Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 308 van 373

...  296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321  ...
[17] Miklosch zegt: 'Je hebt gelijk, maar toch kan ik mijn vermoeden niet van me afzetten. Werkelijk, ik voel mijn hart beven!' De graaf zegt: 'Sukkel, het mijne beeft ook, en hoe! Maar dat komt door de betekenisvolle intrede in dit echte Godshuis en door de onzekerheid over wat ons daar te wachten staat.' Miklosch zegt: 'Ja, jij zult tenslotte toch wel gelijk hebben. Ja, dat zal het zeker zijn!'
Hoofdstuk 144: Heerlijkheid en grootte van het huis. Woont hier Jezus Christus? Vurig verlangen van de zielen naar de Heer. Het juiste vermoeden van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Ik zeg: 'Wees rustig broeder en laat dat overdreven loven, want jouw hart is de beste lof en alleen daarin heb Ik het grootste welgevallen. Al het andere hoort min of meer thuis in het rijk van het Mij hinderlijke gekwezel! Richt je nu volkomen op en ga met Mij mee naar de andere broeders. '
Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] De graaf zegt: 'O Heer, eeuwige goedheid en zachtmoedigheid, dat is mij helemaal uit het hart gegrepen! Deze monnik is weliswaar op zich wel een goede ziel, als er al buiten U nog iets goed kan zijn, maar zijn ideeën over de verhouding van God tot Zijn schepselen en omgekeerd zijn onverteerbaar. Ik vraag U, Heer, neemt U hem maar een beetje onder handen, zoals men pleegt te zeggen.' Ik zeg: 'Heel goed, maar nu een beetje zachter, want ze komen ons al tegemoet!'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] De graaf zegt: 'Nee Heer, eeuwig nee, van U uit ben ik wel enorm groot, maar vanuit mezelf ben ik niets. Wel, ik sta al op, want Uw woord heeft me geheel opgericht.' Daarop komt de graaf dadelijk moedig naar Mij toe en zegt: 'Heer, Vader, God, Jezus! Ik ben nu door Uw liefde en genade helemaal genezen en de overdreven vrees voor U is ook verdwenen, maar in plaats daarvan brandt er een grenzeloze liefde tot U, in de vorm van een grote hartstocht, in ieder vezel van mijn hart. Langzamerhand zal misschien ook deze nieuwe eigenschap van het geestelijke leven wat tot rust komen, maar nu zou ik U graag met al mijn levenskracht willen omarmen en sterven in de onbeschrijflijke zaligheid van de liefde tot God! Heer, laat mij U toch even omarmen en U aan mijn van liefde brandende hart drukken.'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Miklosch, die Mij buiten al zo stilaan begon te herkennen, komt dadelijk vol eerbied en deemoed naar Mij toe en zegt: 'O Heer, nu pas kan ik voor het eerst in mijn hele bestaan waarlijk uitroepen: '0 Heer, ik ben het niet waard, dat U binnentreedt onder mijn zondig dak!' Maar Heer, spreek maar één heilig woord en alles wat in en aan mij is wordt gezond. Ja, dat is waarlijk een levend brood van de hemel, Uw werkelijke lichaam zonder valsheid of bedrog, O Heer! Wie dit brood eet, zal eeuwig leven, want het heeft de kracht van eeuwig leven in zich! En wat een overheerlijke, hemelse smaak! En deze wijn, zuiver uit Uw hart gevloeid, is eveneens Uw waarachtige bloed, waardoor alle zonden die wij ooit op aarde hebben begaan, van ons worden weggenomen. Daarom waag ik het, hem, evenals het heilig brood, te genieten. Wat een smaak en wat een geest! 0 Heer, geen sterveling van welke wereld dan ook kan dat bevatten! Broeders, eet en drink en proef zelf hoeveel hemelen er in iedere druppel wonen!'