Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 308 van 1112

...  296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321  ...
[10] Toen we alleen waren, zei PETRUS: 'Heer, het zou haast beter zijn om maar steeds bij de heidenen te blijven en de Joden te laten voor wat ze zijn; want het is toch hartverwarmend om te zien hoe gretig deze mensen de levenswoorden in zich opnemen. De vernietiging van hun drie afgoden namen ze heellicht op, en vrijwel niemand behalve de vijf vrouwen maakte zich daar extra druk over, en uiteindelijk waren zelfs de vrouwen ook niet zo moeilijk te overtuigen. En als men het geheel eens op de keper beschouwt dan heeft zo'n heiden, zoals Jored was en is, met zijn hele huis, toch wel honderdmaal meer gezond verstand dan een joodse oudste of schriftgeleerde. Hoe zou het ons in Jeruzalem zijn vergaan als U bij de Farizeeën de tempel ook zo uitgedund zou hebben als drie dagen geleden die in Chotinodora?! Ik zeg met steeds meer inzicht en overtuiging: Van alle volkeren zijn de joden Uw grote erbarming, geduld en begrip het minst waard. - Wat vindt U van mijn mening?'
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen sloegen DE PRIESTERS zich op de borst en riepen: 'O, brutale magiër, wij erkennen je onbegrijpelijke macht; maar pas op, of je het daarmee bij de echte hemelgoden zult redden!'
Hoofdstuk 129: De genezing van de aan koorts lijdende zoon van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] DE HOOFDMAN zei: 'Het volk heb ik in mijn macht, en ik weet wat ik bij een mogelijke opstand te doen heb. Het volk zal eerst in alle rust en kalmte uitgelegd worden wat dat allemaal te betekenen heeft. Als de mensen dat naar alle waarschijnlijkheid erg goed op zullen nemen, omdat ze nu met jullie doen en laten echt niet meer tevreden waren, dan is dat al iets goeds. Mochten enkelen zich daarbij, misschien door jullie opgestookt, ontevreden reageren, dan heb ik ook wel weer middelen genoeg bij de hand om hen tot rust en tevredenheid te brengen. Laatje er echter niet toe verleiden om iemand op te stoken, want mijn ernst kennen jullie!
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Daarom moetje dit, als je daar komt, eerst onder vier ogen aan Jored meedelen, en hem ook zeggen hoe Ik dat allemaal zo geregeld heb! Daar zullen hij en zijn zoon Jorab zich zeer over verheugen, en jouw zuster en Je .moeder nog veel meer. Kortom, als jij daar straks komt, zul je de bultengewone wonderen aanschouwen die daar tijdens Mijn aanwezigheid hebben plaats gevonden. -Maar nu genoeg daarover; want er zijn hier nog heel andere, belangrijker zaken waar we wat aan moeten doen.
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Want luister: Wat heeft de mens aan alle schatten van deze aarde, als hij die toch al gauw voor altijd en eeuwig moet loslaten? Is het dan in dat geval voor de mens niet onnoemelijk wijzer om zich schatten te verzamelen die voor eeuwig bestaan en de menselijke ziel voor eeuwig verzekeren van het zaligste en gelukkigste leven, en wel zo, dat de mens reeds in dit aardse leven tot de duidelijke, onbetwistbare overtuiging komt dat voor hem het ware, volmaakte, vrije leven pas na de dood van zijn lichaam volledig en waar begint?'
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] IK zei: 'Als Ik daartoe niet in staat zou zijn, zou er ook in eeuwigheid geen wezen meer toe in staat zijn, en zonder dat vermogen van Mij zou er ook geen leven meer in de hele, eindeloze wereldruimte denkbaar zijn; maar omdat Ik dat allemaal wel kan, bestaat en leeft alles in de eindeloze wereldruimte en veredelt het zich, door veelvuldige bestaansveranderingen, van mug tot mens en van zonnestofje tot zon. Maar nu gaan we naar buiten en om te zien wat we zullen tegenkomen!'
Hoofdstuk 131: De Romeinse hoofdman vindt zijn broers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] De hoofdman bracht ons langs de rivier op een kleine, schaars met palmen begroeide heuvel, vanwaar men een bijzonder mooi uitzicht over de verre omtrek ~had en de kronkelende rivier bijna tot de omgeving van Serrhe kon overzien. Daar gingen we in het gras zitten en genoten een tijdlang van het werkelijk prachtige uitzicht, en de hoofdman vertelde allerlei gebeurtenissen die zich hier en daar voorgedaan hadden, en iedereen luisterde aandachtig naar hem, want hij was een goed spreker en beheerste de Griekse taal, die iedereen in het gezelschap verstond omdat deze taal vrijwel in geheel Voor-Azië het meest gebruikt werd.
