10915 resultaten - Pagina 309 van 728
... 297 - 298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 ...
[6] Als dezen echter bekeerd kunnen worden tot het ware geloof in de enig ware God, dan komt daardoor ook de liefde voor Hem en voor de naaste en zodoende ook voor zichzelf tot leven, omdat God, die de zuiverste en eeuwige liefde is, door het levende geloof Zijn intrek neemt in het hart van de mens en daardoor alles in de mens tot liefde en leven omvormt.Hoofdstuk 184: Het verschil tussen epicuristen en cynici in geestelijk opzicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Als cynici echter onbekeerd sterven, leven hun zielen aan gene zijde toch eeuwig verder, ondanks hun verlangen om niet te zijn, wat ze natuurlijk niet aangenaam vinden; voor het overige ondervinden ze geen kwelling of pijn, maar ze leven precies zoals ze op deze wereld geleefd hebben. Ze worden in de geestenwereld echter ook dikwijls door engelen bezocht en voor zover mogelijk verlicht, zonder hun vrije wil aan te tasten. Maar daar is veelliefde, wijsheid, inspanning, geduld en volharding voor nodig.
Hoofdstuk 184: Het verschil tussen epicuristen en cynici in geestelijk opzicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] In diezelfde tijd zal echter ook het natuurlijke vuur* (* Elektriciteit.) een rol van geweldig belang gaan spelen. Het vuur zal op alle zeeën de schepen met een snelheid groter dan die van de wind voortdrijven; ook zullen de mensen met hun scherpe verstand ijzeren voertuigen en wegen maken, en in plaats van trekdieren zullen zij vuur voor de wagens spannen en met de grote kracht daarvan sneller dan een afgeschoten pijl ver over de aarde wegsnellen.
Hoofdstuk 185: De eerste twee soorten louteringsvuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Kijk! Daar ligt de heuvel Araloth, en de plaats waar we nu staan heet Gilgal, en is dezelfde plaats waar Jozua na het gebod van de Heer de kinderen van Israël voor de tweede maal met stenen messen heeft besneden!
Hoofdstuk 188: De Heer met de Zijnen op de heuvel Araloth (26.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Ik zei: 'Hoewel Ik al weet wat je wilt vragen, kun je je vraag echter vanwege de anderen toch hardop uitspreken!'
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar het is toch een opmerkelijke en wonderlijke omstandigheid, dat die vreselijke uitwaseming zich nooit uitbreidt tot buiten het gebied van die woeste plaats, en dus kan men hier in het nieuwe Jericho heel gezond leven, terwijl iemand, die zich ook maar enkele uren op die woeste plek zou ophouden, dat met zijn leven zou moeten bekopen. Voorzover ik weet heeft men deze plek vroeger ook wel gebruikt om misdadigers, die volgens de wetten de dood verdiend hadden, tijdens zo'n vreselijke uitwaseming naar die plaats te brengen, waar ze dan meer dan een uur lang moesten blijven. Men zegt dat de meesten om het leven gekomen zijn. Van degenen die echter levend terugkwamen zei men, dat de goden hun genadig waren; maar toch bleven ze daarna ziekelijk en leefden niet lang. En dat is een gemakkelijk te begrijpen reden, waarom tot op heden nog geen mens een woning op die woeste plaats gebouwd heeft en dat waarschijnlijk ook nooit zal doen - zoals het ook voor geen enkel mens goed is in de buurt van de Dode Zee, aan de zeer woeste oevers ervan lang te blijven, vooral wanneer een wind vanaf de watervlakte je tegemoet waait. Maar toch is het goede van deze woeste plaats dat de wind haar vreselijke uitwaseming nooit buiten haar stenen grenzen kan verspreiden.
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Ik zei: 'Dat komt, vriend, omdat er aan de naam niets gelegen is, maar alleen aan de plaats. Waarom het echter zo is, zal Ik jullie nu meteen enigszins toelichten.
