10915 resultaten - Pagina 313 van 728
... 301 - 302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 ...
[4] Ik zei: 'Waarom zijn jullie bang dat je de sabbat ontheiligt door over de weg te lopen? Mozes noch een andere profeet heeft immers ooit een gebod gegeven, dat men op een sabbat niet mag reizen; de nieuwe tempelvoorschriften zijn geen goddelijke geboden en hebben voor God ook geen waarde. Maar het is nog vroeg, en jullie zullen de plaats binnen een uur bereiken. Als jullie daar echter aankomen, moeten jullie je intrek nemen in de eerste herberg die zich buiten de poort van het stadje bevindt! Daar zullen jullie goed worden opgenomen en verzorgd, want Ik heb jullie da.ar al aangekondigd. Maar wie Ik ben, zullen jullie in Essea wel horen; en reis nu maar weer verder!'Hoofdstuk 1: De Heer ontmoet een groep arme bedevaartgangers (ca. 17.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] Wij zullen ons echter enkel en alleen aan de leer van Mozes houden en nooit aan de vertegenwoordigers ervan in Jeruzalem. Gisteravond laat zijn er vanuit Essea nog een paar van zulke tempelheren bij ons gekomen, die geweldig tekeer gingen over hun eigen tempelbedrijf en de grote macht en wijsheid van de Essenen erg prezen, en wij dachten bij onszelf' Als jullie jezelf al zo afkammen, wat moeten wij vreemden dan wel van jullie denken?' Maar toch bevielen ze ons, omdat ze de waarheid bekenden. Vanmorgen vroeg zijn ze weer verder gereisd. Wat de leer betreft is het ons nu wel duidelijk; maar er is nog één punt, en dat is uw laatste belofte.
Hoofdstuk 3: De genezing van de zieke Helena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Daarop zei Ik: 'Jouw wil geldt bij Mij als het werk! Maar wij moeten verder, omdat er ook op andere plaatsen kinderen zijn die Ik wil helpen. Er zullen straks echter arme pelgrims hierheen komen, en wel vanuit Essea op weg naar Jericho. Ze hebben daar weliswaar hun lichamelijke gezondheid helemaal teruggekregen, maar geld hebben ze niet veel en ze zijn hongerig, dorstig en moe; geef hun spijs en drank en ook onderdak voor de nacht, dan zal Ik dat aannemen alsof je dat voor Mij hebt gedaan!'
Hoofdstuk 5: De aankomst bij Jericho De Heer in Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Wij gingen direct aan tafel zitten en de waard, Kado, zijn vrouwen kinderen en op Mijn verzoek ook Apollon gingen het dichtst bij Mij zitten; de moeder van Kado had echter nog bezigheden in de keuken, en zijn broers en zusters moesten de gasten bedienen.
Hoofdstuk 6: Het weerzien met Kado - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Onze waard en Kado gingen echter weg en brachten de harpspeler een royale aalmoes, die hij bijna niet wilde aannemen, omdat hij door de andere tafels al zo rijkelijk bedeeld was.
Hoofdstuk 9: De beloning van de zanger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Er kunnen ook nog wel andere redenen zijn, die je nu echter niet goed zou begrijpen, ook al zou Ik je die vertellen; daarom is het vanwege de vreemdelingen beter om daarover te zwijgen. Maar je hebt zojuist zelf gezegd dat Ik misschien wel een profeet kon zijn, omdat je in Mijn nabijheid veel beter harp gespeeld en gezongen hebt dan ooit tevoren. Als Ik voor jou mogelijkerwijs een profeet ben, dan kan Ik als zodanig vanuit de geest Gods in Mij waarschijnlijk ook wel weten hoe jouw levensomstandigheden zijn. Zo heb je nu een natuurlijke en een bovennatuurlijke reden waarom Ik jou altijd beter kan kennen dan jij Mij of iemand anders van ons. - Is het je nu duidelijk?'
Hoofdstuk 9: De beloning van de zanger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Zo weet hij ook van de tot op heden ongeneeslijke ziekte van onze liefste dochter Helena, en hij heeft mij dan ook beloofd dat hij haar zou genezen, als ik de dode afgoden, groot en klein, allemaal uit huis zou verwijderen en mij dan met mijn hele huis aan de ene, ware God houd en Hem alleen de eer geef. Ik durfde mij echter toch niet zelf te vergrijpen aan de dode afgoden, uit vrees dat ik eerst door iemand verraden en daarna door de priesters en rechtbanken gestraft zou worden, maar ik zei tegen deze wonderbaarlijke dienaar van de ene ware God: 'Doet u ze onder getuigen weg uit het huis, dan zijn wij er niet verantwoordelijk voor!' En kijk, dat deed hij in één ogenblik, en zodoende zijn al onze talrijke afgoden ook op een uiterst wonderbaarlijke manier in huis helemaal vernietigd; Vlij zijn daar nu allemaal getuige van en kunnen daar niet door de priesters en nog minder door een Romeinse rechtbank voor ter verantwoording geroepen worden, wat jullie allemaal even goed zullen begrijpen als ikzelf.
