10915 resultaten - Pagina 315 van 728
... 303 - 304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 ...
[9] Nu gebeurde het echter dat de heer terugkwam, nadat hij het rijk had ingenomen, en hij riep eerst dezelfde tien knechten bij zich, aan wie hij het geld gegeven had om ermee te handelen, om te vernemen hoeveel winst ieder van hen gemaakt had.Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] De derde, geheel luie knecht stelt echter déze tijd voor, waarin de Farizeeën het door God aan hen gegeven pond verbergen in de ware zweetdoek voor de ogen, oren en harten van de arme en bedrogen mensheid en het ook niet in de vorm waarin ze het van God gekregen hebben op de bank van de heidenen willen zetten, zodat het de Heer ruime winst zou opleveren maar op de bank van de nog blinde heidenen zetten ze hun eigen vuilnis, dat ze tot goud uitroepen waarmee zij woeker voor hun lichaam bedrijven.
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei: 'Niemand heeft nog zijn hand naar Mij uitgestrekt om Mij te grijpen; waarom zou Ik hen dan straffen? Ik heb eerst gesproken, en nu praten zij onder elkaar en beginnen zich uit de voeten te maken; want Mijn woord heeft hun niet gesmaakt en daarvoor straf Ik die blinden niet. Wanneer ze echter eenmaal hun handen naar Mij zullen uitstrekken, zal ook de straf over hen komen, zoals Ik jullie al verscheidene keren heb getoond. Laat ze nu dus maar ongestraft praten en huns weegs gaan! Maar laten wij nu het huis van vriend Zacheüs binnengaan, dan zal hij een middagmaal voor ons klaarmaken.'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Degene bij wie Ik nog allerlei leed en rampspoed toelaat, help Ik op de juiste tijd; degene die Ik echter zijn aards trotse en zwelgend goede leventje ongehinderd verder laat genieten, draagt zijn gericht en eeuwige dood reeds in zich en dus ook overal met zich mee. Nu weet je dus ook waarom menigeen met werelds aanzien en wereldse rijkdom ongestraft verder kan zondigen en gruwelijke dingen doen tot aan de dood van zijn lichaam.'
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] (De Heer:) 'Door Mij is in deze wereld echter aan iedereen een bepaalde maat gesteld, zowel wat het goede en ware betreft als het slechte en valse.
Hoofdstuk 30: Over de maat van goed en kwaad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Hoe lang een heel harde steen echter nodig zal hebben, voordat hij ook maar enigszins zachter wordt tot een soort aarde die nog lange tijd onvruchtbaar is, dat is een vraag die de meest volmaakte engel die zich in het hoogste hemelse licht bevindt zelfs niet kan beantwoorden; want dat weet alleen de Vader, die in Mij is, zoals ook Ik in Hem.
Hoofdstuk 30: Over de maat van goed en kwaad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Het begin zullen de Joden weldra meemaken, evenals later andere rijken met hun vorsten en volkeren; over niet helemaal 2000 jaar zal er echter nogmaals een heel groot en algemeen gericht komen, tot heil van de goeden en tot verderf van de wereldse groten en de volkomen liefdeloze mensen.
Hoofdstuk 30: Over de maat van goed en kwaad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Er stond echter nog veel volk op straat dat Mij nog een keer wilde zien en spreken; want de dienaren van Zacheüs hadden bekend gemaakt wat Ik met diens zoon had gedaan. Maar Ik liet Me niet van de wijs brengen en liep zonder Mij te laten ophouden snel tussen de menigte door. Omdat echter enkele honderden mensen Mij wilden begeleiden, bleef Ik heel even staan en beduidde degenen die Mij achterna liepen dat ze moesten omkeren en naar huis moesten gaan, wat ze dan ook deden.
Hoofdstuk 31: Het heidense dorp met de tempel van Mercurius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] We kwamen bij een dorpje dat de Grieken toebehoorde. Midden in dat dorpje bevond zich op een heuvel een tempel, die aan de heidense god Mercurius was gewijd. Voor het gedogen van die heidense tempel in het Joodse land moesten de bewoners van dat dorp echter jaarlijks een aanzienlijke schatting betalen aan de tempel in Jeruzalem, waarna ze van de tempel dan toestemming kregen om hun god Mercurius weer gedurende een heel jaar offers te brengen en bepaalde feesten ter ere van hem te houden. Vandaag voor de Romeinen was het een dag van Mercurius, hoewel het voor de Joden de dag na de sabbat was -was het echter juist een feestdag van de bovengenoemde heidense god, en de Grieken waren druk bezig met hun afgod.
Hoofdstuk 31: Het heidense dorp met de tempel van Mercurius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Maar Ik zei tegen hen: 'Luister, jullie blinde heidenen zouden jullie knieën en hart liever voor de enig ware God van de Joden dienen te buigen! Want deze dode en machteloze afgod van jullie is een werk van mensenhanden, en dus veel minder dan het kleinste, onaanzienlijkste mosplantje; de ene en enig ware God van de Joden heeft echter puur vanuit Zichzelf hemel en aarde en alles wat zij draagt geschapen. Daarom moeten alle mensen alleen in de ene, ware God geloven, Hem alleen aanbidden en geen andere, dode afgoden hebben en die met allerlei dwaze en de menselijke waardigheid onterende ceremoniën eren.'
Hoofdstuk 31: Het heidense dorp met de tempel van Mercurius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] NOTA BENE: Hier komt een gebeurtenis voor, die grote overeenkomst vertoont met die, welke zich in het eerste jaar van Mijn onderricht in Naïn in Galilea heeft afgespeeld. De nu volgende vond echter plaats in Nahim in Judea - en deze twee gebeurtenissen, die erg veel op elkaar lijken, moeten dus niet met elkaar verwisseld worden.
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Dit teken veroorzaakte echter bij allen die daarbij aanwezig waren -zelfs Mijn oude leerlingen niet uitgezonderd - een regelrechte ontzetting, zodat enkelen op de vlucht sloegen en anderen er van louter verbluftheid verstomd bijstonden en geen woord durfden te zeggen.
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Aangezien de zon echter reeds was ondergegaan, zei Ik tegen de Grieken: 'Ik laat jullie helemaal vrij; als jullie een onderkomen vinden, kunnen jullie vannacht hier in Nahim blijven, of ook naar huis gaan. Noch het ene noch het andere zal voor jullie een nadeel zijn.'
Hoofdstuk 35: Over het toelaten van nood en ziekte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Iedereen - en vooral de weduwe, die heel goed wist voor hoeveel gasten zij eten had klaargemaakt -begon zich er echter buitengewoon over te verbazen dat er nu meer dan drie keer zoveel gasten al een uur lang aten en dronken, terwijl men aan de schalen nog niet merkte dat de spijzen daarin minder waren geworden. Ook de wijnkaraffen leken zichzelf opnieuw te vullen.
Hoofdstuk 36: Waarom de Heer de weduwe bezoekt (5.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Wie in Mij gelooft, Mijn wil doet en Mij boven alles liefheeft en zijn naaste als zichzelf, bij hem zal Ikzelf komen en Mij getrouw aan hem openbaren. In de toekomst zal het echter zo zijn, dat tenslotte iedereen die waarachtig naar Mij als de eeuwige waarheid verlangt, door Mij onderricht zal worden; want Ik, die de waarheid in de Vader ben, ben als een Zoon, maar de eeuwige liefde in Mij is de Vader. Wie dus door de liefde of de Vader aangetrokken wordt, komt ook tot de Zoon ofwel tot de waarheid.
Hoofdstuk 37: De voorwaarde voor een persoonlijke openbaring van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)