Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 310 van 728

...  298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323  ...
[4] Toen de aanwezige Essenen echter merkten hoe Ik de vraag van Arabier zo kortweg afgehandeld had, dachten zij dat Ik misschien in niet zo'n goede stemming was en dat iemand Mij wellicht beledigd had.
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Ik zei: 'Dank God, dat Hij de mensen geen vleugels heeft gegeven om te vliegen; want als de mens ook nog zou kunnen vliegen, zou er niets meer veilig voor hem zijn! Met een dergelijk vermogen zou hij de aarde binnen korte tijd nog erger mishandelen dan een leger Egyptische sprinkhanen dat doet met een weide en een veld, waar het op neerstrijkt. Benijd de vogels dus niet om hun vermogen tot vliegen en wens het de mensen niet toe! Voor hen is de bewegingsmogelijkheid die ze hebben voldoende; want ze komen nog snel genoeg vooruit om oorlog met elkaar te voeren. Alleen om zijn naaste te hulp te komen zou het goed zijn als hij zich sneller zou bewegen; maar bij zulke gelegenheden nemen de mensen ruim de tijd en verlangen ze niet naar het vermogen om te vliegen zoals de vogels. De mens kan echter vliegen met zijn verstand en vrije wil, en dit geestelijke vliegen is meer waard dan het materiële vliegen van de vogels. -Ben je dat niet met Mij eens?'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Ik zei: 'Ja, daarover spreek Ik het grote 'amen' uit de mond van de Vader , die Zichzelf in Mijn persoon vanuit de hemelen naar jullie toe heeft gezonden, en morgen zullen jullie al het gevolg bespeuren van het grote 'amen' dat' Ik nu uitgesproken heb! Maar laten wij nu het werk van vandaag als beëindigd beschouwen. Wie echter nog iets te vragen heeft, kan vragen, en Ik zal hem antwoord geven.'
Hoofdstuk 194: De juiste vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Maar wanneer er nu maar één ware God reeds sinds eeuwigheid heeft bestaan, die Zich aan de joden bekendgemaakt heeft, dan had Hij Zich toch ook wel aan ons Arabieren, de Perzen, de Indiërs, de Egyptenaren, Grieken en Romeinen en nog vele andere volkeren bekend kunnen maken, wat echter voorzover ik weet tot nog toe nooit het geval is geweest. En daarom kan een God, die voor ons nog nooit bestaan heeft, het ons niet tot zonde rekenen, als wij niet overeenkomstig Zijn misschien wel ergens of ooit geopenbaarde wil geleefd en gehandeld hebben.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] De Arabier zei: 'Heer en meester, ik heb het wel begrepen en zo is het ook precies zoals u gezegd hebt; maar als de traagheid een kwaad is dat de mens aangeboren is en dat hij met de kracht van zijn vrije wil moet bevechten en overwinnen, moet God hem daarbij toch ook behulpzaam zijn en wel op zo n manier dat de op zichzelf zwakke mens tenminste in een bepaalde periode van zijn leven gemakkelijker heer en meester over zijn aangeboren traagheid zou kunnen worden! Want een mens in zijn traagheid helemaal ten onder te laten gaan zonder dat hem hulp is geboden dat vind ik niet zo verenigbaar met goddelijke liefde, wijsheid en erbarmen!'
Hoofdstuk 196: Gods openbaringen bij de volkeren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] De andere leerlingen, de Essenen en de vreemdelingen bleven echter nog een paar uur bij elkaar en er werd nog veel gesproken over Mijn daden en lessen. En de Arabieren werden geloviger en begonnen in te zien wie Ik was. Maar na een poosje overviel de slaap hen allen en ze hielden hun nachtrust aan tafel.