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[20] Miklosch zegt: 'Dat is het laatste waar ik mij zorgen over maak. Kijk, ik ben toch zeker behoorlijk dom en bovendien ten opzichte van de Heer erg slecht van hart, en toch kon zelfs ik vanwege al jouw blindheid onmogelijk hard tegen jou optreden, maar jou als een echte broeder slechts vriendelijk behandelen. Dan kan men dat van de Heer, die Zelf de zuiverste liefde is, toch wel in de hoogste mate verwachten. De Heer zal vast ook heel hard kunnen zijn, vooral ten opzichte van hoogmoed, gierigheid en nijd, en tegen allen die hun aardse, armere broeders voor minderwaardige mensen hebben aangezien, maar tegenover ons, die ook in de gewoonste man steeds de mens zagen, zal Hij zeker veel milder zijn en daarom gaan wij nu vol goede moed naar Hem toe.'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[25] Ik zeg: 'Maak je daarover geen zorgen, dat is alleen in het begin maar zo. Mettertijd zul je wel flinker worden.' De franciscaan zegt: 'O Heer, Uw enorme minzaamheid zou iemands hart van liefde tot U kunnen doen breken!' Ik zeg: 'Wel, eet en drink nu maar! Kijk, Miklosch doet zich al tegoed. Robert, haal nog wat meer brood en wijn. Ik merk aan Miklosch, dat het hem smaakt.'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Robert zegt: 'O Heer en Vader, Gij liefde aller liefde! Ik ben nu weer zo'n duizend aardse studiejaren wijzer en verstandiger. U alleen zij eeuwig al onze liefde en aanbidding!' Ik zeg: 'Welnu, als het je nu wat lichter om het hart is, gaan we meteen naar de tweede deur. Kijk, ze staat al een poosje open!'
Hoofdstuk 146: De avondlijke westwand. Een blik door de eerste deur. Een planetaire middenzon, moeder van talrijke planetaire zonnen. Inrichting van het geestelijke diorama. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[17] Allen zijn buitengewoon verbaasd, want ze zien nu het wondermooie land van de middengordel van de zon en kunnen zich niet genoeg verwonderen over diens pracht. Zij zien ook mensen, maar thans nog op zo'n grote afstand dat ze hun uiterlijke vorm niet goed kunnen waarnemen, want daarvoor hebben ze over het algemeen nog te weinig vastheid in hun hart.
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Daal met ons aan de hand van onze almachtige Vader af in de diepte van de schepping, en kijk met de ogen van het hart naar de onverschrokken bruggenbouw van de ene wereld naar de andere, van de ene hemel naar de andere en van het ene hart naar het andere. Dan zullen jullie, hoewel nog geheel in het sterfelijke vlees, samen met ons diep geluk en zaligheid voelen en daardoor jullie zielen tot leven brengen. O Heer, waarom mogen wij dan toch zo zalig zijn, terwijl miljoenen broeders blind en doof zijn?'
Hoofdstuk 143: Vermanende oproep aan de kinderen van de aarde. Verschillen tussen aards en hemels leven. Gelijkenis van de afgevallen boomvruchten en van de pottenbakker. De eeuwige dood. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Kijk, elk van deze deuren is in zekere zin een geestelijke, holle spiegel. Wordt de deur geopend, dan zie je datgene, wat volgens een eeuwige ordening in je eigen hart in kleinste, maar nochtans meest volmaakte vorm woont. Sta je nu voor één van deze holle spiegels, dan zie je het meest vergrote spiegelbeeld van wat zich volgens een overeenkomstige ordening uit jouw voorraad in zekere zin op de zuivere oppervlakte afspiegelt. De spiegel is hier echter niet van glas, maar bestaat uit de zuiverste hemellucht. Zij is zo gepolijst, dat ze, als het nodig is, een volkomen heldere wand vormt, waarop datgene wordt weerkaatst, wat naar de ordening van haar eigen samenstelling door haar kan worden opgenomen.
