Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 314 van 728

...  302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327  ...
[14] Als Ik niet meer lichamelijk bij jullie zal zijn en Mijn ambt aan jullie zal overdragen, zullen jullie nog genoeg te doen hebben; nu is het jullie werk om overal Mijn getuigen te zijn. Het zal echter niet zo lang duren voor wij ook hier in huis iets te doen krijgen, en dan zal de tijd voor jullie maar al te snel vergaan!'
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Voor de waard was dit voorval echter onaangenaam vanwege het feit dat Ik er was. Maar wat kon hij doen? Hij moest de kooplieden en nog andere getuigen aanhoren en de drie reeds alom bekende dieven in verzekerde bewaring stellen.
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Onze vader stierf echter enkele jaren eerder dan onze moeder, die steeds veel op had met de priesters, met name die in Jeruzalem; wat die haar met een vroom gezicht zeiden, nam zij aan als Gods woord.
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Wie echter uit liefde voor de wereld en voor zichzelf de waarheid en alle goedheid daarvan de rug toekeert, en dus noodzakelijkerwijs zondigt tegen de waarheid en haar goedheid, die de eeuwige zuivere liefde in God is, die zondigt ook tegen Gods orde en tegen de onwrikbare gerechtigheid daarvan, en vervloekt zichzelf.
Hoofdstuk 22: Over de bestemming van de mensen (12.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Die vrome godsdienaren maakten echter maar al te gauw gebruik van de blinde lichtgelovigheid van onze moeder; ze spiegelden haar de hemel buitengewoon prachtig voor in de meest bonte kleuren; de hel (scheoul) daarentegen zo verschrikkelijk afschuwelijk als een mens zich in zijn boosaardigste fantasie maar voor kan stellen. Om te zorgen dat onze moeder reeds op deze wereld volkomen verzekerd kon zijn van de hemel, raadden de ontzettend vrome priesters haar aan om alles te verkopen en het geld aan de tempel te offeren; ook onze vier zusters moest zij aan de tempel geven, om er voor te zorgen dat zo hun maagdelijke reinheid en kuisheid bewaard zou blijven. Want als een van haar dochters zich vóór het huwelijk aan een man zou geven, zou die zonde de ziel van onze moeder voor eeuwig tot de diepste afgrond van de hel verdoemen. Als onze moeder echter zou doen wat hij als priester, die dag in dag uit met God omging en Zijn wil kende, haar aanraadde, dan zou zij na het afvallen van haar lichaam niet alleen direct in het hemelse paradijs komen, maar ze zou tot nog grotere heiliging van haar ziel ook door de tempel verzorgd worden in het heilige tehuis voor weduwen, waar op sabbats en hoogtijdagen de vroomste weduwen door Gods engelen bediend werden en geen duivel hun ziel meer kon naderen om die te verleiden.
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Wij begonnen ons aan de rijkdommen van de welgestelden te vergrijpen, en door onze sluwheid lukte het steeds om er heelhuids vanaf te komen. Dat gaf ons toch nog een beetje vertrouwen in onze pakketjes, en een paar jaar lang ging het ons met onze bezigheden heel goed af. Deze keer waren wij echter niet voorzichtig genoeg en werden wij gegrepen, maar dat maakt ons echt niets uit; want wij zijn al gewend aan alle mogelijke ellende en wij hebben allang helemaal genoeg van het leven, en ieder van ons verlangt naar de dood. Maar voordat wij eventueel aan het kruis worden gebonden, moet de meest afschuwelijke vloek luid uitgesproken worden over de hele aarde, over alle mensen en andere schepselen, over de zon, de maan en de sterren en over de natuurkracht die ons tot zo'n ellendig leven riep; wij zullen de mensen laten zien hoe het er met hun enig ware God, Zijn wetten en Zijn priesters voor staat en wat ze waard zijn.
