5587 resultaten - Pagina 309 van 373
... 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 ...
[14] Robert weet zich van louter gelukzaligheid geen raad en de twee vrouwen wenen van ontroering. Met een vol gemoed zegt Helena: 'O God, o God, wat is dat een aangrijpende muziek; men zou daarbij helemaal kunnen wegsmelten! Iedere toon dringt verrukkelijk door tot in het hart. Robert, dat klinkt wel even anders dan een nog zo mooie opera in het theater en oneindig beter dan Turkse muziek!'Hoofdstuk 141: Groot hemelmaal en hemelconcert in het Vaderhuis. David als dirigent en componist. Hemelse verblijfplaats van andere musici. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Petrus zegt: 'De reden daarvan is heel eenvoudig: kijk, jij was van meet af aan steeds een vijand van de dynastie van de Habsburgers. Alle misstanden in Europa schreef je alleen haar toe. Met zo'n wrok zou je echter nooit een bewoner van dit rijk der zuiverste liefde kunnen worden. Daarom bood de Heer je de gelegenheid je met jouw 'tegenvoeters' te verzoenen, hun waarde te erkennen en hen als echte broeders in je hart op te nemen. Daarom kwamen zij dan ook in jouw huis.'
Hoofdstuk 139: Roberts persoonlijke verhouding tot de Habsburgse keizers. Geërfde of gekozen troonopvolging. Staatspolitieke wenken van Petrus. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Robert zegt: 'Dat is nu juist door de Heer zo wijs geregeld, want zou er helemaal niets meer te vragen zijn, dan zou het bestaan voor een geest mettertijd volkomen ondraaglijk worden. Maar zo is men zelfs als volmaakte geest ook hier in het huis van de Heer, waar het ene wonder op het andere volgt, in weten uiterst begrensd. Ja, men begrijpt zelfs de meest voor de hand liggende dingen niet eens. En zo is het goed, omdat daardoor hart en geest voortdurend actief worden gehouden.
Hoofdstuk 139: Roberts persoonlijke verhouding tot de Habsburgse keizers. Geërfde of gekozen troonopvolging. Staatspolitieke wenken van Petrus. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Vanwege jouw ijver beval je mij overigens buitengewoon goed! Want jouw geest is helemaal zoals die van onze broeder Paulus, die net als jij nog steeds vol vuur is en nog altijd dezelfde snel ontvlambare geest heeft. Maar daarom ben ik niet minder een enthousiast liefhebber van alles wat de Heer betreft; alleen blijf ik daarbij rustiger en maak naar buiten toe weinig drukte, maar in mijn hart dan ook des te meer.
Hoofdstuk 138: Heerlijkheid van Gods kinderen. De eetzaal van de Heer. De grote oertuin van de schepping. De activiteit van de volmaakte geesten in het groeiende besef van de liefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Petrus zegt: 'Je vergist je, broeder, als je van mij zou denken dat de gewoonte deze werken voor mij alledaags en minder achtenswaardig zou hebben gemaakt! Integendeel! Ik bekijk echter alles met een zekere gemoedsrust en verkondig de lof van de Heer in mijn hart. Jij bent hier nog een nieuweling, kent de juiste gebruiken van het huis nog niet en hebt bovendien een zeer levendige en vurige geest. Daarom sta jij ook meteen in vuur en vlam. Als jij mettertijd het grote huis van de eeuwige Vader en diens liefdevolle huisregels nader hebt leren kennen, zul je mijn gedrag zeker helemaal goed vinden.
Hoofdstuk 138: Heerlijkheid van Gods kinderen. De eetzaal van de Heer. De grote oertuin van de schepping. De activiteit van de volmaakte geesten in het groeiende besef van de liefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Rudolf en alle anderen danken Mij nu uit het diepst van hun hart. Dan roep Ik Robert en zeg tegen hem: 'Lieve broeder, ga met de drie broeders Petrus, Paulus en Johannes, die de vaste gebruiken van het huis reeds kennen, en maak daar een goede tafel gereed! Je begrijpt wel wat Ik bedoel! Maar neem de grootste, want we zullen met zeer velen zijn.'
Hoofdstuk 137: De drie keizers ontvangen hun rijkswaardigheidstekenen. Hun betekenis. Grote bestemming van de burgers van de hoogste hemel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Ik zeg: 'Vanzelfsprekend! Alle bewoners van Mijn allerhoogste hemel hebben dezelfde allerhoogste bestemming. Wel hebben zij die in Mijn naaste omgeving in Mijn eigen huis wonen het meeste te doen, zoals ook de levenszenuwen van een mens, die het dichtst bij het hart liggen, voortdurend het meest actief moeten zijn.'
Hoofdstuk 137: De drie keizers ontvangen hun rijkswaardigheidstekenen. Hun betekenis. Grote bestemming van de burgers van de hoogste hemel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] De kroon is een teken dat jullie wat betreft jullie ziel, die jullie gelouterde lichaam is, Mijn kinderen zijn - en wat betreft jullie geest, die voortkomt uit Mijn hart en Mijn Ik in jullie is, Mijn broeders zijn. De scepter geeft aan dat jullie, omdat jullie Mijn Ik in jullie dragen, voor eeuwig met Mij gelijke regenten van de oneindigheid zijn. Het zwaard echter is een teken van de macht en het gezag dat jullie door Mij voor altijd is verleend. Het purper tenslotte getuigt ervan dat jullie uiterlijk evenals jullie innerlijk louter liefde is, en dat jullie evenals Ik overal slechts door de macht van de liefde alles willen regelen en beheersen. Daarom kunnen jullie nu zonder enig bedenken deze waardigheidstekenen aanvaarden.'
