Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 310 van 1112

...  298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323  ...
[14] IK zei: 'Een domme en erg trotse koning, die echter zijn onderdanen niet zelf geschapen heeft, zou er wel eens niet zo vriendelijk op kunnen reageren wanneer een heel gewoon, dom iemand bij hem zou komen en zeggen: 'O grote koning, ik voel een grote liefde voor u! Kom van uw hoge troon af en laat u door mij omarmen en kussen! ' De koning zal zo iemand beslist vooreen dwaas aanzien en hem door zijn dienaren de deur laten wijzen; en als hij niet goedschiks gaat, dan zal hij zich moeten laten welgevallen dat hij een tuchtiging krijgt. Maar als de onderdanen zo'n koning een waarachtige, daadwerkelijke liefde betuigen, zal hij die ook zeker heel goedgunstig aanvaarden en belonen, en niemand de deur laten wijzen.
Hoofdstuk 138: De wondermaaltijd in het huis van de overste. Wezen en werking van de liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Voor een juister begrip kan er hier nog ten overvloede aan toegevoegd worden, dat de door ons bezochte plaatsen, die voor Mijn tijd ongeveer achthonderd jaar tot Syrië behoord hebben, zich nu tot Capadocië rekenden; maar Deba, waar Ik na twee dagen met Mijn leerlingen heenging, behoorde wel bij Syrië, dat in Mijn tijd aan het eigenlijke Galilea grensde en eigenlijk noord-Galilea was.
Hoofdstuk 140: De terugreis naar Kapérnaum. De reus en zijn preek tegen de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Vandaar trokken wij naar de grote stad Antiochië, waar wij bijna een volle maand bleven. Antiochië was reeds zeer oud, had een uitgebreide handel met heel Klein-Azië en zelfs met Europa. Vandaar kwam Mijn boodschap tot in de meest westelijke provincies van Klein-Azië, en een kleine koning uit Lydia, Abgarus genaamd, trok van daaruit naar Antiochië om Mij te leren kennen. Hij nam Mijn leer volledig aan, liet zich zelfs dopen, bekeerde thuis zijn volk en schreef Mij verscheidene brieven, die Ik ook steeds beantwoordde; maar aan zijn hartelijke uitnodiging om bij hem te komen, kon Ik om wijze redenen geen gevolg geven.
Hoofdstuk 140: De terugreis naar Kapérnaum. De reus en zijn preek tegen de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] De waard verbaasde zich over de tien nieuwe leerlingen, waarvan vooral de ware reus - die ruim negen handspannen, dus volgens de huidige maatstaven negen voet lang was - hem eerbiedige bewondering afdwong. Hij kon zijn ogen maar niet van deze man afhouden omdat hij nog nooit zo'n reus gezien had; maar de reus was ook in het spreken een reus en maakte met zijn waarachtig donderende woorden heel veel indruk. In zijn Romeinse kledij zag hij er nog geweldiger uit, en dat zette zijn woorden nog meer kracht bij.Tegenspraak duldde hij in geen geval, want ten eerste was hij nu goed thuis in Mijn leer, die hij heel overtuigend bracht, en ten tweede had hij zich ook door de omgang met de leerlingen, vooral in de afgelopen tijd met onze zogenaamde Joodse Grieken, uit de oude profeten zeer veel eigen gemaakt, en zo wist hij door zijn bijzondere redenaarstalent ieder die de goddelijkheid van Mijn wezen tegensprak, en daarmee iedere tegenstander, dermate te overdonderen, dat hun alle moed verging om zich met hem in een langere woordenstrijd in te laten.
Hoofdstuk 140: De terugreis naar Kapérnaum. De reus en zijn preek tegen de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Als hij zo begon te spreken, maakte iedereen zich gauw uit de voeten, want niemand had zin hem nog meer te prikkelen.
Hoofdstuk 140: De terugreis naar Kapérnaum. De reus en zijn preek tegen de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[25] Daarop dronken zij allen hun beker leeg, gingen naar buiten en posteerden zich bij de weg, ieder bewapend met een ware Herculesknots. Het duurde niet erg lang of daar kwam al een grote groep van veertig lansknechten en gerechtsdienaren aan, met daarachter de commandant en de overste met zijn handlangers.