Hoofdstuk 196: Gods openbaringen bij de volkeren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Petrus zei: 'Heer, hoe kan ik als zwak, zondig mens U hierin raad geven? Want U alleen weet het beste wat juist is! Maar de zon is nog niet opgegaan, en U kunt met Uw wil nu alles verrichten, voordat de zon deze plaats zal verlichten; en om de oude joden niet te ergeren kunnen wij vervolgens deze voorsabbat houden tot de zon helemaal is ondergegaan. Deze dag verbiedt echter niet om te spreken en onderwijzen, alhoewel de joden veel waarde aan deze dag hechten omdat zij geloven dat het de geboortedag van Mozes is.'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Daarop zei judas Iskariot niets meer en keek samen met ons naar de tamelijk kale omgeving, die echter door de toestroom van talrijke mensen nu toch heel levendig was en daarom, als op een heldere ochtend, steeds heel verkwikkend was om te zien.
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Over onze heuvel liep echter ook een voetpad vanaf een hoger gebergte, waar Arabieren woonden; zij gebruikten het om naar Essea te gaan en vandaar ook verder. Deze Arabieren leefden echter voor het grootste deel van een soort roof Sinds lange tijd hadden zij al een soort recht, volgens welk zij van de reizigers een schatting mochten eisen en als een reiziger niet .goedschiks aan die eis voldeed, werd hem ook geweld aangedaan.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Hierop kwamen ze heel dicht bij Mij staan, en één van hen probeerde Mij ook met zijn hand aan te raken. Zodra hij echter Mijn kleed aanraakte, schoot er vuur uit de aarde en zijn hand verbrandde. Toen schrokken alle anderen zo, dat ze direct voor Mij neervielen en Mij om genade smeekten.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Degene wiens hand verbrand was huilde echter van pijn en smeekte Mij de pijn van hem weg te nemen; want hij geloofde dat Ik ook dat kon doen.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Maar Ik zei: 'Dat kan Ik zeker; maar omdat jij de ergste van jouw bende bent, moet je nu ook het loon dragen dat jij allang hebt verdiend! Maar wanneer jij je leven ooit volledig zult beteren, zal ook jouw pijn ophouden. Beneden in Essea zul je echter een bron vinden; ga daarheen en dompel je hand in het water, dan zal je pijn verzacht worden!'
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Wat Ik hier echter tegen jullie gezegd heb, houd dat voorlopig voor jezelf, aangezien Ik het ook zonder vreemde getuigen op deze eenzame heuvel aan jullie heb toevertrouwd; maar degenen die in jullie voetsporen zullen treden, moeten jullie hiervan volledig op de hoogte stellen! Want als iemand niet weet hoe hij zijn ambt moet vervullen en er niet van op de hoogte is wat het ambt inhoudt, hoe zal hij het dan uitoefenen? Daarom moet iedereen die Mijn ambt op aarde onder de mensen wil uitoefenen, daar goed in thuis zijn en zelf werkelijk geheel en al van alles overtuigd zijn, anders is en blijft hij een dode en blinde leraar!
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Zoals jullie nu door God onderricht zijn, moet in de hele verdere toekomst ook iedere ware leraar eerst door God onderricht zijn, voordat hij een goddelijk ambt op zich neemt; want als een mens in wat voor vak dan ook een goede arbeider wil worden op het niveau van een meester , moet hij dat toch eerst wel van een meester in dat vak leren. Bij dit vak echter, waar het om het belangrijkste en heiligste van ieder mens gaat, ben Ik alleen de Meester. Wie dus de mensen daarin met het juiste resultaat wil onderwijzen, moet dat dan ook eerst van Mij leren!
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Daarom zei Ik tegen jullie dat degenen die in jullie voetsporen zullen treden en het ambt dat Ik jullie nu toevertrouw zullen voortzetten, goed onderwezen moeten zijn in al die dingen die Ik jullie nu hier heb toevertrouwd. Voor de andere mensen is het echter genoeg dat ze werkelijk in Mij geloven, Mij boven alles liefhebben en de naaste als zichzelf Want dat omvat alles van Mozes, de wet en alle profeten; en het resultaat daarvan is het eeuwige leven en in het tegenovergestelde geval de eeuwige dood, waaruit een ziel nauwelijks tot het leven zal ontwaken.'
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  298 - 299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323  ...