Hoofdstuk 16: Het levensverhaal van de rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Heer en meester, het zou nu toch echt tijd zijn om over dit werkelijk helse gebroed een vernietigend gericht te laten losbarsten; want deze ergsten van alle ergen moeten wel zo'n groot aantal gruwelen aan hun medemensen hebben begaan, dat geen mens het aantal daarvan meer kan uitspreken! Maar deze drie mensen gaan mij als heiden echt ter harte, en ik zal hun geen straf opleggen maar hen vrijlaten, en ze moeten en zullen hun leven lang in mijn huis een goed onderkomen hebben en mij als trouwe getuigen steeds terzijde staan, wanneer het erom gaat die duivels in de tempel in Jeruzalem zo krachtig mogelijk tegen te werken. Laat er nu maar gauw weer eens zo'n Joodse priester bij mij komen, zoals heel vaak gebeurt, met een klacht over iemand van wie hij nog een tiende te innen heeft. Dan zal ik hem wel zeggen hoe hij heet, en wat voor recht hij van mij kan verwachten! En als ik eenmaal het tijdelijke heb verlaten, dan zal mijn dierbare zoon Kado wel in mijn geest weten door te gaan.'
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Dat God Zich echter niet zo snel en gemakkelijk laat vinden als veel mensen graag zouden willen, heeft de volgende zeer wijze reden: als de mensen met weinig moeite zouden vinden wat ze zochten, dan zou datgene wat ze gevonden hebben weldra geen waarde meer voor hen hebben en zouden ze zich weinig moeite getroosten om nog verder te zoeken en te speuren; ze zouden traag worden, en dan zou de door hen zo gemakkelijk en snel gevonden geestelijke schat hun nog minder van nut zijn dan wanneer ze die schat voortdurend angstvallig moeten zoeken en in deze wereld toch maar zelden en met veel moeite helemaal vinden. Daarom vinden grote openbaringen maar zelden plaats, opdat de mensen in de angst van hun zielennacht zelf aan het werk moeten en met alle ijver de eeuwige waarheid en dus Mij moeten zoeken.
Hoofdstuk 19: Over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Ik zei: 'Dat is ook nog heel aards en menselijk gesproken! Want kijk, ook voor de goddelijke geest in de mens bestaat er geen vergankelijke tijd of een beperkte ruimte, en dus ook geen verleden of een verre toekomst, maar alleen een eeuwig heden! Maar in deze wereld heeft alles zijn tijd, en er rijpt geen vrucht aan de boom reeds tijdens de bloei; als jij je echter vast voorneemt om van nu af aan onwrikbaar volgens Gods wil te leven en te handelen, zul je weldra ook anders praten.
Hoofdstuk 25: De natuurlijke mens en de mens die van Gods geest doordrongen is De Heer onderweg van Jericho naar Nahim in Judea (Lucas 19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Ik raadde hem echter aan dat achterwege te laten, omdat de knechten het met goede bedoelingen hadden gedaan. Maar Ik verlangde van de waard dat hij ons langs de achteruitgang naar buiten zou laten, omdat er aan de hoofdingang teveel mensen op Mij wachtten.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Mijn leerlingen echter bedreigden het lawaaierige volk en bevalen het te zwijgen.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[21] Toen Zacheüs echter merkte dat het volk zulke opmerkingen over Mij maakte, raakte hij vanwege Mij geërgerd over het volk; hij kwam naar Mij toe en zei hardop: 'Kijk, o heer, ook zonder het getuigenis van het volk weet ik wel dat ik een zondaar ben, en ik ben het dus ook echt niet waardig dat u, als zeer rechtvaardige, bij mij wilt verblijven; maar omdat u mij in uw grote genade toch hebt gezien en mij zo'n grote en onschatbare vriendschap betoont, wil ik de helft van mijn vele goederen aan de armen geven -en mocht ik iemand bedrogen hebben, laat die dan bij mij komen, dan zal ik het hem viervoudig terugbetalen!'
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[24] Later in huis heb Ik Zacheüs echter op al die dingen gewezen en hem geraden om verstandig en voorzichtig te zijn, wat hij ook trouw deed.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Een edelman reisde naar een ver land om daar een rijk in bezit te nemen en daarna terug te komen. Vóór zijn vertrek riep hij echter tien knechten bij zich, gaf hun tien ponden en zei: 'Handel daarmee, tot ik terugkom! Degene van jullie die mij een goede winst bezorgt, zal al naargelang zijn verdienste ook het passende loon ontvangen!'
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] De burgers van het land waren de edelman, die hun heer en koning was, echter vijandig gezind, en toen ze hoorden dat hij op reis was gegaan en de knechten in zijn plaats handelden, zonden ze hem een boodschap naar het land waar hij heen gereisd was en lieten hem zeggen: 'Wij willen dat je voortaan nooit meer over ons heerst!'
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  302 - 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327  ...