen wachten tot zij weer in een moederlichaam geplaatst worden, en zeggen: ' Ach wat, vlees is vlees! We zullen nu het eerste het beste menselijke lichaam in bezit nemen en het kastijden zoveel maar mogelijk is! En als het lichaam eenmaal door al dat kastijden te gronde gaat, dan kunnen wij het als volledig gelouterde zielen verlaten en in de zaligheid binnengaan!'
Hoofdstuk 121: Kenmerken van de op aarde geïncarneerde maanzielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Want luister: Alle stoffelijke zaken die de hele oneindige ruimte in deze tijd bevat, zijn geestelijke dingen die gevangen en gericht zijn! Het zijn geesten die zich in het gericht van de kracht en macht van de goddelijke wil bevinden tot een vastgestelde tijd, waarop de goddelijke alwetendheid constateert dat zij die graad van zelfstandige sterkte bereikt hebben die nodig is voor de verdere geestelijke, zelfstandige ontwikkeling van het leven. Dat begrijpen jullie nu weliswaar niet, en jullie kunnen het ook niet begrijpen; maar eens zullen jullie het toch begrijpen.
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Als iemand echter zijn naaste een weldaad bewijst, laat hij dat dan in stilte doen, en het niet rondbazuinen en zich ervoor op de borst slaan! Want wie dat doet, heeft zijn geestelijke loon van Mij al genomen omdat hij voor zijn edele daad wereldse roem kreeg; die versterkt de ziel echter nooit, maar bederft haar omdat hij haar alleen maar ijdel en zelfingenomen maakt.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] De mensen van de maan hebben daar in hun natuurlijke toestand ook geen behoefte aan, omdat zij in hun droomleven, waar zij het meest van houden, toch al alles kunnen zien en te weten kunnen komen wat goed is voor het heil van hun ziel. Zij verlangen er dan ook het allermeest naar om snel bewoners van deze aarde te worden, wat dan ook eigenlijk hun bestemming is. En als zij op hun wereld hun lichaam hebben afgelegd, gaan hun zielen, als zij zich tijdens hun lichamelijke leven daarvoor waardig gemaakt hebben, meteen naar deze aarde en worden bij een passende gelegenheid in een moederlichaam verwekt. Als kinderen van deze aarde worden zij weer geboren, groeien vervolgens op en ontvangen de opvoeding van de aardse mensen, waardoor zij in ieder geval de mogelijkheid krijgen op de weg van de kinderen van God geplaatst te worden, hetzij reeds hier of aan gene zijde.
Hoofdstuk 120: De Heer geeft uitleg over de maanwereld en over maanzucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Dergelijke zielen vergissen zich weliswaar geweldig, omdat hun zo'n soort schijnbezit van een lichaam niet alleen niets helpt, maar alleen schaadt, omdat zij dan weer heel lang moeten wachten voor zij toegelaten kunnen worden tot een echte herhaalde verwekking in een moederlichaam. Maar zulke schijnbare in bezit names van het lichaam van andere mensen worden toch toegelaten, omdat iedere ziel die ooit een volledig vrij leven moet krijgen, tenslotte alleen maar door haar persoonlijke, vrije wil verbeterd en versterkt kan worden, en die vrije wil onmogelijk anders dan door allerlei bittere ervaringen tot die bescheiden nuchterheid is te brengen waardoor zij zich tenslotte naar de lichtvolle wil van een betere geest voegt en pas waarachtig uit zichzelf verbeterd kan worden.
Hoofdstuk 121: Kenmerken van de op aarde geïncarneerde maanzielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Kijk, in alle godsdiensten stelt men de loffelijke eis dat een goddelijk wezen door ons, mensen, aanbeden moet worden! Wel, voor onze valse goden hebben we een heellegioen goedgekeurde en ook niet goedgekeurde gebeden gehad. De goedgekeurde, en dus ook werkzame, gebeden waren door priesters -natuurlijk van de hoogste rang -gemaakt en mochten ook alleen maar door de priesters tijdens een bepaalde ceremonie en alleen maar op een bepaalde tijd van de dag gebeden worden, en behoorden tot de mysterieuze, zogenaamde godendienst. Zo'n gebed mocht de leek en oningewijde nooit zelf bidden want daar stonden zeer strenge straffen op, maar hij moest naar een priester gaan, en hem een bepaald en voor ieder geval apart vastgesteld offer brengen, opdat de priester dan voor hem zo'n goedgekeurd gebed tijdens de daarvoor vastgestelde ceremonie heel monotoon en volledig gedachteloos in de tempel op zou dreunen. De niet goedgekeurde, en daarom ook geen uitwerking hebbende gebeden mocht ook de leek bidden, enkel en alleen om zich te oefenen in de beschouwing van de goden, en om daardoor de uitwerkingen van de goedgekeurde, heilige gebeden van de priesters te leren kennen.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] In de geest ben Ik van eeuwigheid altijd volkomen dezelfde, Ik heb Mij nooit veranderd en zal Mij ook eeuwig nooit veranderen in Mijn wezen, werken en willen. Ik ben nu drie dagen lang bij jullie en heb jullie geleerd wat jullie moeten weten, geloven en doen -ieder voor zich -om het eeuwige leven van de ziel te verkrijgen. Heb Ik jullie toen iets gezegd over bepaalde gebeden of over een bepaalde doelmatige, mysterieuze, als enige Mij welgevallige godsdienst, of over een bepaalde feestdag, zoals eventueel over een sabbat van de joden die zij de dag van de Heer Jehova noemen, en waarop de priesters de mensen alle arbeid verbieden terwijl zij zelf als priesters juist op de dag van de Heer het grootste en schandelijkste bedrog plegen, en daarbij nog de gewetenloos slechte mening er op na houden God daarmee een goede dienst te bewijzen? Nee, van dit alles hebben jullie uit Mijn mond niets gehoord en Ik zeg jullie geheel naar waarheid:
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] De mens moet zich voor Mij alleen maar in zijn hart tooien, en zijn eigen taal spreken, en de taal van zijn hart gebruiken, die Ik heel goed versta, dan zal Ik zijn vraag verhoren!
