Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 312 van 1110

...  300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325  ...
[8] IK zei: 'O, Ik begrijp jullie heel goed! O, waren jullie maar Abrahams kinderen, dan zouden jullie ook Abrahams werken doen! (Joh.8,39) Maar nu proberen jullie Mij te doden als een gevaarlijk misdadiger, en dat alleen maar omdat Ik jullie de waarheid zeg die Ik steeds van God gehoord heb. Heus, dat heeft Abraham nooit met de drie jongemannen willen doen toen zij hem de waarheid gezegd hadden. (Joh. 8,40) Jullie doen weliswaar de werken van jullie vader, - maar niet die van vader Abraham! Begrijp dat toch!'
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Toen zeiden de reeds helemaal woedende ongelovige JODEN: 'Vriend, wij zijn niet buitenechtelijk geboren! We hebben allen een vader, en dat is God Zelf!' (Joh.8,41)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei tegen hen: 'O, als God jullie Vader zou zijn, zouden jullie Mij liefhebben zoals zij Mij liefhebben die Mij herkend hebben; want Ik ben wat Mijn geest betreft van God uitgegaan en kom uit God. Want waarlijk, Ik ben niet, zoals bijvoorbeeld een mens, uit Mijzelf gekomen, maar God heeft Mij gezonden, dat wil zeggen dit lichaam waardoor Hij Zichzelf nu aan jullie openbaart, en welk lichaam jullie nu proberen te doden. (Joh .8 , 42) Waarom kunnen jullie dan Mijn stem niet horen, als jullie Gods kinderen zijn?' (Joh. 8, 43)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] IK zei: 'O ja, jullie horen Mij beslist wel met je lichamelijke oren, maar Ik vraag jullie alleen maar, waarom de betekenis van Mijn woorden jullie niet bevalt. Waarom bevalt die dan wel aan heel veel anderen, zelfs aan de Romeinen daar, die zich om de offerkist van God opgesteld hebben?'
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Toen zei IK dan ook met een heel ernstig gezicht: 'Ik heb jullie de reden klaar en duidelijk uitgelegd. Wat willen jullie dan nog meer?! Ja, Ik zal jullie ook nog wel zeggen wat jullie zijn, omdat jullie zo aan blijven houden! Besef, wiens kinderen jullie zijn: Jullie zijn kinderen van de vader der duivels! Vanaf het begin was hij een moordenaar en hij bleef niet in de waarheid; want de waarheid was nooit in hem (in de materie). Wanneer deze geest, die jullie vader is, liegt, spreekt hij uit zichzelf; want hij was altijd een leugenaar en een vader van de leugen.' (Joh. 8, 44)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] IK zei: 'Omdat Ik de waarheid tegen jullie spreek en jullie Mij niet geloven! ' (Joh. 8, 45)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] IK zei: 'Om niet te sterven in jullie zonden, maar om zalig te worden!'
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[23] IK zei: 'Jawel, Ik ben nu ook maar een mens, - maar een mens die kan zeggen: 'Wie van jullie kan Mij van een zonde betichten?'! Als Ik echter als een voor God en alle mensen zondeloos mens de waarheid zeg, waarom geloven jullie Mij dan niet? (Joh.8,46) Wie uit God is, hoort ook graag Gods woord. En jullie willen nu echter juist Mijn woord, dat Gods woord is, niet horen omdat jullie niet uit God zijn!' (Joh.8,47)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[25] IK zei: 'Ik ben geen Samaritaan en heb nog minder een duivel, zoals duizenden dat over Mij getuigen kunnen, maar Ik eer altijd waarachtig God, Mijn Vader. Waarom maken jullie Mij te schande? (Joh. 8, 49) waarom maken zoveel anderen Mij dan niet te schande, die Mij en de Vader wel herkend hebben?'
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: ' Als Ik Mijzelf zou eren, zou Mijn eer geen waarde hebben; maar het is Mijn Vader die Mij eert, waarvan jullie zeggen dat Hij jullie God is. (Joh. 8,54) Jullie kennen Hem echter niet, maar Ik ken Hem. En als Ik zou zeggen: 'Ik ken hem niet!', zou Ik een leugenaar zijn, net als jullie die zeggen dat Hij jullie Vader is! Ik ken Hem echter werkelijk en houd dus Zijn woord! (Joh. 8,55)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ik zeg jullie echter nog iets, om je te laten zien dat jullie vader Abraham Mij niet onbekend is. Kijk, Abraham was blij dat hij Mijn tijd op deze aarde zou zien! Jullie zeggen wel dat Abraham gestorven is; maar Ik zeg jullie, dat hij evenwel Mijn tijd hier vanaf Mijn eerste dag voortdurend gezien heeft, en daar veel vreugde aan beleeft (Joh. 8,56); hij ziet Mijn tijd nog steeds en is blij!'
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie: Ik was er oneindig veel eerder dan Abraham! ' (Joh. 8,58)
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] DE MANNEN zeiden: 'Dat zal je vrouw je wel allemaal vertellen. De arme vrouw heeft haar bevrijding alleen maar te danken aan de grote profeet uit Galilea. Maar hij zei ook, dat zij in het vervolg niet meer mocht zondigen; want anders zou het haar nog veel erger vergaan. Daar zullen jullie je dus in je verdere leven aan moeten houden!'
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] DE WAARD zei: 'Maar jullie hebben toch zeker vrouwen en kinderen! Waar leven die dan van, als het jullie mannen al zo slecht gaat?'
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Toen zei LAZARUS: 'Maar, beste mensen, als jullie in Jeruzalem zo krap zaten, waarom kwamen jullie dan niet naar mij in Bethaniƫ? Daar hadden jullie werk in overvloed gevonden! En bij mij kan niemand zich beklagen dat hij het ooit te krap had.'
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  300 - 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325  ...