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Had de alwijze en almachtige god dan niet voor ander aards voedsel voor de dieren kunnen zorgen dan dat ze elkaar moeten doden en met het lijk hun honger moeten stillen? Wat voor kwaad heeft het arme konijntje de arend gedaan dat die het nu met zijn machtige klauwen moest pakken en ergens heen dragen om het daar nog levend te verscheuren en op te eten? En zo zijn er een heleboel van die roofdieren die zich alleen maar voeden met het vlees en het bloed van andere zwakkere, zachtaardiger dieren. Zouden die zich dan niet evenals ossen, ezels, geiten en schapen met gras kunnen voeden ?
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Het is volkomen waar dat op deze aarde al het leven voortdurend aan allerlei vijanden is blootgesteld en steeds strijdvaardig moet klaarstaan om zich als leven te handhaven. Maar deze strijd betreft alleen de door de almachtige wil van God gerichte materie, die altijd dan het meest te lijden heeft, als haar innerlijke, geestelijke wezen, dat wij ziel noemen, zich losmaakt van de nietswaardige materie en naar een hogere levensfase overgaat.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Kijk, alle materie van deze aarde - van de hardste steen tot de ether hoog boven de wolken - is zielestof, maar in een noodzakelijk gerichte en daarom vaste toestand. Haar bestemming is echter weer in het ongebonden, zuiver geestelijke bestaan terug te keren zodra zij, juist door middel van deze afzondering, de levenszelfstandigheid bereikt heeft. Om deze levenszelfstandigheid door een steeds grotere zelfwerkzaamheid te bereiken, moet de uit de gebonden materie vrijgemaakte ziel alle mogelijke levensfasen doorlopen en zich in iedere nieuwe levensfase ook weer opnieuw in een ander stoffelijk lichaam verpoppen, waaruit zij dan weer nieuwe levens en bezigheidssubstanties tot zich trekt en zich eigen maakt.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Is een ziel -wat haar geest aan gene zijde uit God heel duidelijk ziet eenmaal in een lichaam, hetzij van een plant of van een dier, na de noodzakelijke rijping in staat om naar een hogere levensfase over te gaan, dan zorgt de haar steeds meer ontwikkelende geest aan gene zijde ervoor dat het lichaam, dat voor de ziel verder niet meer van nut is, van haar afgenomen wordt zodat zij dan, omdat zij reeds begiftigd is met hogere verstandelijke vermogens, een ander lichaam kan vormen waarin zij zich weer binnen kortere of langere tijd kan opwerken naar grotere verstandelijke vermogens voor haar leven en haar activiteiten, en dat zo maar door tot aan de mens, waar zij dan reeds helemaal vrij, in een laatste lichaam, tot vol zelfbewustzijn zal komen, tot kennis van God, tot liefde voor Hem en daardoor tot volledige vereniging met haar geest aan gene zijde, welke vereniging wij het opnieuw geboren worden of de wedergeboorte in de geest noemen.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Het zekerste teken van de reeds bereikte levenszelfstandigheid van een mensenziel is, dat zij God erkent en Hem zelfs met al haar kracht liefheeft. Want zolang een ziel God niet erkent als een wezen dat buiten haar bestaat, is zij nog blind en stom, en nog niet bevrijd van de kracht van de goddelijke almacht; zij moet dan nog geweldig vechten om zich van die boeien te bevrijden. Maar zodra een ziel begint de ware God buiten zichzelf te herkennen en, door het gevoel van haar liefde tot Hem, Hem echt wezenlijk begint waar te nemen, dan is zij vrij van de banden van de goddelijke almacht en behoort zij ook steeds meer zichzelf toe en is zodoende zelf schepster van haar eigen bestaan en leven, en daardoor een zelfstandige vriendin van God voor alle eeuwigheden der eeuwigheden.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Wat is dan het belang van het lichaam van dit konijntje waarmee de arend zijn honger stilt, -als daardoor tevens de ziel van het diertje vrijgemaakt wordt, zodat die nu al volledig in staat is naar een hogere levensfase op te klimmen? Maar de arend zelf heeft ook een ziel, die op weg is naar dezelfde bestemming. In het vlees en het bloed van het konijntje bevinden zich echter ook grovere zielesubstanties. Die verenigen zich met de zielesubstanties van de arend, zodat de ziel van de arend wat zachtaardiger en intelligenter wordt en na het verlies van haar lichaam zelfs al een mensenziel kan worden, en wel een heel belangrijke, die veellicht, moed en kracht bezit.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] God kan vanwege Zijn almacht natuurlijk een geest met volmaakte wijsheid en macht uit Zichzelf naar buiten brengen of scheppen, en binnen een enkelogenblik zelfs talloos vele, -maar al die geesten bezitten geen zelfstandigheid; want hun willen en handelen is geen ander dan het goddelijke Zelf, dat onophoudelijk in hen moet stromen opdat zij zijn, zich bewegen en handelen volgens de leiding van de goddelijke wil. Zij zijn op zichzelf helemaal niets, maar pure kortstondige gedachten en ideeën van God.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Het was een volledig Romeinse maaltijd, en enkele leerlingen durfden zich niet goed van de schotels te bedienen.
Hoofdstuk 135: De persoonlijkheid van God. Gods wil en de wil van de mens. De kracht van de wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321  ...