5587 resultaten - Pagina 315 van 373
... 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 ...
[19] Als er hier 'hemelse huwelijken' worden gesloten, zal ik de Heer vragen haar tot vrouw te mogen hebben, ook al zou haar gestalte helemaal niets veranderen, want haar geest is nog even vervuld van verheven ideeën als indertijd, toen ze mijn leerlinge was. O, dat was een heerlijke tijd! Toentertijd had ik contact met geesten uit de hemelen, ja ik voerde gesprekken met engelen. Toen was ook zij een engel. O, wat was dat een heerlijk stralen en terugstralen van licht uit de hemelen! O heilige ogenblikken van het aardse bestaan! Gods hemelen moeten wel van onuitsprekelijke schoonheid zijn, maar ook de aarde is mooi voor hem, die God in zijn hart erkent en Hem uit al zijn krachten werkelijk liefheeft. O Mathilde, wat was je op aarde: een zon onder de lieflijke wezens van jouw geslacht! En wat ben je nu? Een erbarmelijke schaduw van een dorre distelstruik in de schemering van het laatste kwartier van de maan! O Heer! Wezens, die na een eeuw het graf ontstijgen, kunnen er toch onmogelijk ellendiger uitzien.'Hoofdstuk 91: Een gedenkwaardige levensgeschiedenis, die ook de officier interesseert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Maar Ik zeg: 'Sta op, Mijn zoon! Als Ik jou 'zoon' noem, ben je zonder zonden, want wie zoals jij liefde draagt in zijn hart, heeft geen zonden meer! En al zou hij zonden hebben zoveel als er zand is in de zee en gras op de aarde, dan zijn ze hem allemaal vergeven, omdat hij liefde heeft in zijn hart!'
Hoofdstuk 87: Het diepste verlangen van de officier. De Vader openbaart zich aan hem die Hem liefheeft. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Met wijdopen armen zeg Ik echter tegen hem: 'Mijn zoon, jij blijft hier! Je hebt niet voor niets zo'n liefde, die Mij aan jouw hart heeft gedrukt, voor Mij gevoeld. Ik ben immers jouw waarachtige Vader in alle eeuwigheid. De blinddoek die jouw ogen belette om Mij meteen te herkennen, zij voor eeuwig van je weggenomen! Nu verheugt de Vader zich dat Hij zo'n lieve zoon aan Zijn hart kan drukken! De zoon moet vrij zijn, anders verdraagt hij de almacht van de Vader niet. Jij bent nu vrij geworden, kom daarom hier aan het langverwachte hart van je eeuwige, almachtige, enig ware Vader!'
Hoofdstuk 87: Het diepste verlangen van de officier. De Vader openbaart zich aan hem die Hem liefheeft. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] De officier volgt Mijn raad op en zegt: 'Allerbeste vriend, het spijt me dat ik je moet verlaten, maar je weet dat de tijd van een krijgsman tot op de minuut is vastgelegd en ik daarom met mijn troep verder moet trekken naar de plaats van onze militaire bestemming. Daarom vaarwel! Het zal mij een grote vreugde zijn je zo spoedig mogelijk weer ergens te ontmoeten!' Nu omarmt de officier Mij nogmaals, kust Mij met tranen in de ogen en wil daarop met een zichtbaar bezwaard hart weggaan.
Hoofdstuk 87: Het diepste verlangen van de officier. De Vader openbaart zich aan hem die Hem liefheeft. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Hé, soldaten, geef acht! Presenteer het geweer voor deze man! Hij draagt weliswaar geen gouden sabelkwast aan zijn gevest, maar in plaats daarvan een tienvoudige in zijn hart. Dergelijke mannen zijn tegenwoordig zeldzaam geworden. Kom hier, rechtschapen man van eer! De borst van een krijgsman voelt weliswaar ruw aan, hij is een ware wetsmachine, maar achter die machine klopt vaak een heel warm hart voor God, keizer, vaderland, recht en orde. En aan zo'n hart in mijn borst druk ik ook jou, edelste der edelen!'
Hoofdstuk 87: Het diepste verlangen van de officier. De Vader openbaart zich aan hem die Hem liefheeft. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] De vrouw zegt: 'Achtenswaardige vriend, wat had de nobele man dan daarop moeten zeggen? Hij wist maar al te goed hoe slecht er met aristocraten over zulke zaken valt te praten. Het enige dat ik met gebroken hart kon opvangen was, dat hij voor al het goede dat hij in dit huis had genoten, wenend bedankte en er tenslotte aan toevoegde: 'Geachte ouders van dit edele kind, ik heb uw huis, en God is mijn getuige, nooit gezocht. U hebt veeleer door allerlei schitterende beloften geprobeerd mij voor u te winnen. Toen ik in uw huis kwam, bracht ik u als eerlijk man mijn opvoedkundige principes duidelijk onder ogen. U was daarmee volkomen tevreden en zei toen, terwijl u mij aan uw hart drukte: 'Vriend, wij zijn rijk en hebben bezittingen; dank zij deze aanstelling kunt u levenslang in uw onderhoud voorzien!'
