Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 310 van 1037

...  298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323  ...
[7] De magiër vroeg: 'Hoe zou dat kunnen? Voorzover ik weet, is er nog geen bode naar beneden, naar de grote stad gestuurd, en ook al zou dat het geval zijn, dan kan hij immers niet weten in welke herberg zij hun intrek hebben genomen.'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wij vermoeden wel dat er ergens een zeer wijze en almachtige God moet zijn, door wiens wil alles wat wij met onze zintuigen waarnemen, geschapen of gemaakt is. Ja, we zijn zelfs door onze oude wijzen te weten gekomen dat er zich in het verre westen dat de zon, de maan en alle sterren opneemt, een volk bevindt dat voortdurend alleen met de enige ware God in verbinding staat, Hem daardoor goed kent en ons zeker iets meer over Hem zou kunnen en willen vertellen. Wij zijn nu echter al zeer ver naar het westen doorgedrongen met ons geheime doel, maar dat gelukkigste volk van de aarde hebben we nog niet gevonden. Wij ontdekten dat wij er zelf met ons vermoeden dat er een God moet zijn en met onze trucs, zoals jij, lieftallige jongeman, ze noemde, toch altijd nog beter aan toe zijn dan alle wijzen van de vele landen waar we al doorheen getrokken zijn.
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Mochten we hier in jou het lang en moeizaam gezochte gevonden hebben, dan geven we je de volledige verzekering dat we in geen enkel vreemd land nog schijnwonderen zullen doen. Mocht het bij jou echter ook het geval nog niet zijn, dan zullen we weer op onze eigen manier het voor ons verborgene, waar dan ook, verder moeten gaan zoeken, en we vinden dat niemand dan tegen ons kan zeggen dat we onjuist handelen. Verkeerd zijn we niet, maar verstandig, en het ligt in onze manier van doen dat we hetgeen wij zoeken meestal ook vinden als het mogelijkerwijs ergens te vinden is. Lieftallige, wijze jongeman, wees niet boos op ons, en veroorloof ons dat we je morgen weer, maar niet als magiërs, maar als zoekers naar God op mogen zoeken!'
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Wij zochten Hem reeds in alle uithoeken van de aarde die maar enigszins voor ons toegankelijk waren, wij vonden vele zeldzame dingen, maar de Verborgene hebben we tot nu toe nog niet gevonden. En toch ziet het er op de aarde, in de lucht en ook tussen de sterren uit als in een huis, waarvan de inrichting duidelijk aantoont dat het een zeer goede en wijze huisvader heeft. Als men echter naar hem vraagt en hem zelfnader zou willen leren kennen, is hij nooit aanwezig, en niemand kan er zich op laten voorstaan hem ooit gezien of gesproken te hebben. En toch moet hij ergens zijn en voor de orde in zijn huis zorgen. - En, jonge, wijze vriend, nu zijn we pas op het juiste punt beland!
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Toen de zon vervolgens onder de horizon was verdwenen, zei onze Lazarus tegen de magiërs: 'Beste vrienden, deze verschijnselen hier verwonderen jullie wel, maar ik zegje, dat dat allemaal maar een heel klein begin is van alles wat jullie nu in deze goede gemoedsgesteldheid zullen meemaken. Oefen je nu meteen in geduld, zachtmoedigheid en ware deemoed, dan zullen jullie veel zegen van hier naar jullie verre rijk meenemen! En wat jullie hier zullen verteren, is reeds rijkelijk betaald.'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Lazarus zei: 'Vraag daar niet naar, want dat heeft reeds Hij betaald aan Wie alle schatten der aarde toebehoren!'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Rafaël zei: 'Kijk, thuis heb je een grote diamant van onschatbare waarde, gerekend naar jullie aardse maatstaven, en die steen heb je zo opgeborgen dat behalve jij, niemand in heel Indië er iets vanaf kan weten!'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] De magiër zei: 'Jongeman, als je dat kunt, ben je geen mens meer, maar een god! Want van hier naar ons land is het zeker meer dan zeventig dagreizen, en jij wilt mij de steen als het ware in een enkelogenblik hier overhandigen?! Als dat mogelijk is, kan dat niets anders dan een zuiver godswonder zijn!'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Rafaël overhandigde de steen aan de magiër, en deze viel bijna flauw toen hij de hem maar al te bekende steen zag. Hij was buiten zichzelf van verbazing en keek nu eens naar de steen en dan weer naar Rafaël en wist zijn kalmte niet te herwinnen.
