Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 307 van 728

...  295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320  ...
[8] Wij trokken vervolgens verder en kwamen op de plaats waar twee hoofdwegen elkaar kruisten. Weliswaar leidde onze oude weg, waarlangs wij van Jeruzalem kwamen, ook naar Jeruzalem, maar die liep voortdurend in grote bochten over bergen en dalen; de nieuwe weg echter, die de oude hier kruiste, leidde, langs Bethlehem, ook naar Jeruzalem, maar was vlakker en beter aangelegd en werd vaker door vreemdelingen en ook door de inwoners bereisd. En die reden waren er langs deze weg in de buurt van de plaatsen ook steeds veel bedelaars, die de reizigers hier om een aalmoes vroegen.
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Op de genoemde plek gingen wij dus de nieuwe weg op, alsof wij weer naar Jeruzalem wilden reizen, wat echter niet het geval was; maar de plaats die wij wilden bezoeken lag aan die nieuwe weg, en niet ver van die plaats troffen wij een bedelaar aan, die blind was. Deze en nog vele andere bedelaars trokken op feestdagen met hun ziende begeleiders ook naar Jeruzalem, om daar een groter bedrag aan geld bij elkaar te bedelen. Deze bedelaar was dan ook op het laatste feest in Jeruzalem geweest en had daar gehoord dat Ik daar grote tekenen gedaan had en blinden ziende had gemaakt, en hij kende ook Mijn naam.
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Langs de nieuwe weg kwam er echter ook meer volk achter ons aan; het had gezien wat Ik voor de blinde had gedaan, verwonderde zich daar buitengewoon over en prees God en volgde Mij de stad in. Deze stad heette Jericho, wat de leerlingen pas vernamen toen wij in de oude stad aankwamen, die er heel kaal en schraal uitzag en meer ruïnes dan goede, bewoonbare huizen telde.
Hoofdstuk 169: De Heer in de herberg ter Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ik zei: 'Helemaal; jouw dienaren hebben immers langer werk gehad, omdat ze dit brood en ook deze wijn uit een ander huis en een andere kelder moesten halen; want de goede dingen bewaar jij in één van je andere tien huizen in deze stad. In dit huis heb je echter alleen wat je de vreemdelingen gewoonlijk voorzet, en aangezien je een rijk man bent is dat niet zo prijzenswaardig van je. Jij bent weliswaar een Griek, samen met je hele gezin, en houdt geen rekening met de wetten van de Joden, hoewel deze je met onbekend zijn; maar ook een heiden strekt het tot eer en het dient hem ten goede, wanneer hij eerlijk handelt en volgens jullie wetten ieder het zijne geeft en aanbiedt.'
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar de man zei: 'Ik heb deze wonderbaarlijke man nog niet eerder gezien, net zo min als jij! Maar van de genezen blinde, die in Jeruzalem al over hem gehoord had, heb ik vernomen dat hij hem met de naam 'Jezus' en zoon van David heeft aangeroepen, en ik heb daaruit opgemaakt dat hij dan ook daar vandaan komt. Naar zijn kleding te oordelen schijnt hij echter een Galileeër te zijn, evenals sommigen, die met hem meegekomen zijn.
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ik zei: 'Goed, zo mag Ik het horen! Kijk, jij hebt grote schatten en rijkdommen, die jij niet hebt verworven op een manier die in Mijn ogen de enig juiste is! De wetten van de wereldse rechters kunnen je weliswaar niet veroordelen, omdat jij je heel goed kunt rechtvaardigen volgens de letterlijke strekking ervan, die door jullie rechtsgeleerden echter ook heel verschillend geïnterpreteerd kan worden; maar voor Mijn rechterstoel zou jij met al je rechtvaardigingen niet staande blijven!
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Alleen, hoe het ook zij, hij is nu eenmaal een buitengewoon mens, zoals de aarde er sinds Mozes en Elia nog geen gedragen heeft! De naam zoon van David, die de bedelaar hem gaf, heeft mij echter heimelijk op de gedachte gebracht. dat. hij volgens de voorspellingen van de profeten ofwel de profeet Elia is, die voor de beloofde Messias der joden zal komen - of per slot van rekening de Messias zelf. Ik zou hem eerder voor het tweede dan voor het eerste houden! Want alle profeten hebben steeds alleen uit naam van Jehova gesproken en gehandeld; maar deze spreekt en handelt helemaal uit eigen macht, en zoals gezegd bevestigt de benaming 'zoon van David' deze geheime opvatting van mij nog meer, want zo noemen de oude profeten meerdere malen de Messias die moet komen. Maar dat is nu ook wel alles wat ik je over hem kan zeggen!'