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Ten tijde van Lot echter was de plek onder de plaatsen waar de steden stonden, rijp geworden om door te breken; enerzijds omdat dat in het inwendige van de aarde al zo geordend en vastgelegd was, maar anderzijds - en wel hoofdzakelijk - omdat die genoemde mensen al hun geestelijke kracht kwijt geraakt waren en de kwade geesten van de grove en gerichte natuur dus een onbeperkte speelruimte kregen en zo steeds erger konden huishouden; en dat zouden ze niet zo gemakkelijk hebben kunnen doen als er in één van die steden nog slechts tien tot twintig geestelijk sterke en zuivere mensen geweest waren.
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] In de tijd van Lot bestond er behalve hijzelf echter niet één zo'n mens meer, en daarom kreeg hij de waarschuwing om te vluchten als hij niet met alle anderen te gronde wilde gaan. En Lot vluchtte en werd gered; want op diezelfde dag vond de alles vernietigende uitbarsting plaats en het grote Sodom en Gomorra ging ten onder op de plaats waar de Dode Zee nu nog dikwijls boosaardig tekeer gaat en dat nog heel lang zal doen.
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Deze keer was de zonsopgang echter buitengewoon prachtig, omdat de horizon heel zuiver was; alleen in het westen dreven er lichte schapenwolkjes hoog in de lucht, wat het blauw van het firmament levendig maakte. Ook kwamen er verschillende trekvogels uit het noorden, hoog in de lucht over ons heen vliegend, die hun koers naar het zuidwesten richtten en de omgeving van de Dode Zee meden. Zodoende was de ochtend heel helder en levendig en alle aanwezigen werden daardoor vrolijk en opgewekt en prezen Mij, omdat Ik hun zo'n mooie ochtend gegeven had.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] De oude dienaar zei: 'Omdat de Heer en Meester van eeuwigheid voor mij een eindeloos veel grotere en heiliger levenszon is dan die daar in het verre oosten, die ik immers al heel vaak op en onder heb zien gaan en wat ik hopelijk nog meerdere malen zal zien. De wereldse zon zal voor mij spoedig voor altijd helemaal ondergaan; maar deze heiligste zon, die voor ons nu eenmaal zo heerlijk is opgegaan, zal onze zielen voor eeuwig verlichten als op het lichtste moment van de dag en zal nooit meer ondergaan. Wee echter degenen voor wie deze zon zal ondergaan! Die zullen lang moeten wachten eer zij opnieuw weer opgaat! Kijk, daarom zie ik nu liever deze levende en heiligste zon dan die wereldse zon in het verre oosten, die Zijn werk is evenals deze aarde en alles wat daar in, op en boven is!'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[23] Daarbij werd nog veel besproken. Ik sprak echter niet veel, alleen met de oude dienaar van Kado; na het eten legde Ik hem de handen op en sterkte hem, en Ik wekte hem op tot leerling en verbreider van het evangelie. Zijn naam was Apollon. Deze werd toen al gauw de stichter van een gemeente, die zijn naam aannam.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Maar Ik zei: 'Wij zijn nu allemaal voldoende gesterkt en hebben nog genoeg brood en wijn voor ons op tafel. Morgen zullen we ook wel vis eten. Maar als je Mij echter een genoegen wilt doen, stuur dan een bode naar de burcht van de Essenen, die tegen hen moet zeggen: 'De Heer is met Zijn vrienden in jouw herberg aangekomen!' Dat is voldoende, dan zullen de Essenen weldra met luid gejuich en in grote vreugde hierheen komen.'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Er werd aan tafel veel gepraat over allerlei goede dingen en voorvallen, zowel van de kant van Mijn leerlingen als van de Essenen. Ik sprak echter weinig, omdat Ik Mij niet voortijdig te duidelijk bekend wilde maken tegenover de waard, zijn personeel en ook tegenover enkele vreemdelingen, die uit nieuwsgierigheid onze eetkamer binnenkwamen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] Onder de vreemdelingen bevond zich echter ook een jonge Egyptenaar, die een paar jaar geleden uit een boom was gevallen en zijn voet gebroken had en zich nu alleen met behulp van krukken moeizaam kon voortbewegen, waarbij hij hevige pijn had. Zijn ouders hadden hem dan ook naar de Essenen gebracht en betaalden de verzorging voor hem, opdat hij door de Essenen genezen zou worden. Hij werd daar echter al een half jaar verzorgd, maar zijn kwaal werd niet verholpen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)