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Lees je geschiedenis en je zult volkomen naar waarheid bevestigd vinden wat ik jullie nu heb gezegd! Maar zeg daarna: 'O grote God, vergeef het onze grenzeloze blindheid, dat wij altijd hels tegen U gezondigd hebben! Wij alleen zijn schuldig aan onze langdurige blindheid! Geef ons nu Uw licht, opdat wij U, o Heiligste, mogen vinden!', dan zal de Heer jullie zonden vergeven en genade voor recht laten gelden! - Hebben jullie mij goed begrepen?'
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Rafaël zei: 'Dat de mening die je hier naar voren brengt niet zo dwaas klinkt, komt omdat jullie je zoveel nutteloze kunsten en wetenschappen hebben eigen gemaakt; maar op jullie geschiedenisboeken ligt het stof duimendik en omdat jullie dat stofheilig achten, lezen jullie je geschiedenis niet en weten jullie dus ook niet wat er vóór jullie allemaal heeft plaats gevonden.
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] De zieners en profeten deden tekenen, en voorspelden wat de groten en machtigen zou overkomen, als zij in hun goddeloosheid zouden blijven. Maar ook dat hielp niets. De zieners en profeten werden gegrepen, gemarteld en gedood; sommigen vluchtten, en de geest van God bracht hen naar een plaats waar niemand hen vinden kon. Uit hen ontstonden toen de eigenlijke Pirmandiërs, hoewel hun ontoegankelijke dalen ook daarvoor al door eenvoudige natuurmensen bewoond werden.
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Voor jezelf heb je nu wel het levenslicht gevonden; maar in jullie land en rijk zal het nog lang niet gaan schijnen. Want als jullie het alleen maar Voor jezelf zult aanwenden, zul je weinig aan dit licht hebben; als jullie het licht echter ook bij het volk willen brengen, zullen jullie in botsing komen met het volk en zijn heersers. Men zal niet naar jullie luisteren, en als je aandringt, zullen jullie vervolgd worden zoals jullie alle zieners en profeten vervolgd hebben.'
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Als het er in ons land echter werkelijk zo slecht voorstaat - waaraan wij nu geen moment langer kunnen twijfelen -, vraag ik me af wat we daar dan moeten doen. Moeten we hetgeen we hier gevonden hebben alleen voor onszelf behouden, of moeten we op een geschikte tijd en op de juiste plaats onze vrienden en lotgenoten er iets over vertellen? Want als wij de waarheid kennen en er ook beslist streng naar zullen leven en handelen, en tegelijkertijd thuis toch met de boze onzin moeten meedoen, dan zullen we immers nog ergere volksbedriegers zijn dan ooit tevoren, toen wij de waarheid niet kenden.
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En zie, dat hebben de geringsten uit het volk jullie nog vanaf de brandende houtstapels verkondigd, en jullie hebben hun daarvoor de mond met stenen dichtgeslagen, of, als zij zich nog in jullie handen in de kerkers bevonden, hebben jullie in plaats van naar hen te luisteren, hun tong met gloeiende tangen uit hun mond gescheurd! Zeg eens wat God dan nog meer voor jullie had moeten doen, als jullie onbegrensde heerszucht zo omging met diegenen die God voor jullie, blinden, had gewekt! Hoeveel duizenden werden er meer dan gruwelijk door jullie gemarteld, die, zoals gezegd, God voor jullie had gewekt, en jullie durven nog te vragen, hoe het komt dat jullie nu pas hier de Verborgene hebben gevonden, weliswaar tot nu toe nog maar ten dele!
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323  ...