Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 316 van 1490

...  304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329  ...
[8] En omdat een theosofisch theocratisch instituut in feite niets anders is dan goed geconditioneerde toverij, gehuld in allerlei mysterieuze, maar op zich zelf nietszeggende ceremoniën en legio wijze spreuken, leerstellingen en wetten, staat het ook onvermijdelijk hetzelfde lot te wachten als wat iedere enigszins zwak geworden magiër iedere dag kan verwachten. Door dit alles, mijn oude vriend Marcus, zul je wel gemakkelijk de zuivere reden zien, waarom het voor mij persoonlijk niet uitmaakt met welke goede godsdienstige leer ik te maken heb, als ik er maar de beste voordelen voor het leven in zie; maar als deze niet duidelijk naar voren komen, zoals hier het geval schijnt te zijn, dan kan niemand mij toch kwalijk nemen, dat ik mijn instituut zo goed ik kan verdedig zolang het mij een goed bestaan biedt. Dat die verdediging slechts binnen bescheiden grenzen van het mogelijke moet blijven, zal met het oog op de machtige Romeinen hopelijk niet moeilijk voor je te begrijpen zijn. Ik denk nu ook, dat jij me deze geschiedenis hier niet meer serieus als een zuiver wonder wilt laten geloven?!
Hoofdstuk 163: Het materialistische geloof van de aanvoerder der Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (CYRENIUS:) 'Toen zei Marcus tegen jou: 'Vriend, uit deze lange redevoering van je maak ik op, datje hart reeds zeer verhard is en men je moeilijk raad kan geven en helpen! Want als iemand aan de grootste autoriteiten op het gebied van de waarheid geen reëel geloof meer kan schenken, en alles op aarde voor bedrog houdt en verklaart, dan is bij hem alles opgehouden wat hem op zijn levensweg tot een beter licht had kunnen dienen! Zeg me, of denk er bij jezelf over na: Wat voor belang zouden wij er bij hebben om je meer licht te geven? Wij hebben kolossale schatten in een onbeschrijflijke hoeveelheid; aan goud, zilver en de kostbaarste edelstenen hebben wij geen gebrek; ook zijn onze voorraadkamers vol graan en.de kelders vol met de edelste wijnen, zoals jullie er op wonderbaarlijke wijze al één hebben geproefd, -waar jullie nu niets meer van schijnen te weten! Wij hebben van jullie dus helemaal niets nodig en spreken, terwijl we zelf door en door verbaasde getuigen zijn, onmogelijk iets anders dan de zuivere waarheid! Waarom willen jullie ons dan niet geloven?
Hoofdstuk 164: De godsdienstfilosofie van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Op deze zeer rake woorden van de oude, brave Marcus zei jij een poosje helemaal niets, -maar je dacht bij jezelf het volgende: 'Verdraaid! Nu heb ik mijn vingers al gebrand! Dat krijg je met die ellendige waarheid! Zolang men liegt als een beer, komt men overal goed de wereld door; maar als er maar één waar woord in een verder goed in elkaar zittende leugen gemengd wordt, -haal je je meteen een hyena op de hals! Wat moet ik nu doen om deze Romein milder te stemmen? Ik zal nu zoals een kameleon meteen een andere kleur aannemen, en alle duivels zouden in het geweer moeten komen als ik die oude Romeinse vos niet tot een betere mening over ons kan brengen, anders kan dit domme gepraat ons in de grootste problemen brengen! Met het eerlijkste gezicht van de wereld zal hij nu door mij dubbel en dwars belogen worden en ik durf te wedden, dat hij ons allervriendelijkst als zijn nieuw gewonnen vrienden zal begroeten! Alleen is de vraag, -hoe moet ik hem in de rede vallen?! Moeilijk zal het niet worden; want ook hij schijnt na te denken hoe hij ons met nog duidelijker bewijzen voor zijn zaak kan winnen en ons van mening kan doen veranderen!'
Hoofdstuk 164: De godsdienstfilosofie van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ( CYRENIUS:) 'Hierop zei Marcus, terwijl jullie al hierheen kwamen: 'Van boos worden is hier geen sprake; maar bevallen kan het me van jullie ook niet als jullie mij droogweg er van willen betichten, dat ik alleen om jullie ondergang te bewerken er plezier in heb, om jullie met deze wonderbaarlijke dingen grove leugens op de mouw te spelden. Ik ben geen leugenaar en geen bedrieger, maar -meer dan jullie dat ooit waren -een groot vriend van de exacte waarheid. Wat zou ik er aan hebben om tegen jullie te liegen?! Dat jullie het met moeite zouden geloven, ofschoon het volgens de strikte waarheid zo is, wist ik wel bij voorbaat; ik ken immers menige deugd van de Farizeeën, waaronder ook hun totale ongeloof in alle goddelijke dingen.