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Mijn wetten echter luiden: heb de ene, ware en levende God boven alles lief en je naasten en je medemensen als jezelf! Wat jij niet wilt dat zij jou zouden doen, doe dat hun ook niet; maar wat jij zou willen dat je medemensen jou zouden doen, doe dat hun ook!
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Maar nu kun je met jouw mensen wel gaan kijken op de plek, waar de oude en de nieuwe weg elkaar kruisen! Zodra je daar aankomt, zul je ook je zoon Kado ontmoeten. Neem echter een fakkel mee, zodat jouw zoon jou snel herkent, en jij hem ook! Maar breng hem daarna hierheen; want ook Ik moet met hem spreken!'
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] je weet, lieve vader, dat ik de afgelopen veertien jaar flink handel heb gedreven en daardoor ook grote rijkdommen heb verworven. Dat ik nu echter al meer dan twee jaar niets van mij heb kunnen laten horen, had als reden dat ik mijn handelszaken in Klein-Azië en over de hele Pontus dreef; daar had ik zoveel over de wonderman gehoord, dat ik al gauw het besluit heb genomen om al mijn handelszaken samen met de huizen en andere goederen aan een broer van deze lieve vrouw van mij te verkopen, hierheen te verhuizen en de beroemde man te leren kennen.
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Toen zei de waard tegen Mij: 'O, hoeveel dank ben ik nu nogmaals verschuldigd, voor het feit dat U mij nu in één keer van heel veel vijanden bevrijd hebt door Uw zeer wijze raad, die ik echter van nu af aan ook steeds strikt in acht zal nemen! Maar nu wil ik U iets anders voorleggen, en ook daarin zult U mij beslist de beste raad geven!
Hoofdstuk 174: De maaltijd bij de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Zo diende dan ook de besnijdenis een dubbel doel; want ten eerste werd daardoor aan iedere pasgeboren jood een naam gegeven en werd het jaar en de dag en zelfs het tijdstip van zijn geboorte ingeschreven in het grote besnijdenisboek -wat allemaal noodzakelijk was -en aan de pasgeboren jood werd daardoor de verplichting opgelegd om zich tot een volmaakt mens te ontwikkelen, God te erkennen, in Hem te geloven, Hem boven alles te achten en lief te hebben en Zijn geboden te houden. Kijk, dat was het geestelijk-morele doel van de besnijdenis! Het andere doel was echter weer van staatkundige aard en had tevens invloed op de gezondheid en reinheid van het lichaam.
Hoofdstuk 175: Doel en betekenis van de ceremoniën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] En dat is nu hier het geval in de sfeer van het geestelijke leven. Aan deze lichttijd gingen veel ceremoniën vooraf die nu echter waardeloos en zinloos zijn geworden, omdat de zon van het leven zelf is opgegaan en iedereen nu de volkomen rijpe vrucht van de boom des levens kan plukken en zich kan verzadigen en versterken ten behoeve van het eeuwige leven van de ziel. - En als hij dat kan, hoezo zouden dan al die voorafgaande ceremoniën nog enige levenswaarde voor hem hebben?
Hoofdstuk 175: Doel en betekenis van de ceremoniën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei, met een vriendelijk gezicht: 'Kijk Mij aan en luister heel goed naar wat Ik je nu zal zeggen: God, de Ene en enig Ware, is de waarheid. Wie God, de enig Ware, gevonden heeft, die heeft ook de waarheld gevonden, die hem vrij en volkomen levend zal maken. Maar als de mens God gevonden heeft en Zijn getrouw geopenbaarde wil heeft leren kennen, en hij leeft en handelt daarnaar, dan is ook die mens in zichzelf tot waarheid geworden; als de mens dat echter is, dan is hij ook al vrij en vanuit de dood van de wereld en haar materie doorgedrongen tot het leven uit God.
Hoofdstuk 176: Het wezen van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Kijk, God is een absoluut zuivere en eeuwige geest! Deze eeuwige Geest is de puurste en zuiverste liefde, en derhalve het eeuwige leven zelf De liefde is echter een vuur en in zichzelf een vlammend licht, en dat alles is de waarheid.
Hoofdstuk 176: Het wezen van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  295 - 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320  ...