Hoofdstuk 91: Een gedenkwaardige levensgeschiedenis, die ook de officier interesseert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Reeds brandend van ongeduld en tevens vol ergernis over die oude man die dit meisje zo misbruikt had, zegt de officier: 'Ik smeek je om godswil, hou toch eens op! Dat jou onrecht is aangedaan, is wel duidelijk, maar helemaal onschuldig aan deze geschiedenis ben jij toch niet. Voor jouw slechte aandeel ben je reeds onder Gods toelating getuchtigd en hij, die oude man, zal de Heer ook niet het geringste schuldig blijven. Vergeef hem daarom van ganser harte en kom dan met mij mee naar God de Heer; Hij zal alles weer in orde brengen! Maar je mag geen woede in je hart koesteren, maar liefde, zelfs voor de grootste vijanden! Dan zul jij ook volop liefde vinden bij God.'
Hoofdstuk 90: Nog enkele levensgeschiedenissen. Het geduld van de officier wordt wederom op de proef gesteld. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] De officier zegt: 'Hou alsjeblieft op met dat 'heer'! God alleen is de Heer; wij zijn allemaal broeders en zusters. O Heer, hoe ontzettend dom zijn Uw mensen toch geworden! Het gebed, de zalige verheffing van ons hart tot U, heilige Vader, houden ze voor een soort boetedoening, een drukkend kruis! O, dat is toch al te gek! Maar helaas, hun in hoge mate zinloze manier van bidden, waardoor de geest slechts gedood wordt, is in wezen ook niets anders. Die lieden oordelen tenminste heel juist over hun manier van bidden en daarom moet men geduld met hen hebben, maar men moet hen wel een beetje wakker schudden, anders zakken zij steeds verder weg in hun domheid. Heer, heb geduld met de domheid van de armen! Slecht zijn ze bepaald niet, maar wel dom als een ezel! Dat mag echter niets uitmaken, want ze laten zich immers beleren. Alleen moet men hen vaak tegen wil en dank een wat flinkere duw geven; dan laten ze hun domheid eerder varen. Misschien komen er nog zo'n paar oude vrouwen hierheen?'
Hoofdstuk 89: Vragen en wensen van het volk. Het geduld van de officier wordt op de proef gesteld. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Nu sluit hij Mij in zijn armen, kust Mij en zegt daarop: 'Werkelijk, er is veel moois dat het hart vaak met vreugde vervult, maar het heerlijkste is toch de eerste vriendschapskus van twee rechtschapen mannen! Laat je daarom door mij ook zo warm mogelijk begroeten! Jouw woorden die je zojuist tot Robert richtte, hebben mij duidelijk gemaakt dat jij een man bent, die hoofd en hart op de juiste plaats draagt. Hé soldaten, nog éénmaal: - drie keer 'in het geweer!', grenadiersmars en presenteer!'
Hoofdstuk 87: Het diepste verlangen van de officier. De Vader openbaart zich aan hem die Hem liefheeft. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] De officier zegt: 'Dus deze man zou het zijn? Dat is toch dezelfde die zojuist het soldatenvolk met zeer lovende woorden in bescherming nam! Aha, die man bevalt me heel goed, ook al hoeft hij daarvoor geen God te zijn. Wanneer het hart van een man door woord en daad blijk geeft van gerechtigheid, goede gezindheid, liefde voor orde en recht en oprechte liefde voor zijn naasten, dan is hij, ook al is hij niet direct een god, toch zeker vervuld van een sterke geest uit God. Hij verdient daarvoor de hoogste achting en liefde van ieder rechtschapen denkende man, en deze betuig ik uit al mijn krachten ook aan deze man, bij wie ik zulke eigenschappen met vreugde heb ontdekt.
Hoofdstuk 87: Het diepste verlangen van de officier. De Vader openbaart zich aan hem die Hem liefheeft. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Helena zegt: 'Ik smeek u, spreek niet zo gezwollen! Uw complimenten kunt u wel thuis laten! Denkt u dan dat ik er zo eentje ben, die zich door complimenten laat inpakken? Kijk, dat zeg ik u meteen: dan draait Onze-Lieve-Heer zich om en zegt: 'Dat wordt niets!' Kijk, ik ben een door en door gewiekste! Begrijpt u mij? In Oberlerchenfeld moet men anders praten als men een nog overgebleven gansje wil vangen! Denkt u dan dat ik uw verlangens niet ken? Alleen mijn gezichtje bevalt u, maar mijn hart is in uw ogen voor de poes! Het hindert u natuurlijk dat ik niet zo welbespraakt ben als een opgepoetste stadsjuffer, maar dat is juist goed, want daardoor zorg ik ervoor dat ik door u met rust word gelaten. Spreekt u maar verder met mijn man! Die spreekt beter Hoogduits dan ik, maar geloof wat hij u zegt, anders zult u nog lang geen hemel te zien krijgen!'
