Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 309 van 1112

...  297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322  ...
[21] Toen vermanden zij zich en aten en dronken de Romeinse wijn. Iedereen werd al gauw erg vrolijk en we bleven de hele nacht wakker, terwijl alle aanwezigen met de hoofdlijnen van Mijn leer bekend gemaakt werden.
Hoofdstuk 135: De persoonlijkheid van God. Gods wil en de wil van de mens. De kracht van de wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Kijk, onze beste vriend de hoofdman heeft erg veel gevoel voor al het mooie en daardoor ook voor het nuttige en goede! Als hij dat gevoel niet had, zouden hem ook Mijn waarheden, die de mensen tot kennis van de ene, enig ware God en tot kennis van zichzelf brengen, helemaal onverschillig gebleven zijn, en hij zou ze niet aangenomen hebben; omdat hij echter zeer veel gevoel voor schoonheid bezit -wat de aanleg van deze wondermooie tuin meer dan voldoende bewijst -, was hij ook de eerste die zich hier de mededeling van Mijn nieuwe levensleer erg aantrok en Mijn leer ook aannam en secuur opvolgde. Laat dus iedereen dat doen en dat zal hem bij God ten goede gerekend worden!
Hoofdstuk 136: Het gevoel voor schoonheid, een bloem van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Ik Zelf onderwees de hoofdman en zijn zoon, die alles wat zij hoorden met de grootste vreugde en met een vast geloof aannamen. En zo verliep onder goede gesprekken en werken ook deze dag, en Ik gaf de priesters nog een keer opdracht om naar Chotinodora te gaan, wat zij plechtig beloofden te doen. Daarna gingen wij rusten en reisden vroeg in de ochtend, begeleid door de hoofdman en zijn genezen zoon, en met veel groeten van de tollenaar, over het water naar de belangrijke oude stad Serrhe.
Hoofdstuk 137: Het bezoek aan de tempel der wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Daar aangekomen bracht de hoofdman ons vlug naar zijn familie, die daar bij een overste woonde die nauw verwant was aan de hoofdman waar die familie op bezoek was. Hoe groot daar de vreugde van de vrouw van de hoofdman was toen zij haar reeds dood gewaande zoon helemaal gezond zag, kan iedereen zich zelf wel voorstellen en hoeft niet nader beschreven te worden.
Hoofdstuk 137: Het bezoek aan de tempel der wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Op deze aarde is dit nu eenmaal zo geregeld voor de kinderen Gods die hier opgevoed moeten worden. Het leven is en blijft net zolang een strijd met allerlei vijanden tot het zich uit eigen kracht als overwinnaar van de materie omhoog geworsteld heeft. En daarom moet je je over de stoffelijke levensvijanden helemaal niet verwonderen; want zij zijn niet de vijanden van het eigenlijke leven, maar slechts vijanden van het stoffelijke schijnleven, dat eigenlijk helemaal geen leven is, maar slechts een werktuig van het ware, innerlijke, geestelijke zieleleven, door middel waarvan dit zich steeds meer omhoog kan werken tot de ware, eigenlijke levensvrijheid, wat zonder dit tijdelijke hulp leven helemaal ondenkbaar zou zijn.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Men moet niet denken dat deze eigenschappen de enig ware God uitmaken, maar je moet het zo zien dat Hij door Zijn hoogste wijsheid en wilskracht de mens als Zijn evenbeeld uit de materie van de aarde door heel veel natuurlijke levensfases tenslotte als mens tevoorschijn laat komen. De aarde bestaat uit eindeloos veel zielen, en de ziel van de mens, als de eigenlijke, ware mens, is net zo'n veelvoudige ziel binnen één vorm en één huid, als haar intelligenties en haar innerlijke en uiterlijke zienswijzen en waarnemingen zijn. Maar dat beseft nu niemand meer en dat kan ook niet, omdat de mens zich door zijn lichamelijke lusten van zichzelf vervreemd heeft. De eigenliefde en de hoererij heeft de mensen in een grote, diepe levensnacht gestort, waar alleen God Zelf hen weer uit kan trekken en -naar hij meende -misschien ook al gauw zal doen. Maar met Rome zou Hij niet beginnen, maar ook niet buiten de grenzen van het grote keizerrijk.'
Hoofdstuk 134: Het verhaal van de hoofdman over de wijze Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Daarmee wil Ik niet zeggen, dat iemand daarom niets anders moet doen dan vooral alleen maar proberen zijn huis, zijn tuinen en zijn akkers en weiden door allerlei aardse, kostbare middelen tot een dusdanige schoonheid te verheffen dat alle mensen daarover in opperste verbazing zouden moeten raken. Want zo'n onmetelijke schoonheidszin zou maar al te gauw ontaarden in de grootste eigendunk, eigenliefde, hoogmoed en heerszucht; het zou voor de armere mensen maar al te zeer een getuigenis zijn dat de eigenaar van die pracht overmatig rijk moet zijn. Men zou bijvoorbeeld om iets van hem gedaan te krijgen, hem kunnen gaan eren door zijn pracht te zeer te bewonderen, waardoor deze man maar al te gemakkelijk zich te veel zou gaan verbeelden en zich dan nog meer zou inspannen om te maken dat de mensen nog onderdaniger zouden worden, en tenslotte over de bewonderaars zelfs als heerser zou gaan optreden.