Hoofdstuk 165: Marcus spreekt over geloof en ongeloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Het is met ons Farizeeën gedaan en we zullen voortaan niets anders meer te doen hebben dan in het graf te gaan liggen en daar als een dier te creperen! Wat moeten wij met ons oude bedrog, terwijl hier van alle kanten zulke waarheden zich boven ons als bergen beginnen op te stapelen? Als het wild in de bossen zullen we worden opgejaagd en vervolgd, en we zullen te gronde gaan in het slijk van onze nacht en duisternis! Maar ja, het is nu eenmaal zo en wij kunnen er niets aan doen dat op deze lieve aarde dagen en nachten elkaar steeds aflossen. Zoals de dag de nacht verteert, zo verteert de nacht ook weer de dag, en nu eens volgt op een lange nacht een heel korte en koude dag, -en dan weer omgekeerd. Op de winter volgt de zomer, en daarop weer de winter; op deze lieve aarde is alles aan een voortdurende wisseling onderworpen. Wie vandaag lacht, kan morgen treuren, wenen en weeklagen!
Hoofdstuk 166: De bekering van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Deze raad geldt in eerste instantie natuurlijk voor jou, maar later ook voor al je nakomelingen. En als er onder je dienaren iemand verkwistend is, maan hem dan tot juiste spaarzaamheid, plaats hem dan een tijdje buiten je gunst en laat hem zien, dat een verkwister ook vaak iemand is die zichzelf liefheeft en na verloop van tijd zijn broeders tot last is, terwijl hij in tijd van nood met zijn op de goede manier gespaarde geld zijn armere broeders bij zou moeten springen.
Hoofdstuk 168: Over gierigheid en spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Houd in jouw huis deze leer voortaan in ere, dan zal Mijn zegen nooit daarvan weggenomen worden! - Wel, heeft er nog iemand iets te vragen? Laat hij dan komen met zijn vraag!'
Hoofdstuk 168: Over gierigheid en spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Vanaf deze tijd begon Ik er met Mijn leerlingen ernstiger over te praten dat Ik volgens de wil van de Vader wel naar Jeruzalem zou moeten gaan, en daar nog veel leed te verwachten had van de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden en dat Ik door hen gedood zou worden, maar op de derde dag weer uit de dood zou opstaan. (Matth. 16,21). En dat Ik dan voor eeuwig overwinnaar zou zijn van alle dood en alle vijanden van het leven, zoals Ik dat reeds op de berg van Marcus had vermeld.
Hoofdstuk 170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK richtte Mij weer vriendelijk tot Petrus en zei: 'Ik heb je niet in het minst gekleineerd door je in scherpe bewoordingen het menselijke van je te laten zien! Alles wat er op deze wereld aan menselijks is aan de mens zoals zijn vlees en de verschillende behoeften hiervan om puur aardse redenen -, bevindt zich in het gericht en is daarom hel en satan, die het toonbeeld is van alle gericht, alle dood, alle nacht en alle zinsbedrog; want al het schijnbare leven van de materie is slechts een drogleven en de waarde ervan is zoveel als niets.
Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (DE HEER:) 'Alle slechte daden die ooit door mensen op deze aarde zijn begaan, zijn voortgekomen uit de hebzucht van afzonderlijke mensen. Gierigheid is de vader van bijna alle zonden die men maar kan bedenken. Want eerst spaart men zich op inhalige wijze op alle mogelijke manieren, al zijn die nog zo slecht en verwerpelijk, waartoe men ook bedrog, diefstal en roof moet rekenen, een groot vermogen bij elkaar. Als men eenmaal rijk is, wordt men hoogmoedig en heerszuchtig; dan gaat men zich verschansen en beveiligen, huurt dienaren en knechten die iedereen moeten verdrijven die onuitgenodigd de woning van een groot en belangrijk geworden gierigaard nadert. Vervolgens koopt de rijke een hele landstreek bij elkaar, wordt hier een echte heerser, perst zijn onderdanen vaak alle bezit af en gedraagt zich als een echte tiran.
Hoofdstuk 168: Over gierigheid en spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] EBAHL, de vader van Jarah, komt naar Mij toe en zegt: 'Er is nu vast niets meer waarover wij U nog vragen zouden kunnen stellen; want we hebben hier zoveel waarheden gehoord en wonderbaarlijke dingen meegemaakt gedurende deze zeven dagen, dat wanneer we die over zevenduizend jaar zouden verdelen, er in ieder jaar een flink aantal zou zijn en de mensheid dan ook ieder jaar genoeg zou hebben om zich te verbazen en daarover na te denken. We zijn nu buitengewoon rijk geworden aan waardevolle schatten voor de geest; het komt er nu alleen nog op aan om d.~ze schatten ook daadwerkelijk in ons leven te gebruiken, -want anders Zijn ze waardeloos voor onze zielen, om wier heil het in dit leven enkel en alleen gaat. Alleen rijst hier de vraag: Zullen wij, omdat we eigenlijk toch maar zwakke mensen zijn, hiervoor steeds voldoende wilskracht bezitten? Wat moeten we doen als we in de loop der tijd door allerlei gebreken overvallen worden, waarvoor zelfs de meest goedwillende mensen vaak niet gespaard worden?"