Hoofdstuk 137: De drie keizers ontvangen hun rijkswaardigheidstekenen. Hun betekenis. Grote bestemming van de burgers van de hoogste hemel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Robert, totaal verbluft over deze verschijning, zegt met diepe deemoedigheid: 'Mijn lieve hemelse vrienden en vriendinnen, hadden jullie mij in plaats van deze koninklijke waardigheidstekenen die van een schoenpoetser aangeboden, dan zou ik ze met de grootste ontroering hebben aangenomen, maar deze voor geen prijs van de hemelen! Als de Heer en Koning van de hemel en alle werelden geen kroon, scepter of zwaard draagt, waarom dan ik als arme zondaar wel? Kijk daar! Naast mij staan drie keizers, die al op aarde gewend waren kronen te dragen. Reik hun de insignes aan, zij worden daardoor niet verwaand. Maar ik zou er tenslotte verwaand door kunnen worden en dat zou echt geen winst voor mij betekenen, noch voor jullie en de gemeenschap, noch voor het Godsrijk in mijn hart. Dit laatste is mijn echte huis, waar ik leiding moet geven naar de ordening en in naam van de Heer en Vader. Laat daarom achterwege, wat me eeuwig niet toekomt!'
Hoofdstuk 136: Intrede in het binnenste. Robert als nieuwe aartsengel en hemelvorst. Zijn deemoed en wijsheid. Roberts waardigheidstekenen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Op aarde geloofde je weliswaar niet dat Jezus, geboren te Bethlehem - door jou 'de wijze van Nazareth' genoemd - God de Heer Zelf was. Maar je hield toch heel bijzonder van deze wijze en in je hart zag je zijn Goddelijkheid wel in, hoewel jouw verstand er niet mee wilde instemmen. En door deze liefde behield je Zijn liefde en genade, die je nu tot een groot vorst der hemelen maakt. Aanvaard daarom nu kroon, scepter en zwaard; tekenen van kracht, macht, liefde, wijsheid en rechtvaardigheid en word een wijze vorst van jouw nieuwe gemeenschap! De Heer heeft je gezegend en wil het zo!'
Hoofdstuk 136: Intrede in het binnenste. Robert als nieuwe aartsengel en hemelvorst. Zijn deemoed en wijsheid. Roberts waardigheidstekenen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Nu open Ik de deur en Mijn vrienden vallen op de treden op hun aangezicht neer. Robert zegt met bevend hart: 'O Vader, dat is teveel ineens voor een geschapen geest, voor een nietig levensatoom van Uw oneindigheid! Dit licht, deze heerlijkheid en de bovenmate hemelsmooie engelen, die met vochtige ogen hun oneindig mooie, zachte armen naar U en naar ons uitstrekken! Vergeleken bij hen zijn wij letterlijk vormloos ondanks ons al enigszins hemelse voorkomen!'
Hoofdstuk 135: Het Vaderhuis in de hemelse stad. De heerlijkheid van zijn ruimten en zijn bewoners. In tegenstelling daarmee de eenvoud van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] De reis begint en weldra bereiken we de poort. Daar wachten vele duizenden op ons en prijzen Mij om Mijn grote goedheid, genade, liefde en erbarming en om Mijn rechtvaardige oordeel, volgens welk door het woord van de eeuwige ordening de rechter in ieders eigen hart is gelegd.
Hoofdstuk 132: Roberts verbazing over het nieuwe hemelgebied. Zijn toekomstige opdracht. Genadebrug en genadeheuvel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Wat zou het een pottenbakker baten als hij nog zo bekwaam in zijn kunst was, maar nooit klei op zijn draaischijf zou leggen om zijn kunde in een werkstuk om te zetten? Zo is ook het geloof een weten van het hart. Zolang het niet in werken wordt omgezet, is het als dood; de volbrachte daad geeft haar pas leven. Daarom doet het Mij echt plezier dat jullie zonder gevraagd te zijn een goede daad hebben verricht. Waarlijk, Ik zeg jullie allen: ook een teug fris water die jullie een dorstige hebt aangereikt, zal door Mij hoog worden gewaardeerd, want Ik kijk minder naar het weten dan naar het handelen!
Hoofdstuk 130: Overeenkomstige betekenis van brood en wijn. Weten en doen. Een opdracht aan de lichtblauwen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Als nu het hoogdravende verstand het ijdele van zijn dwaze streven inziet en zijn eerdergenoemde arm, die zijn vernuft of zijn vermogen tot waarnemen voorstelt, ootmoedig terugtrekt en in het hart, als de woning van Mijn geest in de mens, terugleidt, in plaats van door met hem het onbereikbare te willen bereiken, dan maakt hij de genoemde reis van drie spannen lang. Langs deze weg komt men tot het ware, eeuwige leven, tot de ware zalige rust, en men vindt daar alles wat de hele oneindigheid bevat, bijeen.
Hoofdstuk 129: De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Wij lopen verder over de straat die rechtstreeks naar de heilige stad gaat en die er uitziet als een ruim dertien meter brede gouden band, waar als uit fijnste zijde de kleuren van de regenboog prachtig zijn ingeweven. Die stad is voor geen nog in het vlees levende geest te beschrijven, want haar pracht, haar grootte en de graad van de in haar heersende zaligheden zijn oneindig. Haar uiterlijke vorm lijkt op de gestalte van een mens, hoewel elk huis van binnen oneindig is, zoals de kiem van iedere zaadkorrel van binnen oneindig is en zoals het hart van een geest in al haar verscheidenheid nog veel omvattender is.
Hoofdstuk 133: De bereikte hoogste hemelsfeer. Robert, Peter en drie vrienden begeleiden de Heer naar het heilige Jeruzalem; de stad der steden en de zon der zonnen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)