Hoofdstuk 146: De avondlijke westwand. Een blik door de eerste deur. Een planetaire middenzon, moeder van talrijke planetaire zonnen. Inrichting van het geestelijke diorama. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Jammer genoeg is het trouwens vaak zo dat de zachte vermanende stem van Mijn engelen onopgemerkt blijft voor de verstokte oren van de wereldmensen, en Ik dan genoodzaakt ben de stem van de duivels voor de dove mensen te laten klinken. Vindt echter de stem uit de hemelen ook maar enigermate gehoor, dan laat Ik de stem van de duivels graag verstommen. Want een vader blijft toch steeds de zachtmoedigste rechter en slaat er niet meteen op los, ook al houdt hij de tuchtroede dreigend omhoog. Het is beter tientallen jaren lang te dreigen en door de vingers te zien, dan een jaar lang te straffen. Want de planten op onze aarde zijn van de teerste soort en moeten met veel omzichtigheid behandeld worden. De geboorteplaats van de kinderen van Mijn hart is een andere dan van die van Mijn andere wezensdelen. Jullie moeten altijd voor ogen houden dat juist die kleine aarde de geboorteplaats is van de kinderen van Mijn hart!
Hoofdstuk 144: De eeuwige dood, zijn oorzaak en zijn wezen. Het lot van degenen die in de derde hel ten prooi vallen aan de eeuwige dood. Het dreigen met het oordeel en de lankmoedigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Hoe vaak hebt U door de mond van Uw profeten en knechten aan de kinderen van de wereld alle mogelijke oordelen als ernstige gevolgen van hun slechte handelingen laten voorzeggen. Als zich dan echter slechts enkele, betere mensen in hun hart tot U keerden, trok U Uw scherpe tuchtroede weer terug. U zegende de aarde weer en sloeg dan voor de verbetering van de kwaden een heel andere weg in dan die, welke U door Uw profeten had laten aankondigen. Jona en Jeremia geven daarover een onmiskenbare getuigenis. Bij alle goede beloften hebt U nog altijd woord gehouden. Maar bij het dreigen met straffen alleen dan, als de mensen U helemaal uit het oog hadden verloren.'
Hoofdstuk 144: De eeuwige dood, zijn oorzaak en zijn wezen. Het lot van degenen die in de derde hel ten prooi vallen aan de eeuwige dood. Het dreigen met het oordeel en de lankmoedigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] De knechten van de Heer op aarde kennen ons, zien ons en spreken met ons wanneer ze maar willen. Zij houden oog en oor van hun hart open omdat ze niet verblind zijn door de last van de rijke jongeling uit het evangelie. Maar jullie, als de Heer je roept, komen de tranen in de ogen, waarmee jullie de doodse aarde toch zo graag aanschouwen. O, de Heer wil ons duizenden van zulke werelden schenken, als we ze maar wilden aannemen. Wie zal er echter naar een geschilderd stuk goud grijpen als hij een duizendmaal grotere, stevige klomp goud voor eeuwig als eigendom heeft?
Hoofdstuk 143: Vermanende oproep aan de kinderen van de aarde. Verschillen tussen aards en hemels leven. Gelijkenis van de afgevallen boomvruchten en van de pottenbakker. De eeuwige dood. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Jawel, ontbeerlijk voor jullie aardwormen, jullie lijken allemaal op de rijke jongeling uit het evangelie. Ook hij vroeg de Heer of hij deel mocht hebben aan het Godsrijk. Toen de Heer echter tegen hem zei: 'Doe afstand van je aardse goederen, geef ze aan de arme kinderen van de wereld en volg Mij!', brak zijn hart en hij keerde terstond naar zijn bekoorlijke aardse goederen terug. Hij liet God gaan en bekommerde zich enkel om zijn aardse goederen. Daarna werd hij harder dan voorheen, hetgeen de Heer duidelijk te kennen gaf door op te merken, hoe moeilijk het is voor iemand die verknocht is aan aarde goederen, om het rijk Gods binnen te gaan.
Hoofdstuk 143: Vermanende oproep aan de kinderen van de aarde. Verschillen tussen aards en hemels leven. Gelijkenis van de afgevallen boomvruchten en van de pottenbakker. De eeuwige dood. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321  ...