Hoofdstuk 169: Een belofte voor hulpzoekenden. De Heer neemt afscheid van het huis van Marcus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Wie gebukt gaat onder een voor zijn kracht te grote levenslast, moet in Zijn hart tot Mij komen, dan zal Ik hem kracht geven en hem verkwikken! Want sommigen geef Ik een grotere last te dragen, opdat zij hun zwakte voelen en in hun hart naar Mij toe komen om Mij voldoende kracht te vragen, zodat ze hun grote levenslast gemakkelijker kunnen dragen; zo iemand zal Ik kracht geven tijdens iedere nood in zijn leven en hem een juist licht geven voor het bewandelen van de duistere paden van het leven van deze wereld. En wie deze te zware last wel voelt, maar niet naar Mij toe komt in zijn hart, moet het aan zichzelf toeschrijven wanneer hij bezwijkt onder de te zware last van het aardse leven.
Hoofdstuk 169: Een belofte voor hulpzoekenden. De Heer neemt afscheid van het huis van Marcus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] IK zeg: "Er is geen plek op aarde waar het zonlicht niet komt, en zo is er ook niemand die niet op zijn minst een vermoeden heeft van een almachtig goddelijk wezen. Laat hij vragen, verlangen en hopen overeenkomstig zijn geloof, dan zal hij ook hulp vinden! Alleen zijn er nu zo veel mensen, die helemaal geen geloof hebben. Deze helpen zichzelf en maken op kosten van de anderen hun levenslast zo licht mogelijk; die hebben dan werkelijk geen hulp van ons nodig. Wie van satan zijn wil, moet het maar zijn, want iemand die dat zelf wil, geschiedt geen onrecht! En verder hoef je je maar datgene in herinnering te roepen, wat Ik over de verschillende levensomstandigheden van alle mensen op de hele aarde en voor alle tijden gezegd heb, dan zul je daarin alles helder belicht vinden!
Hoofdstuk 169: Een belofte voor hulpzoekenden. De Heer neemt afscheid van het huis van Marcus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Maar IK zei: 'Laat het schip gaan waarheen het gaat; de Vader weet wel waar wij deze keer moeten komen! Nu zijn wij nog onderweg om te onderrichten, en varen naar de benedenste grote baai waar we aan de andere kant van de stad Caesarea Philippi komen, daar zullen we ons enige rust gunnen. Maar over een paar jaar zullen wij op dit schip naar Jeruzalem varen, dan zal het om iets heel anders gaan. - Nu komen we bij een plaats heel dicht bij de zojuist genoemde stad, waar geen mens iets van ons heeft vérnomen, ondanks ons verblijf van meerdere dagen aan de andere kant van de genoemde stad. Zelfs de grote brand van de stad heeft de bewoners van deze plaats niet van streek kunnen brengen. Dat moest ook zo zijn, opdat jullie bij deze gelegenheid weer een ander soort openbaring meemaken "
Hoofdstuk 170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] PETRUS kwam naar Mij toe en zei: 'Heer, waar zal het om gaan in Jeruzalem, de plaats van het grote verderf? Want daar is nog nooit iets goeds vandaan gekomen wat de mensheid gelukkig stemt, en nog nooit heeft een eerlijk mens in die stad iets troostends te horen gekregen. Daar heersen vooral hoogmoed en vervolging. Daarom dacht ik, Heer, dat het beter geweest was dat U Jeruzalem net zo gestraft had als deze kleine stad, die deze straf natuurlijk wel reeds lang verdiend had. Acht maanden geleden waren we immers al in Jeruzalem en hebben ons ervan overtuigd, dat er met de bewoners helemaal niets te beginnen valt op een paar mensen na, die echter als een paar zwaluwen nog lang geen zomer maken. Daarom ben ik van mening, dat we over deze trotse en gruwelijke stad waar Johannes pas korte tijd geleden onthoofd werd, niet veel ophef hoeven te maken en haar voor altijd moeten mijden. Want zo'n stad is het immers eeuwig niet waard, dat U haar met Uw heilige voeten betreedt. Dat is natuurlijk maar mijn bescheiden mening, zegt U mij wat U daarvan denkt!"
Hoofdstuk 170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  304 - 305 - 306 - 307 - 308 - 309 - 310 - 311 - 312 - 313 - 314 - 315 - 316 - 317 - 318 - 319 - 320 - 321 - 322 - 323 - 324 - 325 - 326 - 327 - 328 - 329  ...