Hoofdstuk 86: Antwoord van de ongelovige officier. Helena bemoeit zich ermee. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Johan zegt: 'Jullie domme dwazen! Heeft God de Heer dan twee harten; een klein hart, vol van de hoogste liefde en barmhartigheid, en een groot hart, overlopend van toorn en een gerechtvaardigd, onverbiddelijk verlangen om te straffen? Hoe kan God, het meest volmaakte wezen der wezens, uit een en hetzelfde hart een nooit te vermurwen toorn en tegelijkertijd de hoogste zachtmoedigheid en liefde laten vloeien? Hoe kan God een geest slechts liefhebben zolang deze in het zondige vlees gevangen is, maar hem naderhand eeuwig haten vanwege enkele fouten waartoe zijn vlees, dat dient als vrijheidsproef, hem heeft verleid?
Hoofdstuk 82: De Heer neemt de koster op. Geweldige vlammenkuur voor zijn vervloekers. Einde van de scène in de Stefanusdom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Ik zeg echter heel ernstig tegen hen: 'Hebben jullie nooit gelezen: 'Wees barmhartig en gij zult barmhartigheid ondervinden!' Hoe zag het er met jullie barmhartigheid uit? Hebben jullie de hongerigen gespijsd, de dorstigen gelaafd, de naakten gekleed, de gevangenen verlost en de kleinmoedigen getroost? Nee, dat hebben jullie nooit gedaan! Jullie waren altijd danig tegen Mij en hebben Mijn leer met voeten getreden! Omdat jullie zo hard en onverbeterlijk zijn, geschiede met jullie, wat jullie uit de grenzeloze hardheid van je hart aan deze echte broeder van Mij hebben gegeven!'
Hoofdstuk 82: De Heer neemt de koster op. Geweldige vlammenkuur voor zijn vervloekers. Einde van de scène in de Stefanusdom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Zoals te zien is bij de roomse kerk, is juist in deze kerk, behalve dan de Naam van de Heer en Zijn leerlingen, niets meer van Zijn leer te vinden: geen deemoed, geen zachtmoedigheid, geen greintje geduld en nog minder liefde tot de naaste! Over geloof praten we maar helemaal niet meer. Het geloof in de macht van goud en zilver, ja, dat staat nog overeind! Wat zou er allemaal moeten gebeuren om een paus ooit tot het geloof te brengen dat men het rijk Gods niet in de grote schatten van de wereld vindt, maar alleen in een zuiver, deemoedig en van liefde vervuld hart!
Hoofdstuk 80: De koster geeft meer opheldering. Bittere waarheden voor Rome's eminentie. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Helena zegt: 'Nou, weet u dan wel, wat voor een gekunsteld Duits u spreekt? Ziet u, iedere taal is mooi en goed als ze maar uit een eerlijk hart en een eerlijke mond komt. Een taal mag nog zo beschaafd zijn, maar wat is ze waard als ze uit een echt spitsboevenhart komt? Wat hebt u dan liever: dat ik netjes Hoogduits spreek, maar u bedrieg, of dat ik echt op z'n Lerchenfelds praat en het daarbij doodeerlijk met u meen? Een zuiver Hoogduitse uitspraak is hier in Wenen gewoonlijk aanstellerij. De een spreekt Hoogduits omdat hij de mensen wil doen geloven dat hij een geleerde is, een ander spreekt Hoogduits om bij het schone geslacht veroveringen te maken, maar heeft daarbij gewoonlijk de gemeenste bedoelingen, zoals ik maar al te vaak heb ondervonden. Zo gaat het ook toe op kantoren en kanselarijen: de beambten die echt Hoogduits spreken, zijn gewoonlijk ook de grofsten, verwaandsten en domsten en willen met hun deftige taal alleen hun fouten verbergen. Zegt u eens, is dat alles geen echte schelmerij? En dat noemt u een beschaafde taal, die de mensen nodig hebben om anderen flink te bedotten? Hou daar nu maar vlug over op, anders word ik er nog misselijk van!'
Hoofdstuk 86: Antwoord van de ongelovige officier. Helena bemoeit zich ermee. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)