Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 311 van 1037

...  299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324  ...
[2] Maar God wist toch ook wel dat het zo met ons priesters gesteld is! Had Hij Zich dan niet een keer aan een opperpriester zodanig kunnen openbaren dat deze had moeten inzien dat die openbaring van God kwam, waarbij God in die openbaring duidelijk had kunnen aangeven wat Hij van een priester en wat van een leek verwachtte? Als zoiets ooit gebeurd zou zijn, dan zou er waarschijnlijk geen enkele arme, kleine profeet ter dood zijn veroordeeld vanwege een openbaring die hem door God was gegeven; want dan zouden immers alle priesters van hogerhand geweten hebben dat ook een heel gewoon mens,ja zelfs een slaaf, of zelfs een vrouw, van God een openbaring kan krijgen. Dan zouden zulke mensen door geen enkele priester ooit meer zijn vervolgd, maar daarentegen hoog zijn geëerd, en iedereen zou gelovig naar hem geluisterd hebben. Maar wij kunnen ons echt niet herinneren dat bij ons ooit een opperpriester zo'n openbaring en aanwijzing van God heeft gekregen.
Hoofdstuk 105: De magiër vraagt naar de weg van de openbaring - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Dat is natuurlijk alleen maar mijn mening, en ik heb helemaal niet de bedoeling deze als de enig juiste te doen gelden; maar als ik het met mijn menselijke verstand bekijk, komt het mij voor, dat wanneer een goddelijke openbaring aan het volk gegeven wordt door mensen die bij het volk al sinds onheuglijke tijden hoog in aanzien staan, het duidelijk meer uitwerking zou hebben dan wanneer deze voornamelijk gegeven wordt aan mensen die tot de onderste laag van het volk behoren en ook de middelen niet hebben een openbaring, ook al is die nog zo waar en juist, aan de andere mensen over te brengen, en wel het allerminst als voorschrift voor de priesters en koningen. Als een openbaring de weg van bovenaf naar het volk zou volgen, dan zou daarmee toch beslist veel en eigenlijk haast alles gewonnen zijn. Wat zeg jij, jonge, goddelijk wijze en machtige vriend daarvan?'
Hoofdstuk 105: De magiër vraagt naar de weg van de openbaring - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Jullie kunnen dus wel naar jullie Indië terugkeren en met alle voorzichtigheid bij vrienden, die je daarvoor geschikt acht, proberen of zij de waarheid verdragen. Wie deze aanneemt, laat die dan niet langer in het land van de nacht en het gericht van de hel blijven, anders wordt hij er meteen weer door verslonden! Maar als jullie terwille van jullie eigen levensvervolmaking niet meer naar jullie land terug willen gaan, dan zullen jullie morgen en overmorgen gemakkelijk een aantal uitwijkmogelijkheden vinden, waar jullie heen kunnen gaan om je daar te vestigen. Dat is nu mijn raad, het een of het ander, jullie kunnen doen wat jullie het beste lijkt.'
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] De magiër zei: 'Die keus zal voor ons niet moeilijk zijn! Als onze vrienden het ware levenslicht even serieus nemen als wij, en als ook zij vermoeden dat dat licht in het verre westen ergens gevonden kan worden, zullen zij dat wel op gaan zoeken; vinden zij dat licht echter niet zo belangrijk als wij, laten zij dan maar in hun nacht en dood blijven! Maar één ding zullen wij toch voor hun heil doen: we hebben veel dienaren bij ons; daarvan kunnen wij er een aantal naar huis terugsturen. We geven hun geheime brieven mee in een taal die behalve de priesters niemand kent. Als onze vrienden zich daar wat van aan zullen trekken, dan moeten ze ons volgen en ook naar het licht komen; trekken ze zich er echter niets van aan, dan moeten ze maar in hun nacht blijven! -Heb ik juist geoordeeld of niet?'
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] De magiër zei: 'Goddelijke vriend! De voornaamste schatten hebben we bij ons, - de grootste schat hebben we hier gevonden, die ons liever is dan alle landen, rijken en schatten ter wereld! Maar wat nog thuis is, moeten de bedienden die eventueel door ons naar Indië teruggezonden worden, nemen en onder elkaar verdelen, zoals wij aan zullen geven, zodat zij onder elkaar geen strijd en ruzie krijgen; daarna kunnen zij ons weer volgen. Hier zullen zij horen .waar wij heengegaan zijn. En ik geloof dat het zo helemaal in orde is!'
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Daarop gingen Rafaël en Lazarus naar huis en regelden alles, want het was al tamelijk donker geworden.
Hoofdstuk 106: De leiding van het Indische volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen Ik in deze wereld in Bethlehem in een schapenstal geboren werd, kwamen uit datzelfde morgenland ook drie wijzen, die Mij als eersten een groet brachten en Mij goud, wierook en mirre offerden, waarna zij weer naar hun land terugkeerden; en enige tijd geleden kwamen zij nogmaals, en deze waard en buurman van Lazarus heeft hen gezien en gehuisvest. Dus daar zijn ook al wijzen, maar niet erg veel!
