15542 resultaten - Pagina 308 van 1037
... 296 - 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 ...
[23] Toen de merkwaardige man dat gezegd had, konden we niet langer meer blijven staan; want een geheime kracht greep ons aan en dreef ons zo onweerstaanbaar terug, dat we helemaal niet meer konden omzien naar de streek waarin we de buitengewone man aangetroffen, gezien en gesproken hadden, en daardoor bereikten we al de volgende dag nog tamelijk vroeg in de morgen de oude stad Memphis. Dat deze gebeurtenis ons gedurende de hele lange terugreis in hoge mate heeft bezig gehouden, laat zich gemakkelijk denken.'Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De Romeinen zeiden: 'Wie niet naar raad luistert, is ook nooit te helpen. Maar binnenkort zullen jullie aan onze woorden denken! Waar zulke mensen toe in staat zijn, daartoe zijn hele legers niet in staat; want daarvan hebben we ons overtuigd. Of jullie ons geloven of niet, maakt ons niets uit; de zekere gevolgen zullen jullie echter binnen kortere of langere tijd wel het bewijs leveren dat wij Romeinen de volle waarheid hebben gesproken, - want wij hebben veel gezien en meegemaakt.'
Hoofdstuk 90: De Romein waarschuwt de tempeldienaren voor de macht van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Ik zei: 'Dat zal morgen gebeuren; ook Ikzelf verlang naar hen. Maar als je denkt dat de ijver van de booswichten uit de tempel daar beneden om Mij te vinden nu wat zal bekoelen, vergis je je enigszins. Uiterlijk gezien zullen zij wel kalmer aan doen, maar in hun innerlijk zijn ze des te duivels er. Maar dat hindert niet; zij zullen Mij niets kunnen doen, tenzij hun oordeel voor de deur staat. -Maar laten we daar over ophouden; Ik vraag jullie nu hoe de echte mens, waarover de beide Romeinen vertelden, jullie beviel.'
Hoofdstuk 90: De Romein waarschuwt de tempeldienaren voor de macht van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Terwijl wij zo aten en dronken, zag onze Helias met haar scherpe ogen de naar huis terugkerende Farizeeën op de veelbesproken zuil toelopen en daar weer blijven staan, en zij wees ons daarop.
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Helias zei: 'O, als ik maar een beetje almachtig was, dan liet ik die booswichten nu over louter slangen en adders, schorpioenen en giftige hagedissen naar huis gaan!'
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Lazarus nam met Rafaël zijn vroegere plaats naast Mij weer in en wilde met Mij gaan spreken over de ware mensen uit Opper-Egypte die morgen naar Emmaüs zouden komen; maar de beide reeds genoemde herbergiers waren hem voor en vroegen Mij of ook zij niet een aantal dagen bij Mij mochten blijven om de genoemde echte mensen uit het achterland van Opper-Egypte te zien.'
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Rafaël zei: 'We gaan weer opgewekt terug; want iemand die zo graag en gewillig als jij de wil van de Heer doet, hoeft dat voor de Heer niet met daden te bewijzen. Want een volkomen aan de Heer toegewijde wil is voor de Heer al de daad zelf; dan volbrengt de Heer Zelf de daad, zoals je hier ziet. O, als de mensen dat maar goed inzagen en daar volgens hun hart naar handelden, wat een gemakkelijk en onbezorgd leven zouden zij dan al op aarde hebben, en welke gelukzaligheden zouden zij dan al op aarde genieten! Maar nu zijn ze blind en verdwalen in de dode materie en stikken daarin. Vaak werken zij zich voor hun brood bloedig in het zweet, terwijl zij het zonder lichamelijke inspanning van de Heer konden krijgen, en dan nog zuiverder en beter dan dat waar zij zelf voor kunne~ zorgen.
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Morgen zul je in Emmaüs de nog ware mensen uit Opper-Egypte leren kennen, en dan zul je verbaasd staan over de ongebonden macht van hun wil. Er zijn er maar zeven die al volmaakt zijn: de vrouwen en kinderen en de nog minder volmaakten zijn thuis gelaten met maar één volmaakte man, omdat de vrouwen, kinderen en de minder volmaakten het zonder hem moeilijk zouden hebben. Maar hun meester, die nog uit de school van de oeroude Egyptische innerlijke wijsheid is, zal met zijn zes voornaamste leerlingen naar Emmaüs komen, en dan zul je eens zien hoe snel hij de Heer en ook ons allen zal herkennen. - Maar nu gaan wij weer naar de Heer!'