Hoofdstuk 136: Het gevoel voor schoonheid, een bloem van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen kwam de hoofdman met de tollenaar bij Mij en verontschuldigde zich voor zijn korte afwezigheid vanwege de noodzakelijke afwikkeling van zijn ambtelijke en maatschappelijke plichten. En datzelfde deed ook de tollenaar; vervolgens nodigde hij ons uit voor de ochtendmaaltijd bij hem thuis, en omdat de hoofdman die dag ook zijn gast wilde zijn, nam Ik de uitnodiging aan, en wij gingen naar het zeer ruime huis van de tollenaar, waar de 's avonds aangekomen handelskaravaan juist een uur geleden vertrokken was. Daar gebruikten wij het heel goed toebereide ochtendmaal, en de leerlingen onderwezen daarna de priesters in Mijn leer en legden hun de eigenlijke reden uit waarom Ik in de wereld gekomen was.
Hoofdstuk 137: Het bezoek aan de tempel der wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] HIJ bestudeerde de woorden goed, las deze en vertaalde ze toen als volgt: 'Uit de bergen, waar de kauwtjes (kauka) in grote groepen nestelen, ontspringt een rivier die machtig, breed en ver stroomt. Aan zijn oevers zag ik grote en kleine steden, en hij draagt op zijn brede rug vele lasten. En kijk, Ik zag een last op zijn rug drijven, - er lag een diepe nacht over de gehele wijde omgeving vanaf het begin van de rivier tot daar waar hij eindigt in de grote wereldzee. Maar de last droeg een mens, wiens gezicht meer straalde dan de zon, en uit zijn mond schoten vlammende pijlen en zwaarden. Aan de oever lagen vele doden, en wie door de pijlen uit zijn mond getroffen werden, begonnen zich te bewegen, werden levend, en het werd volledig dag om hen heen. Maar de last droeg nog meer mensen, zij leefden en hadden ook een licht in zichzelf en zij straalden als de volle maan. Ook uit hun mond kwam een licht, dat leek op het licht van de morgenster, en degenen die door het licht geraakt werden, werden hoewel zij eerst dood waren, weer levend en bewogen zich vervolgens voort als op klaarlichte dag. Dat maakte echter dat al gauw de hele rivier licht werd. Toen de hele stroom licht gaf, werd het vrolijk aan de oevers, en velen haastten zich erheen en wasten hun gezicht, en zie, allen die de rivier ingingen en zich in de lichte gloed ervan reinigden, straalden licht uit!
Hoofdstuk 137: Het bezoek aan de tempel der wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Toen verbaasden de priesters zich over de wijsheid van de overste en vroegen hem heel eerbiedig wie Ik was en waar Ik dan vandaan kwam.
Hoofdstuk 137: Het bezoek aan de tempel der wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Toen werd DE OVERSTE wat geërgerd en ontstemd, maar hij vermande zich toch al gauw en zei: 'Wel, doe dan nu allemaal jullie uiterste best, zodat we niet vanavond pas ons middagmaal kunnen gebruiken!'
Hoofdstuk 138: De wondermaaltijd in het huis van de overste. Wezen en werking van de liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Maar de vrouwen verontschuldigden zich nogmaals en zeiden, dat zij daar net zo verbaasd over waren als hijzelf, omdat zij van het toebereiden van dit middagmaal even weinig afwisten als hij. Het moest beslist ook een wonder zijn.
Hoofdstuk 138: De wondermaaltijd in het huis van de overste. Wezen en werking van de liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] God, de eeuwig ware, lijkt echter niet op een domme heiden van deze aarde. Zelf is Hij pure liefde en dus ook de hoogste wijsheid Zelf, die als zodanig ook alle werelden en de mensen uit Zich heeft geschapen.
Hoofdstuk 138: De wondermaaltijd in het huis van de overste. Wezen en werking van de liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] Ik zei echter tijdens de hele maaltijd verder niets meer; na de maaltijd richtten de drie wijzen zich tot de leerlingen, en deze onderwezen hen in de voornaamste grondregels van Mijn leer, die het drietal zeer aanspraken.
Hoofdstuk 138: De wondermaaltijd in het huis van de overste. Wezen en werking van de liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Dat was dan toch zeker ook een heel goed werk! Laat daarom iedere ware navolger van Mijn leer zich inspannen om zulke gevangenen uit hun nood te bevrijden als hij de middelen daartoe heeft dan zal Ik hem dat reeds hier. en meer nog aan gene zijde vergelden, zoals Ik het bij deze gelegenheid de overste met duizend pond zuiver goud, en wel reeds vooraf, ook vergolden heb, omdat Ik ook van te voren reeds heb geweten wat hij zou doen!
Hoofdstuk 139: De sjacherjoden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322  ...