Hoofdstuk 141: De mislukte overval van de overste van de synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[30] Toen zeiden DE SOLDATEN tegen de tien mannen, waarvan zij dachten dat het hoge Romeinen waren: 'Heer, de overste van de synagoge deed bij de commandant aangifte dat zich hier gevaarlijke volksopruiers ophouden, en die moeten wij gevangen nemen en onschadelijk maken!'
Hoofdstuk 141: De mislukte overval van de overste van de synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[33] Toen beval de reus vijf van zijn broers zich snel meester te maken van de overste, zijn helpers en de commandant, terwijl hijzelf met de soldaten zou afrekenen.
Hoofdstuk 141: De mislukte overval van de overste van de synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[34] Dat gebeurde allemaal bliksemsnel. De soldaten werden als door een storm de zee ingeblazen en konden zich met moeite zwemmend van de verdrinkingsdood redden.
Hoofdstuk 141: De mislukte overval van de overste van de synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[35] Intussen bemoeide DE REUS zich met de overste, greep hem vast, hief hem omhoog en zei: 'Ellendige booswicht, houd je zo je gegeven woord?! Ditmaal kom jij, infame leugenaar, niet meer zo gemakkelijk uit mijn handen! Waar zijn hier de volksopruiers en landverraders? Zitten we daar rustig bij de waard en rusten hier een paar dagen uit omdat we van de verre reis wat vermoeid zijn, en dit zwarte beest geeft ons aan als volksopruiers en landverraders! - Hoofdman, waar is de zee het diepst, dat ik deze ellendeling erin slinger zodat hij daar met zekerheid aan zijn eind komt?'
Hoofdstuk 141: De mislukte overval van de overste van de synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[37] Daarop slingerde de reus de overste nog een keer in de lucht, zodat hem horen en zien bepaald verging, en zette hem toen tamelijk onzacht op de grond neer. Toen rende deze met zijn helpers weg en zwoer bij zichzelf voor de rest van zijn leven nooit meer iets tegen Mij te ondernemen. Vervolgens kwamen de tien mannen met de hoofdman weer bij Mij terug in huis, nadat de hoofdman eerst de uit het water geklommen soldaten bevolen had naar huis te gaan.
Hoofdstuk 141: De mislukte overval van de overste van de synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK stelde hem echter gerust en zei: 'Wie iets doet en niet weet dat hij zondigt, zondigt niet, en jij dus ook niet! De overste is echt een ellendige booswicht; maar van nu af aan zal hij zich wel rustig houden. Neem daarom geen verdere vijandige maatregelen tegen hem!'
Hoofdstuk 142: De hoofdman werft de reus en zijn broeders aan voor Rome. Werken der liefde zijn de ware verdienste voor God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Dat beloofde de hoofdman en hij at en dronk met ons, en Ik legde hem Zelf uit waar de tien vandaan kwamen, waarover hij zich erg verheugde. Toen onderhield de hoofdman zich met de tien en gaf hen aanwijzingen hoe zij door middel van hem, overste Cornelius en opperstadhouder Cyrenius naar Rome konden komen en daar meteen een hoog ambt zouden kunnen krijgen, waardoor zij dan veel goeds zouden kunnen doen.
Hoofdstuk 142: De hoofdman werft de reus en zijn broeders aan voor Rome. Werken der liefde zijn de ware verdienste voor God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Keizer en bedelaar zijn voor Mij volkomen gelijk en hebben als zodanig geen waarde voor Mij, -het heeft voor Mij alleen waarde hoe zij dat in Mijn naam zijn; want voor Mij geldt werelds aanzien op zich helemaal niet. Laatje dat duidelijk en nadrukkelijk gezegd zijn!
Hoofdstuk 143: Ambt en eer. Alles is genade: alleen de goede wil is verdienste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Ellendig zij degene die zijn naaste minacht omdat hij zelf een hoog werelds ambt bekleedt! Het ambt moet gerespecteerd worden, en de ambtenaar slechts in zoverre hij zijn ambt vertegenwoordigt; maar de beambte moet zich daarop vooral niet laten voorstaan, omdat hij slechts een dienaar van het ambt, en niet het ambt zelf is!
Hoofdstuk 143: Ambt en eer. Alles is genade: alleen de goede wil is verdienste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323  ...