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ja, een arme familie gaat het slecht! Ze heeft geen werk, geen onderkomen, geen brood en lijdt honger en dorst. Zij bedelt van huis tot huis, van plaats naar plaats en bedelt op een dag vaak nauwelijks genoeg bij elkaar om de ergste honger te stillen, terwijl anderen in grote overvloed leven en zwelgen en zo'n arme familie de deur wijzen als zij om hulp naar hen toekomt.
Hoofdstuk 92: Over het goed doen. Leiding van mensen door de goddelijke voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Als hij tot inkeer komt en zijn onrecht beseft, wordt hij ook weer geholpen; zal hij echter niet tot inkeer komen en zijn onrecht niet erkennen, dan zal hij alles verliezen en dan ook tot de bedelstaf geraken, of naar omstandigheden nog iets ergers te verduren krijgen.
Hoofdstuk 92: Over het goed doen. Leiding van mensen door de goddelijke voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Je hebt wel goed gesproken naar jouw eigen inzicht; maar bedenk daarbij wel dat er in de hel geen berouw bestaat ter verbetering van een hellegeest dat gebaseerd is op het feit dat hij wezenlijk berouw heeft over het kwaad dat hij op aarde gedaan heeft. Want zou een geest in de hel werkelijk tot zo'n berouw komen, dan zou er voor hem ook verbetering en verlossing mogelijk zijn; maar een kwade geest -dus een duivel - kan nooit in de goede zin berouw in zich op laten komen, maar alleen berouw dat net als hijzelf van oorsprong kwaad is, en het berouwt hem alleen maar dat hij nog niet onuitsprekelijk veel meer van het ergste kwaad in de wereld heeft aangericht.
Hoofdstuk 93: Het kwade en het gericht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Als de boosdoener erg veel moet lijden, komt hij toch langzamerhand meer tot inkeer en begint wat rijper over de oorzaak van zijn lijden na te denken, beseft zijn onmacht en tevens de onverbiddelijkheid van de gerichten; -ja, hij begint tenslotte in te zien, dat alleen hij de reden en de oorzaak van zijn kwellingen is, en wel door zijn slechte daden, die hij uit vrije wil en met boosaardig genoegen tegen de wetten van de algemene orde begaan heeft. Omdat hij nu echter ziet dat juist zijn slechte daden thans zijn kwelgeesten zijn, begint hij die tenslotte in zichzelf te verafschuwen, en wenst ze nooit begaan te hebben. En kijk, dat is dan al een stap naar een mogelijke verbetering!
Hoofdstuk 93: Het kwade en het gericht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Als de boosdoener dat inziet en het kwaad om het kwaad zelf begint te verafschuwen en het goede vanwege het goede gaat verkiezen, dan ondergaat hij zijn straf geduldiger en verdraagt alles, omdat hij zijn lijden volkomen rechtvaardig vindt en als een weldaad beschouwt waardoor zijn leven verbeterd wordt. Pas als de misdadiger op dit punt is aangekomen en zijn innerlijk werkelijk steeds beter wordt, is de tijd gekomen om de uiterlijke straffen in dezelfde mate te doen afnemen, als waarin het innerlijk van de vroegere misdadiger naar waarheid verbeterd is.
Hoofdstuk 93: Het kwade en het gericht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen zei Agricola: 'Heer en Meester! Uw buitengewoon ware, heilige woorden heb ik nu diep in mijn hart gegrift, en zelf zal ik er zoveel mogelijk naar handelen; maar toch vraag ik U of men de doodsstraf wel in alle gevallen moet opheffen.'
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'O vriend, ik weet wel watje Me nu wilt zeggen! Kijk, je hebt van één van Mijn leerlingen gehoord dat ook Ikzelf een jaar geleden in de omgeving van Caesarea Philippi aan het meer van Galilea een soort standrecht heb toegepast op een aantal oerslechte gerechtsdienaren die naar Mij speurden, en daarom heb je Mij die vraag gesteld!
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)