Hoofdstuk 3: De genezing van de zieke Helena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Maar Ik zei tegen hem, ook min of meer zachtjes: 'Laat ze maar praten en over ons oordelen, want daar berokkenen ze ons echt geen schade mee! Als jullie in Mijn naam aan de mensen over de hele wereld het evangelie zullen verkondigen, zullen jullie niet ontkomen aan allerlei oordelen die de mensen over jullie vellen. Zijn deze blind en dom, laat de mensen dan maar praten, zolang hun oordeel maar geen kwaad in zich draagt! Als het echter een kwaadaardig karakter heeft, dan kunnen jullie degenen die over jullie oordelen voor een rechter ter verantwoording roepen, óf jullie verlaten die plaats en schudden ook het stof van jullie voeten; dan zal Ik in het verborgene wel de rechter zijn over zo'n plaats en de bewoners ervan! We zullen hen nu dus ook over ons laten praten en ons beoordelen zoals ze willen en begrijpen; want geen mens kan over een kwestie of een omstandigheid een oordeel vellen dan zijn eigen begrip, net zo min als een os een psalm van David kan zingen of een blinde een andere blinde kan leiden! Daarom moeten jullie je voortaan door dergelijke voorvallen absoluut niet meer van de wijs laten brengen!'
Hoofdstuk 7: De Heer en de zieke koopman uit Sidon (27.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] De heidenen konden de woorden van de psalm echter niet thuis brengen en zeiden onder elkaar: 'Jammer van die kunstenaar! Als hij met zijn goddelijk zuivere stem als een tweede Orpheus onze goden zou bezingen zoals Homerus dat beschrijft, dan zou hij in Athene en Rome verafgood worden en grote schatten vergaren!'
Hoofdstuk 10: De Griek stelt de Heer een vraag over de scheppingsgeschiedenis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Ik zei:'Vriend, je vraagt nu iets heel uitzonderlijks van Mij! Jouw verstand zit veel te vol met wereldse en derhalve materiële dingen; hoe zal het dan geestelijke dingen kunnen begrijpen? Wij echte, oude en ware Joden hebben ons verstand echter gevuld met geestelijke dingen; daarom zijn die voor ons ook aantoonbaar en kunnen wij ze zonder veel moeite begrijpen.
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Na deze woorden van Mij begaf de Griek zich zeer dankbaar weer naar zijn tafel, bad God om Zijn zegen en at en dronk vervolgens met een opgewekt gemoed, en had geen angst meer dat een of andere spijs en drank hem zou kunnen schaden. Wat die ene Griek nu echter deed, dat deden ook al zijn vele metgezellen en zij aten en dronken daarna met veel genoegen en vreugde verder; en ook spraken ze veel met elkaar over de waarheid met betrekking tot het bestaan van de God van de Joden, en zij bleven zich er maar over verwonderen dat de ware God van de Joden de mensen, die echt in Hem geloven, al hun vertrouwen op Hem stellen en Zijn geboden houden, zozeer met Zijn macht ondersteunt dat men tenslotte haast zou kunnen denken dat zijzelf goden waren.
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De waard vroeg deze keer echter ook aan Mij of hij hun dat moest toestaan.
Hoofdstuk 13: De brutale acrobaten en hun terechte bestraffing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Hierop zei Ik echter tegen de leider 'Mars': 'Brutale heiden, maak nu dat je wegkomt - anders zul je de macht van de enig ware God van de Joden te proeven krijgen!'
Hoofdstuk 13: De brutale acrobaten en hun terechte bestraffing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] De Grieken bleven echter de hele nacht op en hadden nog hun twijfels over het plotselinge verdwijnen van de acrobaten, en ze vroegen zich af of Ik het wel ernstig met hen gemeend had, en of Ik hen door Gods macht in Mij misschien alleen maar naar buiten gejaagd had naar een ander deel van de stad.
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] De eerste Griek zei: 'Daar maak ik me niet bezorgd om; want in zijn machtwoord heeft hij niets laten blijken van een beschadiging van de acrobaten; en daarom denk ik dat zij hun wonderbaarlijke tocht ongedeerd hebben gemaakt. Hoe het hun echter op die nieuwe en totaalonbekende plek verder zal vergaan, is natuurlijk een heel andere kwestie. Maar wie weet waarom hij dat zo heeft laten gebeuren? Misschien is er met onze armzalige kunstenaars ook nog een goed doel te bereiken?'
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)