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Lazarus zei: 'O ja, die hebben we genoeg en ikzelf verzorg er velen! Kijk, aan die lange tafel daar, langs de brede wand van deze zaal, zitten er al minstens zeventig, en op mijn vele andere bezittingen vinden velen een onderdak, passend werk en verzorging! En als er nog meer armen bij mij komen, vinden zij in al mijn huizen een open deur. Wees daarom maar niet bezorgd. over de kleine eer die ik jullie als vreemdelingen bewijs, door Jullie op Jullie eigen wijze te bedlenen! Eet en drink nu naar hartelust!'
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ja, deze buitengewoon vriendelijke God, die jullie beter kennen dan wij , zij uit al onze levenskrachten hogelijk geloofd en geprezen; want Hij heeft ons zeker met Zijn heilige wil de weg hierheen gewezen, en heeft Zich door jullie nader en duidelijker aan ons, blinde zoekers, geopenbaard, dan ooit tijdens ons jarenlange zoeken naar Zijn mogelijke bestaan.
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Deze woorden hadden alle aanwezigen opnieuw in een verheven stemming gebracht, en heimelijk zei Petrus tegen Mij: 'Heer, zie toch eens, hoe deze mensen naar U verlangen! Waarom geeft U Zich nog steeds niet aan hen te kennen!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ja kijk, vriend, jouw huis hier ziet er in alles ook zo goed verzorgd uit, dat je daaruit kunt opmaken - ook al zou men jou niet kennen -, dat je een zeer vermogend en zeer wijs huisvader moet zijn! Maar als men je huisgenoten naar je zou vragen en zij dan met de beste wil van de wereld helemaal niets zouden kunnen vertellen over je bestaan, dan zou dat zeker iets heel onbehagelijks zijn, wat het hart droevig zou stemmen. Want wanneer een huis zonder twijfel toebehoort aan een wijs huisvader en op zo'n manier is ingericht, dat ieder verstandig mens zich daar hogelijk over moet verbazen en die hij zeer moet bewonderen, dan is het immers ook wel te begrijpen en niet kwalijk te nemen dat men moeite doet, zo'n wijze huisvader beter te leren kennen. Maar het wordt voor iemand die daar moeite voor doet wel steeds beklemmender, als hij na lang zoeken en vragen alleen maar heel onmiskenbare en duidelijk aanwijsbare sporen van het bestaan van die wijze huisvader ontdekt, maar hem zelf nooit of te nimmer vindt.
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Na verloop van tijd krijg je dan het gevoel van een zoon die zijn vader boven alles liefheeft, maar wiens vader vertrokken is naar zijn vele landerijen en heel lang wegblijft. De zoon wordt van dag tot dag banger. Hij probeert met het wereldse gezelschap dat hem omringt zo goed en zo kwaad als dat gaat zijn verdriet te verdrijven; maar de ene droeve nacht volgt op de andere en de dagen verstrijken, maar de vader komt noch op een nacht noch op de mooiste dag weer bij zijn zoon terug. Dan wordt het de zoon tenslotte zo ondragelijk bang om het hart, dat hij zich opmaakt om de vader, die hij zo innig liefheeft, te gaan zoeken. Hij bezoekt alle bezittingen van zijn vader en vindt onmiskenbare sporen, waaraan hij duidelijk kan zien dat zijn vader er geweest is. Kortom hij vindt letterlijk alles, -behalve zijn vader! Hij daalt afin de diepten van de aarde en klimt op de toppen van de hoogste bergen en roept luid: 'O lieve vader, waar bent u? Waarom, waarom mag uw zoon u niet vinden? Heeft hij tegen uw zelden gehoorde gebod gezondigd, vergeef hem dan, de arme, de zwakke, de blinde, en laat uw heilige vaderstem horen!'
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De magiër had echter toch opgemerkt dat Ik dat tegen Petrus zei en hij richtte zich meteen tot Rafaël en zei: 'Lieftallige wondervriend! Ik heb nu een man van eerbiedwaardige gestalte ontdekt, die heel bijzondere en veelzeggende woorden tegen een oude man heeft gesproken. Dat moet een heel wijs man zijn! Zou je me niet willen zeggen wie hij is? Want ik moet je eerlijk bekennen dat een soort heimelijk en onverklaarbaar iets mij en ook mijn beide metgezellen heel erg naar hem toe begint te trekken. Die man zou ik wel voor elke prijs ter wereld nader willen leren kennen! Als jij dat voor mij zou kunnen doen, zou ik je graag een groot offer brengen!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Rafaël zei: 'Mijn vriend, heb geduld; want alles kan niet zo plotseling gaan als met je grote diamant, die ik uit het binnenland van Indië hierheen heb gehaald! Want waar de vrije wil van een mens in het geding is, mag geen enkele almachtige dwang hem de voet dwars zetten. Wacht dus maar af! We zullen nu meteen weer naar buiten gaan, dan zul je nog gelegenheid genoeg krijgen om de man die jou zo opvalt, beter te leren kennen. Maar nu moet je alles geduldig afwachten!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Daar legde de magiër zich bij neer en wij gingen weer naar buiten en namen op de hoogte onze oude plaatsen weer in. Voor de magiërs werd bij ons plaats gemaakt.
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  299 - 300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324  ...