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Dat toch niet, -maar op de wereld verborg zijn ziel heel verstandig haar eigenlijke ik en toonde zich naar buiten heel anders dan zij innerlijk was; maar nu in haar naaktheid gaat dat natuurlijk niet meer. Want aan gene zijde kan geen enkele ziel zich uiterlijk anders voordoen dan zij innerlijk is; en daarom kon jullie mentor zich aan jullie nu ook niet anders voordoen dan hij is, en hoe hij innerlijk ook eigenlijk altijd ten opzichte van jullie gezind was. Zijn bescheidenheid en zijn zachtmoedigheid waren slechts gespeeld, innerlijk zag het er heel anders uit!
Hoofdstuk 125: De geest van de mentor van de priestervrouwen verschijnt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] DE SCHIPPERS zeiden echter: 'Heer, dit is een onveilige plaats, waar je gemakkelijk door gemene rovers aangehouden wordt die ieder vlot dat zij inhalen veel te veel schatting laten betalen! Als wij ons vaartuig echter sneller later gaan, halen zij ons voor de volgende stroomversnelling niet in, en dan zijn we al veilig omdat zij zich niet voorbij dit rustige deel wagen.'
Hoofdstuk 127: De Heer overwint de rivierrovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Op dit moment kwam ook het grootste vaartuig met de twintig leerlingen ons achterop, en die voeren dicht naar ons toe omdat hun schippers tegen hen zeiden dat wij beslist door de beruchte rovers waren aangehouden. Maar toen zij bij ons kwamen, verbaasden zij zich over onze schatten en wilden vragen hoe we daaraan gekomen waren.
Hoofdstuk 127: De Heer overwint de rivierrovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Zo kunnen zich ook geheel in stilte twee, drie of ook meer mensen verenigen en voor zichzelf en de hele gemeente bidden - maar niet zo, dat de gemeente dat meteen ook weet -, en Ik zal zulke vragen zeker verhoren. Maar als er twee, drie of ook meer mensen aan de gemeente bekend zouden maken dat zij dat op een bepaalde dag of op een bepaalde tijd van de dag zullen gaan doen, opdat de gemeente dan tegen hen op zou zien en hen zou prijzen, ja uiteindelijk zelfs voor dit vrome bidden zou betalen, - heus, dan zal zo'n gebed nooit verhoord worden, en zodoende ook de gemeente en degenen die gebeden hebben niet helpen! Want dat alles en soortgelijke dingen hebben ook de heidenen gedaan, -en het gebeurt nog -, die bij dreigend gevaar in grote scharen van de ene afgodentempel naar de andere trokken, daarbij allerlei dom houtsnijwerk, vanen, vaten en nog een aantal andere zaken meedroegen en veel misbaar maakten, op horens bliezen, geweldig op cimbalen sloegen en met de schilden kletterden. Zij organiseerden ook verre pelgrimstochten naar buitengewone, bijzondere genadebeelden van afgoden, en als zij daar aankwamen deden zij op allerlei oerdomme manieren boete en schonken de afgoden grote en vaak zeer aanzienlijke offers. Dat was voor de afgodenpriesters natuurlijk erg voordelig, maar voor de domme pelgrims nooit. Dus dergelijke algemene gebeden en vragen worden door Mij nooit verhoord!
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Toen zeiden de gemoedelijke, gedienstige MENSEN UIT MALAYES: 'O grote Heer en Meester, we hebben wel twee vaartuigen waarop U met Uw begeleiders heel geriefelijk binnen een paar uur van hier naar Samosata kunt komen; maar alleen het terugbrengen van de vaartuigen is daarna tamelijk moeilijk. Ze moeten stroomopwaarts getrokken worden, en wel met ossen en muildieren, en dat kan alleen gebeuren als er van Serrhe bij gunstige waterstand goederenschepen naar Melitene stroomopwaarts varen. Die nemen dan zulke kleinere vaartuigen op sleeptouwen brengen ze naar de plaats terug die de eigenaar van het schip aangeeft. Maar dat geeft niet; we zullen een paar betrouwbare schippers meegeven, en die zullen er in Samosata dan wel voor zorgen dat de vaartuigen zo vlug mogelijk teruggebracht worden. Als het U, o Heer en Meester, nu schikt, kunt U Zich meteen inschepen en wegvaren!'
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320  ...